Besluit van 28 juni 1999, houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer in verband met het in oppervlaktewateren op of in de bodem brengen van
schone tot matig verontreinigde onderhoudsspecie
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 24 juli 1998, nr. MJZ 98071300, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving,
gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op de artikelen 1.1, derde en vijfde lid, van de Wet milieubeheer;
De Raad van State gehoord (advies van 5 oktober 1998 , nr. W08.980386);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 21 juni 1999, nr. MJZ 99183941, Centrale Directie Juridische Zaken,
Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met de Staatssecretaris van Verkeer
en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan: