Op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel g, van de Wet op de omzetbelasting 1968
(tekst met ingang van 1 december 1997) is onder meer de levering van tandprothesen
van omzetbelasting vrijgesteld; bij besluit van 16 december 1997, nr. VB 97/2943 (Infobulletin
98/7) is goedgekeurd dat onder ‘tandprothesen’ vooralsnog tevens wordt begrepen ‘andere
tandtechnische werken bestemd voor de individuele patiënt’. Dit brengt met zich dat
de aanschrijving van 14 december 1979, nr. 278-19003, waarin onder meer is goedgekeurd
dat de levering van tandtechnische werken door ondernemers – andere dan tandartsen
en tandtechnici – aan het verlaagde tarief is onderworpen, met ingang van 1 december
1997 haar belang geheel heeft verloren; deze aanschrijving had met betrekking tot
de invoer van tandtechnische werken haar belang reeds verloren bij de inwerkingtreding
van het Voorschrift In- en Uitvoer.
In § 2 van Hoofdstuk 5 van het Voorschrift In- en Uitvoer is goedgekeurd dat de heffing
van omzetbelasting ter zake van de invoer van tandtechnische werken beperkt blijft
tot een heffing met toepassing van het verlaagde tarief. Het ontmoet bij mij geen
bezwaar dat, met ingang van 1 december 1997, ook de intracommunautaire verwerving
van tandtechnische werken aan het verlaagde tarief wordt onderworpen.
Onder tandtechnische werken dienen in dezen te worden verstaan tandtechnische werkstukken
welke aan de hand van gipsmodellen, wasafdrukken en dergelijke, ten behoeve van individuele
patiënten zijn vervaardigd, zoals (gedeeltelijke) prothesen, stifttanden, kronen en
bruggen. Naar het algemene tarief blijven belast volle tanden, gegoten tinnen staafjes
voor het verzwaren en stabiliseren van gebitten, staafjes van roestvrij staal ter
versterking van gebitten met plaat van gevulcaniseerde rubber, alsmede allerlei andere
artikelen (huizen, ringen, stiften, haken, oogjes, enz.) welke kennelijk zijn bestemd
om te worden gebezigd voor de vervaardiging van tandtechnische werken als hiervoor
zijn bedoeld.
Bij de levering van tandtechnische werken die vanuit Nederland worden verzonden of
vervoerd naar een andere Lid-Staat geldt dat eerdergenoemde vrijstelling van artikel
11, lid 1, onderdeel g, meebrengt dat geen recht bestaat op aftrek van Nederlandse
voorbelasting. Het ontmoet geen bezwaar dat ter zake van dergelijke leveringen, met
ingang van 1 september 1999, het nultarief wordt toegepast ingeval de tandtechnische
werken vanuit Nederland worden verzonden of vervoerd naar een Lid-Staat die gebruik
heeft gemaakt van de in artikel 28, lid 3, sub a, jo. bijlage E, van de Zesde BTW-richtlijn
geboden mogelijkheid om deze handelingen gedurende een overgangsperiode te blijven
belasten.
Dit besluit dient ter vervanging van het besluit van 13 januari 1998, nr. VB 97/3122