A. Programma agrarische sector 1997
[Regeling vervallen per 11-06-2005]
Het algemene doel van het programma Agrarische Sector is de realisatie van een grotere
energie-efficiëntie in de agrarische sector, met name bij de individuele agrariërs,
ter ondersteuning van het overheidsbeleid om te komen tot 33% verbetering van de energie-efficiency
in de periode 1995 - 2020 en een toename van het aandeel duurzaam opgewekte energie
in de energievoorziening tot 10% in diezelfde periode.
Het programma Agrarische Sector geeft ondersteuning aan de totstandkoming en uitvoering
van meerjarenafspraken (MJA’s) in de agrarische sector.
Het programma is ingedeeld in zes onderdelen.
1. Tender Glastuinbouw
De doelstelling van dit onderdeel is om overeenkomstig de MJA-E glastuinbouw te komen
tot een energie-efficiency verbetering van 50% in de periode tussen 1980 en 2000;
tevens wordt gestreefd naar een energie-efficiency verbetering van 30% voor de periode
tussen 1989 en 2000. Voorts richt dit onderdeel zich binnen het kader van de MJA op
de uitvoering van het Jaarplan 1997 en de nota ’Nieuwe Aanpak 1996 - 2000’ van de
Stuurgroep MJA-E glastuinbouw. Belangrijke thema’s in de Nieuwe Aanpak zijn: individuele
binding, integratie van energie-en milieubeleid, herstructurering, kennisoverdracht,
onderzoek, ontwikkeling en demonstratie, onderwijs en scholing én warmtekracht en
restwarmte.
Dit onderdeel wordt uitgevoerd in de vorm van een oproep voor het indienen van projectvoorstellen
(tender). De aanvragen die aan de wettelijke voorschriften voldoen en passen binnen
dit onderdeel worden beoordeeld en gerangschikt door een onafhankelijke beoordelingscommissie.
De aanvragen worden gerangschikt aan de hand van hun geschiktheid om bij te dragen
aan de doelstelling van dit programma-onderdeel en van de Meerjarenaf-spraak Energie
glastuinbouw (MJA-E).
Artikel 9 van het Besluit subsidies energieprogramma’s is van toepassing.
Aandachtsgebied van dit onderdeel is de verbetering van de energie-efficiency in de
productieglastuinbouw door het bevorderen van de toepassing van de kennis alsmede
van apparaten, systemen en technieken op het gebied van energiebeheer en energiebesparende
maatregelen.
De voornaamste soorten projecten die in 1997 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn:
-
A. Demonstratieprojecten met betrekking tot apparaten, systemen en/of technieken op
het gebied van energiebeheer en maatregelen die zijn gericht op de gespecialiseerde
productieglas-tuinbouw voor:
- -
klimaatregelingen;
- -
warmteopwekking, -hergebruik, -distributie en benutting (o.a. afval- of restwarmte
van industrie, elektriciteitsopwekking en/of wkk, buffers, condensors, verwarmingsnetten,
energieschermen en innovatieve ontwikkelingen);
- -
(centrale) CO2-voorziening en rookgasbehandelingapparatuur;
- -
kasomhullingen en isolatie;
- -
duurzame energie.
-
B. Kennisoverdrachtprojecten gericht op energiebeheer en/of energiebesparende technische
maatregelen.
Energiebeheer kan betrekking hebben op energieregistratie, bedrijfsvergelijking, het
ontwikkelen en uitvoeren van energiebesparingsplannen en energiezuinige teeltwijzen
(o.a. klimaatregelingen). Met kennisoverdracht over technische maatregelen worden
communicatieactiviteiten bedoeld die zijn gericht op de vergroting van de kennis en
het gebruik van financieel en technisch haalbare opties bij tuinders.
Voor kennisoverdrachtprojecten geldt in het kader van dit onderdeel een subsidiepercentage
van maximaal 60% van de projectkosten.
In het kader van dit onderdeel kan voor kennisoverdrachtprojecten een subsidie van
maximaal f 100.000,- per project en voor demonstratieprojecten een subsidie van maximaal
f 200.000,- per project worden verleend.
2. Glastuinbouw
Evenals onderdeel 1 richt dit onderdeel zich overeenkomstig de MJA-E glastuinbouw
op een energie-efficiency verbetering van 50% in de periode tussen 1980 en 2000; tevens
wordt gestreefd naar een energie-efficiency verbetering van 30% voor de periode tussen
1989 en 2000.
Dit onderdeel richt zich binnen het kader van de MJA op de uitvoering van het Jaarplan
1997 en de nota ’Nieuwe Aanpak 1996 - 2000’ van de Stuurgroep MJA-E glastuinbouw.
Belangrijke thema’s in de Nieuwe Aanpak zijn: individuele binding, integratie van
energie- en milieubeleid, herstructurering, kennisoverdracht, onderzoek, ontwikkeling
en demonstratie, onderwijs en scholing én warmtekracht en restwarmte.
De voornaamste soorten projecten die in 1997 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn:
- -
praktijkexperimenten, kennisoverdracht-, demonstratie- en marktintroductieprojecten
gericht op het wegnemen van kennishiaten bij het gebruik en de stimulering van de
toepassing van nu reeds economisch en technisch haalbare apparaten, systemen en/of
technieken, zoals: warmtekrachtinstallaties, warmtebuffers, rookgasbehandelingsinstallaties,
condensors, ketelregelingen, klimaatregelingen, teeltsystemen, verwarmingsnetten,
alternatieve kasdekken;
- -
onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten en praktijkexperimenten met betrekking tot
financieel en/of technisch nog niet haalbare apparaten, systemen of technieken voor
de toepassing van duurzame energie, restwarmte, energiezuinige(re) warmtekrachtinstallaties
in combinatie met warmte-opslag en/of (centrale) CO2 voorziening, rookgasbehandeling
en mogelijk aansluitende demonstratieprojecten;
- -
haalbaarheidsprojecten, onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten, praktijkexperimenten
en demonstratieprojecten met betrekking tot nieuwe geavanceerde energiezuinige systemen
voor energievoorziening, gebruik van warmte en CO2 en vochtregulering voor toepassingen
in de glastuinbouw. Als opties komen binnen het toepassingsgebied van de glastuinbouw
onder meer restwarmte, CO2-opslag, warmtepompen, energie-opslag in aquifers, stort-
of biogas, zuinige assimilatie-belichting en energiezuinige rassen in aanmerking.
3. Veehouderij
Dit onderdeel richt zich op de totstandkoming van één of meerdere MJA’s in de intensieve
veehouderij (pluimveehouderij en varkenshouderij) en daarnaast op het afronden van
de ontwikkeling van en de kennisoverdracht over een aantal significant energiebesparende
apparaten, systemen en technieken voor energieregistratie en technische maatregelen
in de veehouderij.
Projecten die in 1997 voor subsidie in aanmerking komen dienen een bijdrage te leveren
aan de totstandkoming van bovengenoemde MJA’s Daarnaast komen een beperkt aantal projecten
in aanmerking die de toepassing van eerder ontwikkelde kennis op het gebied van energieregistratie,
energiebesparende technieken en duurzame energiebronnen bewerkstelligen en daarmee
een significante energiebesparing tot gevolg hebben.
De voornaamste soorten projecten die in 1997 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn:
- -
haalbaarheids-, demonstratie-, kennisoverdracht- en marktintroductieprojecten op
het gebied van methoden voor energiebeheer, energieregistratie en energiebesparingsplannen
in de rundvee-, varkens- en pluimveehouderij.
- -
demonstratie- en kennisoverdrachtprojecten op het terrein van automatisch regelbare
natuurlijke ventilatieconcepten in de intensieve veehouderij, klimaatregeling op basis
van werkelijke dierbehoeften in de intensieve veehouderij, ruimteconditionering met
inzet van niet-fossiele warmte-, respectievelijk koudebronnen in varkens- en pluimveehouderij,
in stalklimatisering geïntegreerde mestdroging en de inzet van duurzame bronnen voor
mestverwerking en stalklimatisering.
4. Bloembollen- en bolbloementeelt
Dit onderdeel richt zich op de totstandkoming van een MJA in 1997 in de bloembollensector.
Projecten die in 1997 voor subsidie in aanmerking komen dienen een bijdrage te leveren
aan de totstandkoming van de bovengenoemde MJA en dienen daarnaast gericht te zijn
op het afronden van de ontwikkeling van en/of de kennisoverdracht over een aantal
significant energiebesparende technieken en methoden voor energieregistratie in deze
sector.
De voornaamste soorten projecten die in 1997 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn demonstratie- en kennisoverdrachtprojecten op het gebied van de mogelijkheden
van energiebeheer en de toepassing van duurzame energiebronnen en energiebesparende
technische maatregelen bij de teelt, preparatie, broeierij en bewaring van bloembollen
en -knollen.
5. Paddestoelensector
Dit onderdeel richt zich op de totstandkoming van een MJA in 1997 in de paddestoelensector.
Projecten die in 1997 voor subsidie in aanmerking komen dienen een bijdrage te leveren
aan de totstandkoming van de bovengenoemde MJA en dienen daarnaast gericht te zijn
op het afronden van de ontwikkeling van en/of de kennisoverdracht over een aantal
significant energiebesparende technieken en methoden voor energieregistratie in deze
sector.
De voornaamste soorten projecten die in 1997 voor een subsidie in aanmerking komen
zijn demonstratie- en kennisoverdrachtprojecten op het gebied van de mogelijkheden
van energiebeheer en de toepassing van duurzame energiebronnen en energiebesparende
technische maatregelen bij de paddestoelenteelt alsmede bij de bereiding van compost
voor die paddestoelenteelt.
6. Agrarisch loonwerk
Het betreft hier een sector waar mechanisatie voor een belangrijk deel bepalend is
voor het energiegebruik.
Projecten die in 1997 voor subsidie in aanmerking komen dienen een bijdrage te leveren
aan de afronding van de ontwikkeling van en/of de kennisoverdracht over een aantal
significant energiebesparende technieken en methoden voor energieregistratie in deze
sector.
De voornaamste soorten projecten die in 1997 voor een subsidie in aanmerking zijn
demonstratie- en kennisover-drachtprojecten op het gebied van de mogelijkheden van
energiebeheer en de toepassing van duurzame energiebronnen en energiebesparende technische
maatregelen bij het gebruik van landbouwtrekkers, zelfrijdende machines en trekker/werktuig-combinaties.
Overige beoordelingsaspecten
De mate waarin een project bijdraagt aan de realisering van de doelstellingen van
het programma, wordt tevens bepaald door de volgende aspecten:
-
a. de slaagkans van het project;
-
b. de nieuwheid en oorspronkelijkheid van het project en de hoeveelheid relevante informatie
die met het project aan de bestaande kennis wordt toegevoegd;
-
c. de projectkosten in relatie tot de bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen
van het programma;
-
d. de bijdrage van het project aan de realisatie van de doelstellingen van een bestaande
of in voorbereiding zijnde meerjarenafspraak;
-
e. de toepassingsmogelijkheden van het projectresultaat in de markt;
-
f. de milieuverdienste van het project;
-
g. de relevantie voor andere doelstellingen van overheidsbeleid en de aansluiting op
internationale ontwikkelingen;
-
h. de kostprijsverlaging van voor het programma relevante technieken;
-
i. de mate waarin relevante kennisoverdracht mogelijk is.
Toelichting
Toelichting op bovengenoemde aspecten:
Ad a. Projecten zullen veelal voor wat betreft de slaagkans een zeker risico met zich
dragen. Indien de slaagkans van het project op zichzelf te gering wordt geacht, zal
het verlenen van een subsidie niet aan de orde zijn. Voor het vaststellen van de slaagkans
van een project wordt, naast de inschatting van de technische en financieel/economische
haalbaarheid, tevens rekening gehouden met factoren van organisatorische en bestuurlijke
aard, alsmede met de financiële draagkracht van de aanvrager. Demonstratie- en marktintroductieprojecten
kunnen slechts voor een subsidie in aanmerking komen indien de technische en financieel-economische
haalbaarheid voldoende is aangetoond.
Ad b. Onder het nieuwheidscriterium wordt in onderhavig programma verstaan:
Ad c. De projectkosten bij demonstratie- en marktintroductieprojecten worden getoetst
aan de energie- en milieuverdienste. Hiertoe worden beoordeeld de projectkosten in
termen van kosten per hoeveelheid bespaarde primaire energiedragers (gulden/GJ).
Ad d. Projecten worden mede beoordeeld aan de hand van de stand van zaken in de MJA
en de behoefte in de betreffende sector aan de resultaten.
Ad e. Een project wordt mede beoordeeld op basis van de mate waarin het toepasbaar
is in de markt en de mate waarin herhalingspotentieel met betrekking tot de betreffende
technologische toepassing aanwezig is.
Ad h. Er wordt belang gehecht aan technieken, apparaten en systemen die voor het totaal
van investerings- en exploitatiekosten substantieel gunstiger zijn dan een referentietechniek.
Doelgroepen:
Aan de doelstelling van het onderdeel 1 kunnen bijdragen:
- -
individuele glastuinbouwbedrijven;
- -
voorlichtingsinstellingen en particuliere adviesbureaus;
- -
innovatiecentra en instellingen voor praktijk- en cursusonderwijs;
- -
(regionale) branche- en vakorganisaties;
- -
projectbureaus en -groepen
- -
verenigingen voor bedrijfsontwikkeling (zogenaamde ’studieclubs’);
- -
technische adviesbureaus;
- -
fabrikanten en toeleverende industrie;
- -
kassenbouwers en installatiebedrijven.
Projecten waarbij sprake is van een (meerjarig) samenwerkingsverband tussen tuinders
en voornoemde intermediairen genieten in het kader van dit onderdeel de voorkeur.
Aan de doelstelling van onderdeel 2. kunnen met name bijdragen (intermediaire) bedrijven
en organisaties binnen deze sector, zoals:
- -
individuele glastuinbouwbedrijven en overkoepelende en regionale stands- en vakorganisaties;
- -
instellingen en bureaus voor (praktijkgericht) onderzoek, voorlichting en praktijk-
en beroepsonderwijs;
- -
installateurs, kassenbouwers, leveranciers en fabrikanten van bedrijfsuitrusting
en kassen, alsmede van onderdelen;
- -
adviesbureaus.
Aan de doelstelling van de onderdelen 3 tot en met 6 kunnen met name bijdragen (intermediaire)
bedrijven en organisaties binnen deze sector, zoals:
- -
individuele agrarische bedrijven en overkoepelende en regionale stands- en vakorganisaties;
- -
instellingen en bureaus voor (praktijkgericht) onderzoek, voorlichting en praktijk-
en beroepsonderwijs;
- -
installateurs, stallen, kassen-, schuren- en werkplaatsbouwers, bouwers van teeltcellen
en tunnels voor de paddestoelenteelt en/of geënte of doorgroeide compost, leveranciers
en fabrikanten van trekkers, werktuigen, bedrijfsuitrusting en stallen;
- -
adviesbureaus.