Besluit gezondheidszorgpsycholoog

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 06-10-2016 t/m 31-12-2023

Besluit van 17 maart 1998, houdende regels inzake de opleiding tot en de deskundigheid van de gezondheidszorgpsycholoog (Besluit gezondheidszorgpsycholoog)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 30 juni 1997, CSZ/BenO-979473;

Gelet op de artikelen 24 en 25 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Gezien de adviezen van de Raad voor de beroepen in de individuele gezondheidszorg van september 1995 en van mei 1996;

De Raad van State gehoord (advies van 7 januari 1998, no. W13.97.0384);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 maart 1998, GVM/GGZ/981425;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

  • b. opleidingsinstelling: een rechtspersoon die een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog verzorgt;

  • c. gezondheidszorgpsychologie: psychologie of pedagogiek voor zover het de individuele gezondheidszorg betreft;

  • d. cursorisch onderwijs: theoretisch en praktisch onderwijs dat aan de opleidingsinstelling wordt gevolgd;

  • e. supervisiesessie: contact tussen een aspirant-gezondheidszorgpsycholoog en een door de opleidingsinstelling aangewezen supervisor, over de door eerstbedoelde persoon verrichte diagnostiek, indicatiestelling en behandeling, alsmede over andere door die persoon verrichte taken op het gebied van de gezondheidszorgpsychologie;

  • f. praktijkopdracht: binnen het cursorische onderwijs verstrekte opdracht die in de praktijk wordt uitgevoerd en tot doel heeft de afstemming tussen theorie en praktijk te bevorderen.

Artikel 2

Om in het krachtens artikel 3 van de wet ingestelde register van gezondheidszorgpsychologen te kunnen worden ingeschreven, is vereist het bezit van een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene met goed gevolg het examen ter afsluiting van een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog heeft afgelegd, uitgereikt door een krachtens artikel 6, eerste lid, aangewezen opleidingsinstelling.

§ 2. Opleidingseisen

Artikel 3

  • 1 De opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog bestaat uit ten minste 3600 uren, die als volgt zijn verdeeld:

    • a. 810 uren theoretisch en praktisch onderwijs op het gebied van de gezondheidszorgpsychologie;

    • b. 2790 uren werkervaring op het gebied van de gezondheidszorgpsychologie.

  • 2 Het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, onder a, omvat in elk geval psychodiagnostiek, indicatiestelling en het toepassen van psychologische, pedagogische en psychotherapeutische behandelingsmethoden ten aanzien van de volgende categorieën van personen:

    • a. kinderen en jeugdigen;

    • b. volwassenen en ouderen.

  • 3 De werkervaring, bedoeld in het eerste lid, onder b, is gespreid over ten minste twee jaren en wordt in elk geval opgedaan met het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek, het stellen van indicaties en het toepassen van psychologische, pedagogische en psychotherapeutische behandelingsmethoden.

Artikel 4

  • 1 Het onderwijs, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, omvat ten minste:

    • a. 480 uren cursorisch onderwijs;

    • b. 90 uren supervisiesessies;

    • c. 240 uren praktijkopdrachten;

  • 2 Het cursorische onderwijs omvat ten minste:

    • a. 200 uren psychodiagnostiek, bestaande uit:

      • psychopathologie, met inbegrip van psychologische aspecten van somatische stoornissen;

      • methodologie van het diagnostisch redeneerproces;

      • diagnostische modellen;

      • meettheorie, psychometrie en testconstructie;

      • vaardigheid in de toepassing van de belangrijkste diagnostische methoden;

      • specifieke diagnostische vaardigheden ten behoeve van verschillende leeftijdsgroepen en maatschappelijke groeperingen, waaronder cultuurgebonden problematiek;

      • reflectie op de diagnostische attitude, met inbegrip van beroepsethische aspecten.

    • b. 40 uren indicatiestelling, bestaande uit:

      • indicaties en contra-indicaties van de onderscheiden psychologische, pedagogische en psychotherapeutische behandelingsvormen;

      • organisatie van de hulpverlening en maatschappelijke voorzieningen;

      • rapportage en dossiervorming.

    • c. 200 uren behandelingsmethoden, bestaande uit:

      • toepassing van psychologische en pedagogische technieken en psychotherapeutische deeltechnieken zowel individu- als systeemgericht;

      • leer- en cognitieve theorieën, psychodynamische theorieën, experiëntiële theorieën, systeemtheorieën en groepsdynamica;

      • behandelingsplanning;

      • tot stand brengen en hantering van de behandelingsrelatie;

      • omgaan met weerstanden;

      • procesevaluatie;

      • hanteren van groepsprocessen;

      • effecten van farmacotherapie;

      • specifieke therapeutische vaardigheden ten behoeve van verschillende leeftijdsgroepen en maatschappelijke groeperingen, waaronder cultuurgebonden problematiek;

      • 10° reflectie op de therapeutische attitude, met inbegrip van beroepsethische aspecten.

    • d. 40 uren overige beroepsspecifieke vaardigheden, bestaande uit:

      • methodologie van praktijkonderzoek;

      • voorlichtingskunde;

      • didactiek;

      • werken in teamverband;

      • interdisciplinaire samenwerking.

Artikel 5

  • 1 Tot de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog worden slechts toegelaten degenen die in het bezit zijn van een getuigschrift waaruit blijkt dat zij het doctoraalexamen psychologie, pedagogische wetenschappen of gezondheidswetenschappen met als afstudeerrichting geestelijke gezondheidskunde met goed gevolg hebben afgelegd.

  • 2 Voor zover opleidingsonderdelen als bedoeld in het derde lid geen deel uitmaakten van de opleiding die recht geeft op een getuigschrift als bedoeld in het eerste lid, is voor de toelating tot de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog vereist het bezit van een ander bewijsstuk waaruit blijkt dat zij voor die onderdelen met goed gevolg een proeve van bekwaamheid op doctoraal niveau hebben afgelegd.

  • 3 De opleidingsonderdelen, bedoeld in het tweede lid zijn:

    • a. klinische psychologie of orthopedagogiek;

    • b. persoonlijkheidsleer;

    • c. ontwikkelingspsychologie;

    • d. psychopathologie;

    • e. neuropsychologie;

    • f. diagnostische modellen en processen;

    • g. behandelingsmodellen en -strategieën;

    • h. organisatie van de gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en jeugdhulp;

    • i. juridische aspecten van de hulpverlening;

    • j. gespreksvoering, observatie en rapportage;

    • k. het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek;

    • l. stage van ten minste 520 uren, bestaande uit diagnostiek, indicatiestelling en behandeling.

§ 3. Aanwijzing opleidingsinstellingen

Artikel 6

  • 1 Onze Minister kan, op hun daartoe strekkende verzoek, opleidingsinstellingen aanwijzen die een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog verzorgen die naar zijn oordeel voldoet aan de artikelen 3 en 4.

  • 2 Onze Minister kan een aanwijzing intrekken indien de opleidingsinstelling naar zijn oordeel niet meer voldoet aan artikel 7.

  • 3 Van een aanwijzing of een intrekking van een aanwijzing wordt kennis gegeven in de Staatscourant.

Artikel 7

Voor aanwijzing komen in aanmerking opleidingsinstellingen waarvan in redelijkheid verwacht mag worden dat zij:

  • a. de artikelen 3, 4, 5, 8, 9 en 10 zullen naleven;

  • b. zorg dragen voor een evenwichtige verhouding tussen het theoretische en praktische gedeelte van de opleiding enerzijds en de werkervaring anderzijds;

  • c. zorg dragen voor het op systematische wijze bewaken en in stand houden van de kwaliteit van de opleiding.

Artikel 8

  • 1 De opleidingsinstelling stelt jaarlijks een plan vast waarin de in de artikelen 3 en 4 omschreven opleidingsonderdelen nader zijn uitgewerkt.

  • 2 Belanghebbenden kunnen het opleidingsplan, desgevraagd, inzien en daarvan afschrift verlangen.

Artikel 9

  • 1 Voor het afnemen van het examen stelt de opleidingsinstelling een examencommissie in.

  • 2 De opleidingsinstelling stelt een opleidings- en examenreglement vast dat in eik geval bepalingen bevat ter zake van:

    • a. de onderdelen van het examen en de wijze waarop deze worden afgenomen en beoordeeld;

    • b. een procedure bij verschil van mening in de examencommissie over de toe te kennen beoordeling;

    • c. een procedure bij verschil van mening tussen de hoofdopleider en de aspirant-gezondheidszorgpsycholoog over de begeleiding tijdens de opleiding;

    • d. de behandeling van klachten tegen beslissingen van de examencommissie;

    • e. een regeling met betrekking tot het herexamen;

    • f. het verlenen van ontheffing van onderdelen van de opleiding.

  • 3 De opleidingsinstelling draagt er zorg voor dat degenen die tot de opleiding zijn toegelaten tijdig kennis kunnen nemen van het reglement, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 10

  • 1 De opleidingsinstelling wijst een hoofdopleider aan die verantwoordelijk is voor de opleiding van een persoon die tot de opleiding is toegelaten.

  • 2 De hoofdopleider is gezondheidszorgpsycholoog en heeft gedurende ten minste vijf jaren ingeschreven gestaan:

    • a. in het register van klinisch psychologen van het Nederlands Instituut van Psychologen dan wel in een beroepsbekwaamheidsregister van de Nederlandse vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, of

    • b. in het krachtens artikel 3 van de wet ingestelde register van gezondheidszorgpsychologen, of

    • c. in de onder a en b bedoelde registers gezamenlijk.

§ 4. Behandelingsmethoden

Artikel 11

  • 1 De psychologische behandelingsmethoden, bedoeld in artikel 25 van de wet, houden in:

    • a. het ten behoeve van de behandeling tot stand brengen van een relatie met de patiënt door de gezondheidszorgpsycholoog, alsmede het onderhouden van deze relatie;

    • b. het bewerkstelligen van gedragsveranderingen die leiden tot vermindering van klachten;

    • c. het in contact brengen van de patiënt met diens gevoelens en betekenisverlening;

    • d. het beïnvloeden van de positie van de patiënt in de sociale omgeving waarbinnen de stoornis of klacht is ontstaan of die een rol speelt bij het in stand houden ervan;

    • e. het met het oog op de klachten van de patiënt begeleiden van diens naaste betrekkingen.

  • 2 De methoden, bedoeld in het eerste lid, zijn gebaseerd op het wetenschapsgebied van de psychologie en de orthopedagogiek en worden steeds toegepast op basis van psychodiagnostiek en indicatiestelling.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 17 maart 1998

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Uitgegeven de vierentwintigste maart 1998

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven