Besluit gebruik meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2024.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2007

Besluit van 1 december 1997, houdende regels betreffende het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen (Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 25 juni 1997, No. J. 975376, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 6, 7, 15 en 65 van de Wet bodembescherming;

De Raad van State gehoord (advies van 14 oktober 1997, nr. W11.97.0391);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 20 november 1997, No. J. 9712655, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder grond, meststoffen, bedrijf, landbouwgrond, fosfaat, hectare, veengrond, zand- of lössgrond en kleigrond hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet, en wordt verstaan onder:

    • a. dierlijke meststoffen: uitwerpselen van dieren, daaronder begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- of darminhoud van deze dieren en mengsels van strooisel met de uitwerpselen, alsook producten daarvan;

    • b. gebruiken van meststoffen: meststoffen op of in de bodem brengen;

    • c. grasland: grond die voor ten minste 50% uit gras bestaat dat bestemd is voor beweiding met dieren of voor de winning van het gewas voor vervoedering aan dieren;

    • d. bouwland: grond waarop ten minste een deel van het jaar een gewas wordt geteeld, niet zijnde grasland;

    • e. natuurterrein: grond met een houtopstand die de hoofdfunctie natuur heeft, heideveld, ven, hoogveenterrein, zandverstuiving, duinterrein, kwelder, schor, gors, slik, riet- en ruigtland, griend en laagveenmoeras, alsmede grasland of bouwland dat de hoofdfunctie natuur heeft;

    • f. beheer: beheer, gericht op de instandhouding van natuurwaarden, dat

    • g. overige grond: andere grond dan natuurterrein en dan landbouwgrond die tot een bedrijf behoort;

    • h. stikstofkunstmest: meststof, opgenomen in bijlage IV bij dit besluit;

    • i. vaste mest: dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn;

    • j. drijfmest: dierlijke meststoffen die verpompbaar zijn;

    • k. fruitteelt: bedrijfsmatige teelt op bouwland van vruchten, bestemd voor menselijke consumptie en groeiend aan houtige gewassen;

    • l. emissiearm aanwenden: gebruiken overeenkomstig de voorschriften die voor de desbetreffende situatie zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage II;

    • m. veenkoloniaal bouwplan: bouwplan met de teelt van fabrieksaardappelen ten behoeve van de zetmeelindustrie met een teeltfrequentie van ten minste éénmaal per drie jaar, met dien verstande dat geen sprake is van een veenkoloniaal bouwplan in de periode dat op de desbetreffende grond bloembollen worden geteeld of gras wordt geteeld;

    • n. hellingspercentage: quotiënt van het hoogteverschil en de horizontale afstand, uitgedrukt in procenten, volgens de in bijlage III bij dit besluit aangegeven meetmethode;

    • o. niet-beteelde grond: grond waarvan niet kan worden waargenomen dat deze gelijkmatig met een gewas is bedekt.

  • 2 Voor de toepassing van de artikelen 4, 4a, 5 en 6d wordt onder bouwland niet verstaan grond waarop tuinbouw in glasopstanden wordt uitgeoefend, of waarop een anderszins bedekte teelt plaatsvindt.

§ 2. Gebruik van dierlijke meststoffen op natuurterrein en overige grond

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen te gebruiken op natuurterrein of op overige grond.

  • 2 Het in het eerste lid gesteld verbod is niet van toepassing op natuurterrein waarop een beheer wordt gevoerd, indien aan het beheer beperkingen zijn verbonden ten aanzien van de gebruikte hoeveelheid dierlijke meststoffen en het gebruik daarmee in overeenstemming is.

  • 3 Het in het eerste lid gesteld verbod is niet van toepassing op natuurterrein, indien op dat terrein geen beheer wordt gevoerd waaraan beperkingen ten aanzien van de gebruikte hoeveelheid dierlijke meststoffen zijn verbonden en ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de gebruikte hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, is niet groter dan 20 kilogram fosfaat per hectare per jaar;

    • b. het natuurterrein is grasland en de daarop gebruikte hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en stikstof, is niet groter dan 70 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 170 kilogram stikstof per hectare per jaar.

  • 4 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op overige grond indien ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a. de gebruikte hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, is niet groter dan 20 kilogram fosfaat per hectare per jaar;

    • b. de overige grond is grasland of bouwland en de daarop gebruikte hoeveelheid dierlijke meststoffen, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en stikstof, is niet groter dan 85 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 170 kilogram stikstof per hectare per jaar.

§ 3. Gebruik van dierlijke meststoffen en stikstofkunstmest

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken indien de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van vaste mest op grasland waarop een beheer wordt gevoerd, indien het gebruik van vaste mest onderdeel is van het op het desbetreffende grasland van toepassing zijnde beheersregime.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Het is verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken indien de bovenste bodemlaag met water verzadigd is.

Artikel 3b

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden in de periode van 1 september tot en met 31 januari dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken indien de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid, beregend of geïnfiltreerd.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder infiltreren verstaan: aanvoeren van water op of onder het grondoppervlak door middel van een buizen- of slangenstelsel.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden in de periode van 1 september tot en met 31 januari dierlijke meststoffen te gebruiken.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is in de periode van 1 tot en met 15 september niet van toepassing op grasland, gelegen op kleigrond of veengrond.

  • 3 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van vaste dierlijke meststoffen op bouwland, gelegen op kleigrond of veengrond.

  • 4 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van drijfmest op bouwland, gelegen op kleigrond, in de periode van:

    • a. 1 september 2005 tot en met 30 november 2005;

    • b. 1 september 2006 tot en met 15 november 2006;

    • c. 1 september 2007 tot en met 31 oktober 2007;

    • d. 1 september 2008 tot en met 15 oktober 2008;

    • e. 1 september tot en met 15 september in de jaren 2009 en volgende.

  • 5 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van drijfmest op bouwland, gelegen op veengrond, in de periode van 1 september tot en met 15 september.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden in de periode van 16 september tot en met 31 januari stikstofkunstmest te gebruiken op bouwland en op grasland.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op bouwland dat gelijkmatig is beteeld met een vollegrondsgroente.

  • 3 Het in het eerste lid gestelde verbod is in de periode van 16 september tot en met 15 oktober niet van toepassing op bouwland waarop uitsluitend fruitteelt wordt uitgeoefend.

  • 4 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van ureum op bouwland waarop uitsluitend fruitteelt wordt uitgeoefend.

  • 5 Het in het eerste lid gestelde verbod is in de periode van 16 januari tot en met 31 januari niet van toepassing op bouwland dat gelijkmatig is beteeld met hyacinten.

Artikel 4b

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden op grasland de graszode te vernietigen.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is in de periode van 1 februari tot en met 15 september niet van toepassing op grasland, gelegen op kleigrond of veengrond, en is in de periode van 1 februari tot en met 10 mei niet van toepassing op grasland, gelegen op zand- of lössgrond, indien direct aansluitend op de vernietiging van de graszode op de desbetreffende grond de teelt van een gewas, genoemd in bijlage I, aanvangt.

  • 3 Het gebruik van meststoffen op de grond, beteeld met de in het tweede lid bedoelde gewassen, vindt slechts plaats voorzover uit een representatief grondmonster blijkt dat de aanwezige hoeveelheid stikstof, rekening houdend met de minerale stikstof en met de toevoer van stikstof door netto-mineralisatie van voorraden organische stikstof in de bodem, onvoldoende is om te voldoen aan de behoefte van het desbetreffende gewas. Het representatieve grondmonster wordt genomen, bemonsterd en geanalyseerd door een laboratorium dat blijkens accreditatie door Raad voor Accreditatie te Utrecht aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025, dan wel door een vergelijkbare instelling, gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel in een andere lidstaat die partij is bij een daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, die een verklaring verstrekt op basis van onderzoekingen die voldoen aan een kwaliteitsborgingsniveau dat tenminste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale onderzoekingen wordt nagestreefd.

  • 4 Het in het eerste lid gestelde verbod is in de periode van 16 september tot en met 30 november niet van toepassing op grasland, indien direct na de vernietiging van de graszode in de desbetreffende grond tulp, krokus, iris of muscari wordt geplant.

  • 5 Het in het eerste lid gestelde verbod is in de periode van 1 november tot en met 31 december niet van toepassing op grasland, gelegen op kleigrond, indien na de vernietiging van de graszode als eerstvolgend gewas een ander gewas dan gras wordt geplant of gezaaid.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen te gebruiken op grasland of bouwland, tenzij de dierlijke meststoffen emissiearm worden aangewend.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op grond, gelegen op zand- of lössgrond, waarop een veenkoloniaal bouwplan wordt uitgeoefend, alsmede op bouwland gelegen op Texel.

  • 3 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van vaste dierlijke meststoffen op grond waarop gras wordt geteeld of waarop uitsluitend fruitteelt wordt uitgeoefend, tenzij de grond een hellingspercentage heeft van 7 of meer.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Het is verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken anders dan door een zo gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt.

§ 4. Gebruik van dierlijke meststoffen en stikstofkunstmest op steile hellingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken op grond met een hellingspercentage van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder geulenerosie verstaan: de versnelde afvoer van bodemmateriaal door oppervlakkig afstromend water, waarbij geulen van meer dan 30 centimeter diepte zijn ontstaan.

Artikel 6b

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen te gebruiken op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor niet-beteelde grond met een hellingspercentage van minder dan 18 indien deze grond uiterlijk acht dagen na het gebruik van de dierlijke meststoffen gelijkmatig is ingezaaid met een ander gewas dan maïs, aardappelen of bieten.

  • 3 De in het tweede lid genoemde uitzondering voor maïs, aardappelen of bieten geldt niet voor een perceel met een aaneengesloten lengte van ten hoogste 300 meter dat aan beide einden over de volle breedte door een duidelijk waarneembare kavelgrens is afgebakend, dan wel over de volle breedte wordt begrensd door grond die gelijkmatig is bedekt met een ander gewas dan maïs, aardappelen of bieten over een aaneengesloten lengte van ten minste 100 meter.

  • 4 Voor de toepassing van het derde lid wordt verstaan onder:

    • a. lengte van een perceel: zijde van een perceel die de grootste hoek vormt met de hoofdrichting van de hoogtelijnen;

    • b. breedte van een perceel: zijde van een perceel, die de kleinste hoek vormt met de hoofdrichting van de hoogtelijnen.

Artikel 6c

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Het is verboden stikstofkunstmest te gebruiken op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer.

Artikel 6d

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Het verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken op bouwland met een hellingspercentage van 18 of meer.

§ 5. Ontheffingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan in overeenstemming met Onze Minister, op aanvraag en gehoord de Technische commissie bodembescherming, ten behoeve van onderzoek ontheffing verlenen van de in de artikelen 4, 4a, 4b, 5, 6, 6b en 6d gestelde verboden, op basis van een ingediend onderzoeksplan.

  • 2 Een ontheffing kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van Onze Ministers:

    • - de ontheffing noodzakelijk is voor het te verrichten onderzoek,

    • - het onderzoeksplan voldoende duidelijk en onderbouwd is,

    • - het voldoende aannemelijk is dat het onderzoek daadwerkelijk zal leiden tot het in het onderzoeksplan geformuleerde onderzoeksresultaat,

    • - het onderzoek voldoende innovatief is,

    • - het onderzoek voldoende beperkt in duur en omvang is, en

    • - het belang van de bescherming van de bodem zich niet verzet tegen de ontheffing.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen voor de periode van 1 tot en met 15 september ten behoeve van experimenten met het gebruik van dierlijke meststoffen op bouwland, braakland of niet-beteelde grond, gelegen op zand- of lössgrond, op aanvraag, ontheffing verlenen van het in artikel 4 gestelde verbod, op basis van een ingediend voorstel voor een experiment.

