Instelling Werkgroep Vaarbelasting

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-04-1999 t/m heden

Instelling Werkgroep Vaarbelasting

De Staatssecretaris van Financiën,

Overwegende dat in het Regeerakkoord 1998 de opdracht is opgenomen te komen tot een vaarbelasting, welke een netto-opbrengst dient te hebben van 80 mln, dat de vormgeving van deze belasting nader dient te worden bepaald en dat het in dat verband wenselijk is een werkgroep vaarbelasting in te stellen;

Gelet op het Regeerakkoord 1998, hoofdstuk I, paragraaf 6;

Besluit:

§ 1. Instelling en taak

Artikel 2

  • 1 De werkgroep heeft als taak om te onderzoeken wat de beste vorm is waarin een in te voeren vaarbelasting zou kunnen worden gegoten, de grondslag en de doelgroep daarvan, met het oog op de realisering van een jaarlijkse netto opbrengst van 80 mln en uitgaande van invoering van de belasting in 2000, daarbij rekening houdend met een doelmatige uitvoering en Europese aspecten.

  • 2 In haar voorstel geeft de werkgroep tevens de voor- en nadelen aan van de verschillende alternatieven, zij betrekt bij haar voorstel op dat gebied bestaande regelingen in het buitenland.

  • 3 De te verwachten effecten van invoering van een vaarbelasting dienen zo concreet mogelijk zichtbaar te worden gemaakt.

Artikel 3

Bij het doen van een voorstel neemt de werkgroep de volgende voorwaarden in acht:

  • -

    de te ontwikkelen vaarbelasting dient goed inpasbaar te zijn in het fiscale stelsel. Dit betekent onder meer dat het voorstel zorgvuldig moet worden gewogen op zijn uitvoeringstechnische aspecten en handhaafbaarheid, en op zijn inpasbaarheid in de Europese context;

  • -

    het voorstel moet naar het mogelijke bijdragen aan de aanvaardbaarheid van de belastingwetgeving.

§ 2. Samenstelling en taak

Artikel 4

Tot lid, tevens voorzitter van de werkgroep wordt benoemd: J. Kamminga, Commissaris der Koningin Gelderland.

Tot lid, tevens secretaris van de werkgroep wordt benoemd: mr. T.J.A. Hoksbergen, namens het Ministerie van Financiën.

Tot leden van de werkgroep worden benoemd:

  • drs. M.H.J. Alink, namens het Ministerie van Financiën;

  • drs. J.M. Alma, namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

  • mr. L.A. de Blieck, namens het Ministerie van Financiën;

  • D. van Dijk, namens Watersportberaad;

  • drs. J.M.F. Diris, namens het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;

  • J.N. Kossen, namens het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond;

  • ir. J.F. de Leeuw, namens het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

  • mr. P.A. Nouwen, namens de A.N.W.B. Koninklijke Nederlandse Toeristenverbond;

  • A.A.N. Vink, namens HISWA Vereniging;

  • drs. J.L. de Vries, namens Stichting Natuur en Milieu;

  • drs. R.M. Smit, namens het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • mr. D.E. Witteveen, namens het Ministerie van Financiën.

Artikel 5

Ter uitvoering van haar taak kan de werkgroep zich rechtstreeks tot derden wenden voor het verkrijgen van inlichtingen en hen zo nodig ter vergadering uitnodigen om hen hun mening nader uiteen te laten zetten.

Artikel 6

De werkgroep brengt haar advies uit aan de Staatssecretaris voor 1 mei 1999, met inachtneming van de in dit besluit opgenomen bepalingen.

§ 3. Overige bepalingen

Artikel 7

De leden van de werkgroep, voorzover geen ambtenaar, ontvangen vacatiegelden alsmede een vergoeding voor de reis- en verblijfkosten volgens de bestaande rijksregelingen, voorzover niet uit anderen hoofde een vergoeding van deze kosten wordt verleend uit ’s Rijks kas.

Artikel 8

Een ieder die is betrokken bij de werkzaamheden van de werkgroep en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voorzover wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij deze werkzaamheden de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Afschrift van dit besluit wordt gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

’s-Gravenhage, 2 februari 1999

De

Staatssecretaris

van Financiën,

W.A. Vermeend

Naar boven