Informatiestatuut Raad voor de Transportveiligheid

[Regeling vervallen per 01-02-2005.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-07-1999 t/m 31-01-2005

Informatiestatuut Raad voor de Transportveiligheid

De minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 27, derde lid, en 89, tweede lid, van de Wet Raad voor de Transportveiligheid;

Besluit:

Hoofdstuk I. Begripsomschrijvingen

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk II. Algemene voorschriften

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De informatieverstrekking door de raad aan de minister, onderscheidenlijk door de minister aan de raad, geschiedt schriftelijk.

  • 2 In spoedeisende gevallen wordt informatie op de meest passende en snelle wijze verstrekt en zo nodig beperkt tot vitale informatie, met dien verstande dat de volledige informatie zo spoedig mogelijk wordt nagezonden.

Hoofdstuk III. Informatieverstrekking door de raad ten behoeve van de taakuitoefening van de minister

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Indien de raad het noodzakelijk acht dat een kamer die is belast met een onderzoek wordt bijgestaan door een of meer onder de minister ressorterende deskundigen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet, verzoekt de raad de minister deze daartoe aan te wijzen, onder vermelding van:

  • a. de gewenste deskundigheid, gelet op de aard van het onderzoek;

  • b. de redelijkerwijs te verwachten omvang en duur van de gevraagde bijstand.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De raad verstrekt op verzoek van de minister informatie over het gebruik dat hij van zijn bevoegdheden maakt, indien die informatie noodzakelijk is voor de uitoefening van de taak van de minister.

  • 2 Onder de bevoegdheden, over het gebruik waarvan de raad op verzoek informatie verstrekt, worden in elk geval begrepen:

    • a. het verlenen van toestemming, onderscheidenlijk het doen van een verzoek aan een andere staat, als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet;

    • b. het doen van een uitnodiging als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van de wet;

    • c. het inroepen van de bijstand van instanties en organisaties, bedoeld in artikel 47 van de wet;

    • d. het deelnemen aan een onderzoek dat wordt ingesteld door een andere staat, als bedoeld in artikel 80, eerste lid, van de wet.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De raad zendt de minister op verzoek afschrift van de informatie die de raad van derden ontvangt of aan derden verstrekt, indien deze informatie noodzakelijk is voor de uitoefening van de taak van de minister. Indien de aard of omvang van de informatie daartoe aanleiding geeft, informeert de raad de minister daarover op andere wijze.

  • 2 Onder de informatie aan derden waarvan de raad op verzoek afschrift zendt aan de minister of waarover de raad de minister op andere wijze informeert, wordt in elk geval begrepen:

    • a. de melding die wordt gedaan aan de staten en de internationale organisatie, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de wet;

    • b. het voorlopig bericht dat wordt toegezonden aan de staten en de internationale organisatie, bedoeld in artikel 48, eerste en tweede lid, van de wet;

    • c. het rapport dat wordt toegezonden aan de internationale organisatie, bedoeld in artikel 49, eerste en derde lid, van de wet;

    • d. het concept-eindrapport dat wordt toegezonden aan de staten, bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet.

Hoofdstuk IV. Informatieverstrekking door de minister ten behoeve van de taakuitoefening van de raad

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De minister informeert de raad tijdig over besluiten, voorstellen en voornemens in verband met de totstandkoming of wijziging van nationale en internationale wet en regelgeving, indien kennisneming daarvan noodzakelijk is voor de taakuitoefening van de raad.

  • 2 Onder de besluiten, voorstellen en voornemens, bedoeld in het eerste lid, worden in elk geval begrepen:

    • a. besluiten en voornemens tot het in gang zetten van een wijziging van de wet, alsmede van de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur en ministeriële regelingen, dit informatiestatuut daaronder begrepen;

    • b. besluiten, voorstellen en voornemens tot het tot stand brengen of wijzigen van regelgeving die aan de orde zijn in het kader van de Europese Unie, van internationale organisaties en van internationaal overleg waaraan Nederland deelneemt, alsmede de Nederlandse standpuntbepaling ter zake.

  • 3 De raad stelt de minister desgewenst in kennis van zijn visie op de besluiten, voorstellen en voornemens, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De minister informeert de raad tijdig over voornemens tot het uitoefenen van bevoegdheden met betrekking tot de taakuitoefening van de raad en stelt de raad in de gelegenheid zijn visie daarop kenbaar te maken binnen een op de aard der zaak toegesneden termijn.

  • 2 Onder de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, worden in elk geval begrepen:

    • a. het geven van algemene aanwijzingen als bedoeld in artikel 36 van de wet;

    • b. het geven van een opdracht aan de raad tot het deelnemen aan een onderzoek in een andere staat als bedoeld in artikel 80, tweede lid, van de wet;

    • c. het geven van een opdracht aan de raad tot het verlenen van bijstand aan een onderzoek in een andere staat als bedoeld in artikel 84, eerste en derde lid, van de wet;

    • d. het waarnemen van de taak van de raad, bedoeld in artikel 90, eerste lid, van de wet.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De minister zendt de raad afschrift van de informatie die de minister van derden ontvangt of aan derden verstrekt, indien deze informatie noodzakelijk is voor de uitoefening van de taak van de raad. Indien de aard of omvang van de informatie daartoe aanleiding geeft, informeert de minister de raad daarover op andere wijze.

  • 2 Onder de van derden ontvangen of aan derden verstrekte informatie waarvan de minister afschrift zendt aan de raad, worden in elk geval begrepen de veiligheidsaanbevelingen of andere voorstellen voor preventieve maatregelen van een andere staat, alsmede de mededeling ter zake, bedoeld in artikel 86 van de wet.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

De minister draagt er zorg voor dat de raad toegang heeft tot de registraties van ongevallen of incidenten die de minister ter beschikking staan.

Hoofdstuk V. Informatieverstrekking ten behoeve van het toezicht van de minister op de taakuitoefening van de raad

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De raad legt een besluit tot vaststelling van het bestuursreglement, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet, binnen een week na vaststelling ter goedkeuring voor aan de minister.

  • 2 Binnen een week nadat de minister het besluit omtrent goedkeuring van het bestuursreglement heeft genomen, stelt de minister de raad daarvan in kennis. Indien de minister de raad meedeelt dat daaraan de goedkeuring is onthouden, wordt de raad uitgenodigd het bestuursreglement in gewijzigde vorm opnieuw vast te stellen.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit van de raad tot wijziging van het bestuursreglement.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De raad legt een besluit tot vaststelling van de begroting en het financieel meerjarenbeleidsplan, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet, binnen een week na vaststelling ter goedkeuring voor aan de minister.

  • 2 Binnen een week nadat de minister het besluit omtrent goedkeuring van de begroting en het financieel meerjarenbeleidsplan heeft genomen, stelt de minister de raad daarvan in kennis. Indien de minister de raad meedeelt dat daaraan de goedkeuring is onthouden, wordt de raad uitgenodigd de begroting of het financieel meerjarenbeleidsplan opnieuw vast te stellen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 Het financieel verslag, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet, bestaat uit de balans en de exploitatierekening over het voorafgaande kalenderjaar, alsmede uit een toelichting.

  • 2 Op het financieel verslag zijn artikel 361, eerste en derde lid, artikel 362, eerste tot en met vijfde lid, onderscheidenlijk zevende lid, artikel 363 tot en met 390 en artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    • a. voor ’de algemene vergadering van leden of aandeelhouders’ de algemene vergadering’, ’de leden’ of ’de aandeelhouders’ steeds wordt gelezen: de minister;

    • b. voor ’leden of houders van aandelen op naam’ in artikel 367, eerste lid, onderdeel f, en in artikel 370, eerste lid, onder-deel e, wordt gelezen: de Staat;

    • c. voor ’de winst- en verliesrekening’ steeds wordt gelezen: de exploitatierekening, waarbij de bepalingen omtrent de winst- en verliesrekening en omtrent winst en verlies zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn op de exploitatierekening, onderscheidenlijk het exploitatiesaldo.

  • 3 De toelichting, bedoeld in het eerste lid, bevat tevens informatie over de toepassing van de vergoedingsregelingen van de leden van de raad, de leden en plaatsvervangende leden van de kamers van de raad, alsmede over de toepassing van de arbeidsvoorwaarden van de medewerkers van het bureau van de raad.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 In het jaarverslag vermeldt de raad, naast het overzicht, bedoeld in artikel 26, tweede lid, eerste volzin, van de wet, in elk geval:

    • a. zijn oordeel over de getroffen voorzieningen voor de informatieverstrekking aan de raad, met name waar het de melding van ongevallen en incidenten betreft;

    • b. het aantal zaken op grond van de Wet Nationale Ombudsman en de Wet openbaarheid van bestuur, de resultaten daarvan, alsmede eventuele klachten en schadeclaims;

    • c. de relevante gegevens omtrent de gerealiseerde kwantiteit en kwaliteit van de taakuitoefening van de raad en de factoren die daarbij van invloed zijn geweest;

    • d. de relatie tussen de gegevens en factoren, bedoeld onder c, en de vooraf gestelde doelen in de betrokken begroting en het financiële meerjarenbeleidsplan, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet, mede gelet op het financieel verslag, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de wet;

    • e. de verwachte ontwikkelingen in de taakuitoefening van de raad, waarbij ook aandacht word besteed aan de investeringen, de financiering en personele aspecten, alsmede aan de omstandigheden waarvan de ontwikkeling van de kosten van de taakuitoefening afhankelijk is.

  • 2 In het onderzoeksprogramma, behorend bij het jaarverslag bedoeld in artikel 26, tweede lid, tweede volzin, van de wet, geeft de raad in elk geval zijn voornemens weer met betrekking tot het in het komende kalenderjaar te verrichten onderzoek van ongevallen en incidenten, gericht op het doen van veiligheidsaanbevelingen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De raad legt de garanties voor de onafhankelijkheid van het onderzoek dat aan andere instanties wordt uitbesteed, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de wet, binnen een week ter goedkeuring voor aan de minister.

  • 2 Binnen een week nadat de minister het besluit omtrent goedkeuring van de garanties heeft genomen, stelt de minister de raad daarvan in kennis. Indien de minister de raad meedeelt dat daaraan de goedkeuring is onthouden, wordt de raad uitgenodigd de garanties opnieuw vast te stellen.

Hoofdstuk VI. Overige informatie

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De minister draagt er zorg voor dat de raad wordt geïnformeerd over ontwikkelingen die in algemene zin van belang zijn voor het functioneren van de raad.

  • 2 Onder de ontwikkelingen, bedoeld in het eerste lid, worden in elk geval begrepen ontwikkelingen in:

    • a. overleg met de Staten-Generaal met betrekking tot het onderzoek van ongevallen en incidenten in de onderscheiden transportsectoren;

    • b. het personeelsbeleid, de informatievoorziening en de bedrijfsvoering bij de rijksoverheid.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 Uiterlijk 24 weken voor de datum waarop het verslag, bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de wet, aan de Staten-Generaal dient te worden gezonden, treedt de minister in overleg met de raad over de aanpak en de inhoud van de evaluatie en verzoekt de minister de raad de daarvoor benodigde informatie te verstrekken.

  • 2 De informatie, bedoeld in het eerste lid, omvat in elk geval een overzicht van de informatie die is vervat in de jaarverslagen die de raad in de evaluatieperiode heeft uitgebracht.

  • 3 Uiterlijk 12 weken voor de datum waarop het verslag aan de Staten-Generaal dient te worden gezonden, verstrekt de raad de minister de informatie, bedoeld in het eerste lid, desgewenst vergezeld van een toelichting.

  • 4 Uiterlijk 8 weken voor de datum waarop het verslag aan de Staten-Generaal dient te worden gezonden, stelt de minister de raad in kennis van het concept-verslag, met het verzoek hierop binnen 4 weken zijn visie te geven.

  • 5 In het verslag geeft de minister aan in hoeverre de visie van de raad is betrokken bij de finale beoordeling.

Artikel 17. Extern onderzoek

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 De minister kan een externe onderzoeker aanwijzen om de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de raad te onderzoeken ten behoeve van de evaluatie, bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de wet.

  • 2 Over het besluit tot het doen uitvoeren van een extern onderzoek informeert de minister tijdig de raad, onder vermelding van de te volgen procedure.

  • 3 Indien de minister overgaat tot aanwijzing van de derde, bedoeld in het eerste lid, is artikel 27, eerste lid, van de wet van overeenkomstige toepassing

Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Artikel 18. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop de wet, behoudens waar het gaat om het onderzoek naar ongevallen en incidenten met een zeeschip, in werking treedt.

  • 2 In afwijking van artikel 12, tweede lid, is artikel 362, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek tot en met 31 december 1999 niet van toepassing.

Artikel 19. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-02-2005]

Deze regeling wordt aangehaald als: Informatiestatuut Raad voor de Transportveiligheid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Naar boven