Warenwetbesluit deponering informatie preparaten

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-07-2011 t/m heden

Besluit van 21 december 1995, regelende de deponering van informatie betreffende preparaten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 september 1995, nr. DGVgz/VVP/P 951738, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 12 van richtlijn nr. 88/379/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 7 juni 1988, betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 187), alsmede op de artikelen 1, vierde lid, 5, eerste lid, onder c, en zesde lid, 13 en 14 van de Warenwet.

Gezien het advies van de Adviescommissie Warenwet van 20 april 1995, no. 14870/035;

De Raad van State gehoord (advies van 6 november 1995, No. W-13.95 0493);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 13 december 1995, nr. DGVgz/VVP/P 952699, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 In dit besluit wordt verstaan onder preparaten:

    • a. mengsels en oplossingen die bestaan uit twee of meer stoffen, welke in de zin van artikel 3 van richtlijn nr. 99/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999, betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 200), als gevaarlijk worden beschouwd en ten minste één gevaarlijke stof in de zin van artikel 2, tweede lid, onderdelen a tot en met n, van deze richtlijn bevatten;

    • b. biociden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

  • 2 Dit besluit is niet van toepassing op de in artikel 1, vijfde en zesde lid, van de richtlijn, bedoeld in het eerste lid, onder a, genoemde producten.

Artikel 3

  • 1 Degene die preparaten voor het eerst in de handel brengt of heeft gebracht, verstrekt aan het Nationaal Vergiftigingen Informatie-Centrum van het Universitair Medisch Centrum Utrecht gegevens ten aanzien van die preparaten met betrekking tot de behandeling van vergiftigingen, welke in ieder geval omvatten:

    • a. een specificatie van de samenstelling;

    • b. gegevens van medisch-toxicologische aard.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld betreffende de in het eerste lid bedoelde gegevens en de wijze waarop de gegevens aan het Nationaal Vergiftigingen Informatie-Centrum ter beschikking moeten worden gesteld.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing in geval van wijziging van de benaming of de samenstelling van de preparaten.

Artikel 4

  • 1 De in artikel 3, eerste lid, bedoelde gegevens zullen door het Nationaal Vergiftigingen Informatie-Centrum vertrouwelijk worden behandeld.

  • 2 De in artikel 3, eerste lid, bedoelde gegevens zullen door het Nationaal Vergiftigingen Informatie-Centrum uitsluitend worden gebruikt teneinde te kunnen reageren op medische verzoeken met het oog op preventie dan wel curatieve maatregelen ten aanzien van vergiftigingen.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende categorieën van produkten waarin preparaten zijn verwerkt, verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit deponering informatie preparaten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 december 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. G. Terpstra

Uitgegeven de drieëntwintigste januari 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven