Aanpassingswet derde tranche Awb I

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-1998 t/m heden

Wet van 6 november 1997 tot aanpassing van bijzondere wetten aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet derde tranche Awb I)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de bijzondere wetten aan te passen aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Artikel 11

[Red: Wijzigt de Wet van 21 april 1955, houdende vaststelling van een regeling, als bedoeld in artikel 89a van de Comptabiliteitswet (Stb. 1927, No. 259), ten aanzien van de «Stichting tot verzorging en afwikkeling van pensioensaangelegenheden betreffende gewezen overheidspersoneel van Indonesië en hun nagelaten betrekkingen» (Stb. 189).]

Artikel 17

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet:

  • a. komen de taken en bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot de heffing van gemeentelijke belastingen ten aanzien van belastingaanslagen die voor dat tijdstip reeds zijn vastgesteld, toe aan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar;

  • b. worden de vaststelling van en de werkzaamheden in het kader van de heffing van gemeentelijke belastingen met betrekking tot de in onderdeel a bedoelde belastingaanslagen die voor dat tijdstip door of namens het college van burgemeester en wethouders zijn verricht, geacht te zijn verricht door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar;

  • c. komen de taken en bevoegdheden van het college van gedeputeerde staten met betrekking tot de heffing van provinciale belastingen ten aanzien van belastingaanslagen die voor dat tijdstip reeds zijn vastgesteld, toe aan de in artikel 227a, tweede lid, onderdeel b, van de Provinciewet bedoelde ambtenaar;

  • d. worden de vaststelling van en de werkzaamheden in het kader van de heffing van provinciale belastingen met betrekking tot de in onderdeel c bedoelde belastingaanslagen die voor dat tijdstip door of namens het college van gedeputeerde staten zijn verricht, geacht te zijn verricht door de in artikel 227a, tweede lid, onderdeel b, van de Provinciewet bedoelde ambtenaar.

HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN DEFENSIE

Artikel 7

[Red: Wijzigt de wet van 15 april 1896, houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 152, 2de lid, der Grondwet (Stb. 71).]

HOOFDSTUK 6. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Artikel 27

[Red: Wijzigt de wet van 10 juli 1952 ter verzekering van het beschikbaar blijven van goederen voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden (Stb. 407).]

HOOFDSTUK 7. MINISTERIE VAN FINANCIËN

AFDELING 7.1. FISCALE WETGEVING

AFDELING 7.2. OVERIGE WETGEVING

HOOFDSTUK 8. MINISTERIE VAN JUSTITIE

Artikel 5

[Red: Wijzigt de Wet geestelijke verzorging zorginstellingen, justitiële inrichtingen en krijgsmacht.]

HOOFDSTUK 9. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

HOOFDSTUK 10. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Artikel 9

[Red: Wijzigt de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten.]

Artikel 14

[Red: Wijzigt de Wet van 13 december 1972 tot bevriezing van het kinderbijslagbedrag voor het eerste kind, alsmede oprichting van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering (Stb. 702).]

Artikel 17

[Red: Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.]

Artikel 18

[Red: Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.]

HOOFDSTUK 11. MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Artikel 15

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet:

  • a. komen de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur van een waterschap met betrekking tot de heffing van waterschapsbelastingen ten aanzien van belastingaanslagen die voor dat tijdstip reeds zijn vastgesteld, toe aan de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet bedoelde ambtenaar van dat waterschap;

  • b. worden de vaststelling van en de werkzaamheden in het kader van de heffing van waterschapsbelastingen met betrekking tot de in onderdeel a bedoelde belastingaanslagen die voor dat tijdstip door of namens het dagelijks bestuur van een waterschap zijn verricht, geacht te zijn verricht door de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet bedoelde ambtenaar van dat waterschap.

HOOFDSTUK 12. MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

HOOFDSTUK 13. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 6 november 1997

Beatrix

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Uitgegeven de achttiende november 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven