Wet van 10 april 1997 tot wijziging van de Wet inzake bloedtransfusie
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de werkingssfeer van
de Wet inzake bloedtransfusie aan te passen aan de werking van het recht van de Europese
Gemeenschappen, in welk verband met name nog uitvoering moet worden gegeven aan enkele
onderdelen van richtlijn nr. 89/381/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1989 tot uitbreiding van de
werkingssfeer van de Richtlijnen 65/65/EEG en 75/319/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake
farmaceutische specialiteiten en tot vaststelling van bijzondere bepalingen voor uit
menselijk bloed of plasma bereide geneesmiddelen (PbEG L 181), alsmede aan richtlijn nr. 92/28/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 31 maart 1992 betreffende reclame
voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEG L 113) voor wat betreft uit menselijk bloed of plasma bereide geneesmiddelen en aan
Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1993 tot vaststelling van
communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op
geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een
Europees bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (PbEG L 214);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: