Beleidsregel amateurluchtvaartuigen

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 30-10-1996 t/m heden

Beleidsregel amateurluchtvaartuigen

De Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst,

Gelet op de artikelen 79, eerste lid, 87, tweede lid en 88, tweede lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart en op artikel 4, tweede lid van de Regeling luchtwaardigheid;

Maakt bekend:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a. luchtarbeid: een activiteit waarbij het luchtvaartuig wordt gebruikt voor speciale diensten zoals landbouwspuitvliegen, constructiewerkzaamheden, luchtfotografie, begeleiding, observatie en controle of luchtreclame;

  • b. amateurluchtvaartuig: een luchtvaartuig dat, al dan niet volgens eigen ontwerp, is gebouwd door een amateurbouwer voor privégebruik, zonder commercieel oogmerk;

  • c. directeur-generaal: directeur-generaal van de rijksluchtvaartdienst;

  • d. geluidswijziging: een wijziging aan het luchtvaartuig die invloed kan hebben op de geluidproduktie van het luchtvaartuig;

  • e. log-entry: een verklaring met betrekking tot uitgevoerde werkzaamheden.

Artikel 2

Amateurluchtvaartuigen behoeven niet vervaardigd te worden door of onder toezicht van een hiertoe erkend bedrijf als bedoeld in artikel 93 van de Regeling Toezicht Luchtvaart.

Artikel 3

  • 1 Voor het verlengen van de termijn van geldigheid van het bewijs van luchtwaardigheid wordt door de eigenaar of houder van een amateurluchtvaartuig een aanvraag ingediend bij de directeur-generaal.

  • 2 In de aanvraag wordt aangegeven:

    • a. dat het amateurluchtvaartuig nog steeds in luchtwaardige toestand verkeert;

    • b. dat eventuele wijzigingen zijn goedgekeurd door de ontwerper;

    • c. dat eventuele geluidswijzigingen en wijzigingen van de verplichte instrumenten, radio en transponder zijn goedgekeurd door de directeur-generaal, onder vermelding van het goedkeuringsnummer van de wijziging;

    • d. dat het amateurluchtvaartuig is onderhouden conform de aanwijzingen van de ontwerper;

    • e. het aantal vlieguren tijdens de voorgaande 12 maanden.

  • 3 Bij de aanvraag wordt een log-entry gevoegd waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de van toepassing zijnde luchtwaardigheidsaanwijzingen (AD), bijzondere luchtwaardigheidsaanwijzingen (BLA) en onderhoudsaanwijzingen voor luchtvaartmaterieel (OAL);

Artikel 4

De eigenaar of houder van een amateurluchtvaartuig is met betrekking tot het onderhoud, de revisie en de herstelling van dit luchtvaartuig verplicht:

  • a. medewerking te verlenen aan de uitoefening van overheidstoezicht;

  • b. zeker te stellen dat de verwerkte materialen, onderdelen, halfprodukten en uitrustingsstukken voldoen aan de voor het luchtvaartuig voorgeschreven specificaties;

  • c. zeker te stellen dat de vervaardigde delen ten minste gelijkwaardig zijn aan de te vervangen oorspronkelijke delen.

Artikel 5

  • 1 Het onderhoud en de revisie van een amateurluchtvaartuig, onderdelen en uitrustingsstukken daarvan, worden uitgevoerd overeenkomstig de aanbevelingen van de ontwerper, aangevuld met:

    • a. de aanwijzingen van de directeur-generaal, voorzover deze betrekking hebben op verplichte instrumenten, radio-communicatie-, navigatie- en identificatieapparatuur, inzake de tijdstippen waarop onderhoud en revisie worden uitgevoerd;

    • b. de aanwijzigen, als bedoeld in artikel 76, eerste lid, van de Regeling Toezicht Luchtvaart; en

    • c. de door de ontwerper aanbevolen wijzigingen die aan de luchtwaardigheid zijn gerelateerd.

Artikel 6

In het RLD-vlieghandboek van een amateurluchtvaartuig worden in het algemeen de volgende gebruiksbeperkingen opgenomen:

  • 1. Dit amateurluchtvaartuig mag niet worden gebruikt voor:

    • a. luchtarbeid;

    • b. vlieglessen;

    • c. commerciële doeleinden, zoals het vervoeren van passagiers of lading, verhuur of rondvluchten;

    • e. IFR-vluchten;

    • f. vluchten boven of binnen een afstand van 100 meter van de bebouwde kommen, gebouwen, industriegebieden, havengebieden of mensenverzamelingen;

    • g. vluchten binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden, tenzij hiervoor voor iedere vlucht afzonderlijk toestemming van de luchtverkeersleiding is verkregen. De gezagvoerder is er voor verantwoordelijk dat de luchtverkeersleiding wordt geïnformeerd over het experimentele karakter en de opgelegde beperkingen.

    • h. vluchten buiten het vluchtinformatiegebied Amsterdam, tenzij schriftelijk toestemming is verkregen van de betreffende luchtvaartautoriteiten.

  • 2. Het aantal vlieguren is beperkt tot 50 vlieguren per kalenderjaar.

  • 3. In en op het amateurluchtvaartuig wordt duidelijk aangegeven dat het een experimenteel luchtvaartuig betreft waarvan niet is aangetoond dat het voldoet aan de internationale veiligheidseisen voor luchtvaartuigen.

  • 4. De gezagvoerder informeert iedere passagier voorafgaand aan de vlucht over het experimentele karakter van dit luchtvaartuig.

Artikel 7

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1996.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 oktober 1996

De

Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst

,

J.W. Weck

Naar boven