Wijziging Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en enige andere regelingen

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-01-2000 t/m heden

Artikel IV

[Red: Wijzigt de Beschikking wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen en de omzetbelasting.]

Artikel VI

Voor zover belastbare feiten in de zin van de Successiewet 1956 hebben plaatsgevonden op of na 1 januari 1997 en verkrijgingen zijn als bedoeld in artikel 25, negende lid, of artikel 26, derde lid, van de Invorderingswet 1990 en ter zake van die verkrijgingen reeds betalingen zijn verricht op een belastingaanslag zonder dat de belastingschuldige een beroep op genoemde artikelen heeft gedaan, kan hij alsnog schriftelijk een beroep doen op die artikelen en de artikelen 6 en 6a van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. De ontvanger verleent uitstel van betaling en voorwaardelijke kwijtschelding op de voet van genoemde artikelen alsof die betalingen niet hebben plaatsgevonden. Voorzover dit meebrengt dat de belastingschuldige meer heeft voldaan dan hij met toepassing van genoemde artikelen reeds had behoeven te doen, wordt dat meerdere bij voor bezwaar vatbare beschikking aan de belastingplichtige terug gegeven.

Artikel VII

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998, met dien verstande dat:

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Financiën,

W.A. Vermeend

Naar boven