  • 2 De ontheffing kan slechts worden verleend na kennisgeving door gedeputeerde staten aan Onze Minister van de in het eerste lid bedoelde aanvraag en nadat Onze Minister ter zake de Technische commissie bodembescherming heeft gehoord.

§ 6. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Artikel 8a

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • 1 Op zand- en lössgronden wordt na de teelt van maïs direct aansluitend gras, winterrogge, bladkool of bladrammenas geteeld.

  • 2 De gewassen die na maïs worden geteeld, genoemd in het eerste lid, mogen niet worden vernietigd voor 1 februari van het daarop volgende jaar.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Dit besluit is niet van toepassing op het gebruik van mengsels van dierlijke meststoffen met zuiveringsslib, compost of zwarte grond, als bedoeld in het Besluit kwaliteit en gebruik overige organische meststoffen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Dit besluit treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gebruik meststoffen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 december 1997

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de negende december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage I. behorende bij artikel 4b, tweede lid, van het Besluit gebruik meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Aardbei

Aardappelen

Acidanthera

Andijvie

Anemone coronaria

Augurk

Bleek- en groenselderij

Bloemkool

Boerenkool

Broccoli

Buitenbloemen

Chinese kool

Courgette

Fritillaria imperialis

Gladiool

Gras

Graszaad

Graszoden

Iris

Hyacint

Karwij

Knolbegonia

Knolselderij

Knolvenkel

Koolraap

Koolrabi

Koolzaad

Krokus

Kroten

Kruiden

Laanbomen: opzetters

Landbouwstambonen

Lelie

Maïs

Meloen

Muscari

Narcis

Paksoi

Plantui, 2e jaars

Pompoen

Prei

Raapstelen

Rabarber

Rode kool

Savooiekool

Schorseneren

Sla

Spinazie

Spitskool

Spruitkool

Stam- en stokbonen

Suikerbiet

Suikermaïs

Triticale

Tulp

Vaste planten

Venkel

Voederbiet

Wintergerst

Winterrogge

Wintertarwe

Winterui

Witte kool

Zaaiui

Zomertarwe

Bijlage II. , behorende bij het Besluit gebruik meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Beschrijving van emissiearm aanwenden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit gebruik meststoffen

1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Het emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen vindt uitsluitend plaats door toepassing van de in de punten 2 en 3 beschreven methoden.

2. Emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen op grasland

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Bij het emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen op grasland wordt de mest onmiddellijk op of in de grond gebracht.

Indien de mest op de grond wordt gebracht, geschiedt dit door middel van apparatuur waarmee de mest uitsluitend in strookjes tussen het gras wordt gebracht, waarbij het gras tevoren wordt opgelicht of zijdelings wordt weggedrukt. De strookjes hebben geen grotere breedte dan 5 centimeter en de afstand van het midden van een strookje tot het midden van het naastliggende strookje is minimaal 15 centimeter.

Indien de mest in de grond wordt gebracht, geschiedt dit door middel van apparatuur waarmee de mest uitsluitend in de grond wordt gebracht in sleufjes. De sleufjes hebben geen grotere breedte dan 5 centimeter.

3. Emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen op bouwland tot 1 januari 2008

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

a. Bij het emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen wordt tot 1 januari 2008 de mest:

  • 1°. op beteeld bouwland, onmiddellijk in de grond gebracht door middel van apparatuur waarmee de mest uitsluitend in de grond wordt gebracht in sleufjes. De sleufjes hebben geen grotere breedte dan 5 centimeter, of

  • 2°. op niet-beteeld bouwland, onmiddellijk in de grond gebracht door middel van apparatuur, waarmee de mest uitsluitend in de grond wordt gebracht in sleufjes. De sleufjes hebben geen grotere breedte dan 5 centimeter en zijn minimaal 5 centimeter diep, of

  • 3°. in maximaal twee direct opeenvolgende werkgangen op het grondoppervlak gebracht en ondergewerkt op zodanige wijze dat de mest, direct nadat deze op het grondoppervlak is gebracht, ofwel in de grond wordt gebracht, ofwel intensief met de grond wordt vermengd, met als gevolg dat de mest als zodanig niet meer zichtbaar op het grondoppervlak ligt.

4. Emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen op bouwland na 31 december 2007

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

  • a. Bij het emissiearm aanwenden van drijfmest wordt na 31 december 2007

    • 1°. op beteeld bouwland, onmiddellijk in de grond gebracht door middel van apparatuur waarmee de mest uitsluitend in de grond wordt gebracht in sleufjes. De sleufjes hebben geen grotere breedte dan 5 centimeter, of

    • 2°. op niet-beteeld bouwland, onmiddellijk in de grond gebracht door middel van apparatuur waarmee de mest uitsluitend in de grond wordt gebracht in sleufjes. De sleufjes hebben geen grotere breedte dan 5 centimeter en zijn minimaal 5 centimeter diep, of

    • 3°. in één werkgang aangewend, waarbij de mest met één machine op het grondoppervlak wordt gebracht en ondergewerkt, op zodanige wijze dat de mest direct nadat dat deze op het grondoppervlak is gebracht ofwel in de grond wordt gebracht, ofwel intensief met de grond wordt vermengd, met als gevolg dat de mest als zodanig niet meer zichtbaar op het grondoppervlak ligt.

  • b. Bij het emissiearm aanwenden van vaste mest wordt de mest in maximaal twee direct opeenvolgende werkgangen op het grondoppervlak gebracht en ondergewerkt, en wel op zodanige wijze dat de mest direct nadat deze op het grondoppervlak is gebracht ofwel in de grond wordt gebracht, ofwel intensief met de grond wordt vermengd, met als gevolg dat de mest als zodanig niet meer zichtbaar op het grondoppervlak ligt.

Bijlage III. , behorende bij het Besluit gebruik meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

I Bepaling hellingspercentage van gewaspercelen met één hoogste en één laagste punt

1. Bepaling van de richting van de steilste helling in het gewasperceel (L = lengte van het gewasperceel).

De steilste helling in het gewasperceel is maatgevend voor L.

Figuur A

Bijlage 2563.png

L van gewasperceel a = 400 meter

L van gewasperceel b = 200 meter

2. Bepaling van het gemiddelde hellingspercentage over de in 1 vermelde L (lengte gewasperceel).

Figuur B

Bijlage 2564.png

Gemiddeld hellingspercentage = 1.

Figuur C

Bijlage 2565.png

Gemiddeld hellingspercentage: 300/500 x 6 + 200/500 x 1 = 4

Figuur D

Bijlage 2566.png

Gemiddeld hellingspercentage: 150/500 x 2 + 200/500 x 12/500 + 150/500 x 2 = 6

II Bepaling hellingspercentage van gewaspercelen met meer dan één hoogste punt of laagste punt (holle en bolle percelen)

1. Holle percelen: vanuit het laagste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen.

Figuur E

Bijlage 2567.png

Gemiddeld hellingspercentage van helling 1: 200/300 x 6 + 100/300 x 9 = 7

helling 2: idem

Gemiddeld hellingspercentage gewasperceel:

300/600 x 7 + 300/600 x 7 = 7

2. Bolle percelen: vanuit het hoogste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen.

Bijlage IV. behorende bij het Besluit gebruik meststoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2024]

Onder stikstofkunstmest als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, worden meststoffen, alsmede mengsels van meststoffen verstaan, die vallen onder de volgende typeaanduidingen:

  • a. Stikstofmeststoftypen

    Ammoniakwater

    Ammoniumnitraat(-ureum-oplossing (urean))

    Ammoniumsulfaat (ook: met nitrificatieremmer (dicyaandiamide))

    Ammonsulfaatsalpeter (ook: met nitrificatieremmer (dicyaandiamide))

    Calciummagnesiumnitraat(-oplossing)

    Calciumnitraat(-oplossing)

    Chilisalpeter

    Crotonylideendiureum

    Isobutylideendiureum

    Kalkammonsalpeter

    Kalkmagnesiasalpeter

    Kalksalpeter

    Kalkstikstof

    Magnesiumnitraat(-oplossing)

    Natronsalpeter

    Nitraathoudende kalkstikstof

    Oplossing van stikstofmeststof(fen)

    Salmiak

    Gemengde stikstofmeststof

    Gemengde stikstofmeststof op basis van kalksalpeter (bladmeststof)

    Gemengde stikstofmeststof met ureumformaldehyde

    Gemengde stikstofmeststof met crotonilydeendiureum

    Gemengde stikstofmeststof met isobutylideendiureum

    Stikstofmagnesia

    Stikstofmagnesiumsulfaat

    Ureum (ook: omhuld, met zwavel omhuld kunsthars gecoat)

    Ureum-ammoniumsulfaat

    Ureumformaldehyde

    Vloeibare ammoniak

    Stikstofmeststof met crotonylideendiureum

    Stikstofmeststof met isobutylideendiureum

    Stikstofmeststof met ureumformaldehyde

  • b. Meststoftypen met stikstof of fosfaat

    Calciummagnesiumnitraatoplossing in water

    Diammonfosfaat

    Kalisalpeter (ook: omhuld)

    Kaliumnatriumnitraat

    Monoammonfosfaat

    Nitraathoudende diatomeeën-aarde vrijkomend bij de bereiding van vloeibare meststoffen

    NPK-, NP- en NK-meststoffen (ook: oplossing of suspensie van)

    NPK-, NP- en NK-meststoffen met crotonylideendiureum

    NPK-, NP- en NK-meststoffen met isobutylideendiureum

    NPK-, NP- en NK-meststoffen met ureumformaldehyde

    NPK- en NP-meststoffen met aluminiumcalciumfosfaat

    NPK- en NP-meststoffen met gedeeltelijk ontsloten natuurfosfaat

    NPK- en NP-meststoffen met natuurfosfaat

    NPK- en NP-meststoffen op basis van aluminium-calciumfosfaat

    NPK- en NP-meststoffen op basis van gloeifosfaat

    NPK- en NP-meststoffen op basis van thomasmeel

    NPK- en NP-meststoffen op basis van zacht natuurfosfaat

    Kunsthars gecoate langzaamwerkende NPK-meststof

    Kunsthars omhulde NPK-meststof 14+9+15

    Langzaamwerkende samengestelde meststof NPK 16+11+14 met spoorelementen (B+Cu+Fe+Mn+Mo+Zn) voor potgrond

    Langzaamwerkende samengestelde meststof NPK 16+10+12 met spoorelementen (B+Cu+Fe+Mn+Mo+Zn) voor potgrond

    Organische NPK, NP en NK meststof van dierlijke oorsprong

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK (ook: oplossing of suspensie van)

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met thomasmeel

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met ureumformaldehyde

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met crotolylideendiureum

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met isobutylideendiureum

    Samengestelde meststof NPK met diciaandiamide

    Samengestelde organische meststoffen NPK, NP en NK

    Mengmeststoffen met stikstof of fosfaat

    Bloedmeel voor meststof

    Guano

    Uienpulp

    Mosterdzaadpulp

    Beendermeel

    Ontlijmd beendermeel

    Diermeel

  • c. Meststoftypen voor voedingsoplossingen

    Kalisalpeterzuur in oplossing

    Salpeterzuur

    Vloeibare samengestelde meststoffen NPK, NP en NK voor voedingsoplossingen

  • d. Kalkmeststoftypen met stikstof of fosfaat

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK op basis van kalikiezelkalk

    Stikstofhoudende kalkmeststof met boor

Naar boven