Aan het op 14 maart 1994 tussen Nederland en Letland gesloten Verdrag tot het vermijden
van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking
tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en het Protocol bij dat Verdrag
(Trb. 1994, 83 en 166), kunnen inwoners van Nederland onder meer de volgende aanspraken
ontlenen, geregeld in de hieronder tussen haakjes vermelde artikelen van het Verdrag
en onderdelen van het Protocol:
-
a. vermindering tot 15 percent van de Letse belasting op dividenden, betaald door een
lichaam dat inwoner van Letland is aan een inwoner van Nederland, die de uiteindelijk
gerechtigde daarvan is (artikel 10, tweede lid, onderdeel b);
-
b. vermindering tot 5 percent van de Letse belasting op dividenden betaald door een
lichaam dat inwoner van Letland is aan een lichaam (niet zijnde een maatschap of een
vennootschap onder firma) dat inwoner van Nederland is, indien dat lichaam de uiteindelijk
gerechtigde tot de dividenden is en het onmiddellijk ten minste 25 percent beheerst
van het kapitaal van het Letse lichaam dat de dividenden betaalt (artikel 10, tweede
lid, onderdeel a);
-
c. algehele vrijstelling van de Letse belasting op uit Letland afkomstige interest,
indien deze wordt betaald aan de Staat der Nederlanden, een staatkundig onderdeel
of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, de Nederlandsche Bank (centrale
bank), een financiële instelling die eigendom is van of wordt beheerst door de Regering
van Nederland, daaronder begrepen de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke
lichamen daarvan (artikel 11, derde lid, onderdeel b);
-
d. algehele vrijstelling van de Letse belasting op uit Letland afkomstige interest,
indien deze wordt betaald ter zake van een lening, gegarandeerd of verzekerd door
de Staat der Nederland, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk
lichaam daarvan, de Nederlandsche Bank (centrale bank), een financiële instelling
die eigendom is van of wordt beheerst door de Regering van Nederland, daaronder begrepen
de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan (artikel
11, derde lid, onderdeel c);
-
e. algehele vrijstelling van de Letse belasting op uit Letland afkomstige interest,
genoten door een onderneming die inwoner van Nederland is en de uiteindelijk gerechtigde
daarvan is, en:
-
i. de interest wordt betaald ter zake van een schuld ontstaan uit de verkoop op krediet
van koopwaar of nijverheids-, handels-of wetenschappelijke uitrusting door die onderneming,
aan een onderneming in Letland, behoudens waar het een verkoop of schuld betreft tussen
gelieerde personen (artikel 11, derde lid, onderdeel d (i)); of
-
ii. deze interest wordt betaald ter zake van een lening van welke aard ook met een looptijd
van langer dan een jaar, verstrekt aan een onderneming door een bank die als zodanig
is erkend volgens de wettelijke bepalingen in Nederland (artikel 11, derde lid, onderdeel
d (ii)). De bepalingen van artikel 11, derde lid, onderdeel d (ii) zijn slechts van
toepassing gedurende de eerste vijf jaren nadat dit Verdrag voor het eerst toepassing
vindt. Deze periode kan in onderlinge overeenstemming tussen de bevoegde autoriteiten
van Nederland en Letland worden verlengd. Nederland en Letland zullen elkaar schriftelijk
via diplomatieke kanalen van een zodanige overeenstemming op de hoogte stellen (onderdeel
IX van het Protocol);
-
f. vermindering tot 10 percent van de Letse belasting op de niet onder de onderdelen
c, d en e vallende interest, afkomstig uit Letland en betaald aan een inwoner van
Nederland die de uiteindelijk gerechtigde daarvan is (artikel 11, tweede lid).
Ingeval Letland in zijn nationale wetgeving een bronbelasting op interest invoert,
dan zal, niettegenstaande de bepalingen van artikel 11, tweede lid, gedurende een
tijdvak van vijf jaren na zodanige invoering geen bronbelasting worden geheven over
interest betaald ter zake van overeenkomsten gesloten voor 14 maart 1994 (onderdeel
X van het Protocol);
-
g. vermindering tot 5 percent van de Letse belasting op royalty’s voor het gebruik van
nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting, afkomstig uit Letland en betaald
aan een inwoner van Nederland die de uiteindelijk gerechtigde daarvan is (artikel
12, tweede lid, onderdeel a);
-
h. vermindering tot 10 percent van de Letse belasting op de niet onder onderdeel g vallende
royalty’s, afkomstig uit Letland en betaald aan een inwoner van Nederland die de uiteindelijk
gerechtigde daarvan is (artikel 12, tweede lid, onderdeel b).
Vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik
van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap,
waaronder begrepen bioscoopfilms en films of geluidsbanden voor radio of televisieuitzendingen,
een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim
recept of een geheime werkwijze, dan wel voor het gebruik van, of voor het recht van
gebruik van, nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, of
voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap
worden als royalty’s in de zin van artikel 12 aangemerkt (artikel 12, vierde lid).
Vergoedingen voor technische diensten, daaronder begrepen studies of onderzoeken van
wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor contracten inzake bouw-
of constructiewerkzaamheden met inbegrip van de daartoe behorende blauwdrukken, dan
wel voor diensten van raadgevende of toezichthoudende aard worden niet beschouwd als
vergoedingen voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel
of wetenschap, behalve voor zover de bedragen van die vergoedingen zijn gebaseerd
op produktie, verkoop, verrichtingen, voordelen of een andere soortgelijke grondslag
die verband houdt met het gebruik van deze inlichtingen (onderdeel XI, eerste lid,
van het Protocol).
Betalingen voor het gebruik van boortorens of uitrusting voor soortgelijke doeleinden,
gebruikt voor de exploratie of de winning van koolwaterstoffen, worden niet als royalty’s
in de zin van artikel 12 aangemerkt (onderdeel XI, tweede lid, van het Protocol).
Indien Letland in enig verdrag ter voorkoming van dubbele belasting gesloten tussen
Letland en een derde Staat, die op het tijdstip van ondertekening van het Nederlands-Letse
belastingverdrag lid is van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO), na dat tijdstip er in toestemt enige soort van rechten of eigendom van de
definitie neergelegd in artikel 12, vierde lid, uit te sluiten of royalty’s afkomstig
uit Letland van Letse belasting op royalty’s vrij te stellen of de tarieven van de
belasting zoals bepaald in artikel 12, tweede lid, te beperken, zal deze definitie
of vrijstelling of dit lagere tarief automatisch van toepassing zijn alsof het in
het vierde, onderscheidenlijk het tweede lid, van artikel 12 was neergelegd (onderdeel
XI, derde lid, van het Protocol).
Ingeval Letland in zijn nationale wetgeving een bronbelasting op royalty’s invoert,
dan zal, niettegenstaande de bepalingen van artikel 12, tweede lid, gedurende een
tijdvak van vijf jaren na zodanige invoering geen bronbelasting worden geheven over
royalty’s betaald ter zake van overeenkomsten gesloten voor 14 maart 1994 (onderdeel
X van het Protocol);
-
i. algehele vrijstelling van de Letse belasting op het salaris, het loon en de andere
soortgelijke beloning, betaald door een werkgever die inwoner van Letland is aan een
werknemer die inwoner van Nederland is ter zake van een niet in Letland uitgeoefende
dienstbetrekking (artikel 15, eerste lid).
De in de onderdelen a, b, f, g en h van dit artikel vermelde verminderingen worden
berekend over het bruto bedrag van de dividenden, interest en royalty’s.
De in onderdelen a, b, f, g en h van dit artikel vermelde verminderingen zijn niet
van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, de interest of
de royalty’s in Letland een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde
vaste inrichting of in Letland zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd
vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald,
de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald of het recht of de zaak
uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste
inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort (artikel 10,
zesde lid, respectievelijk artikel 11, zesde lid, en artikel 12, vijfde lid).