Stb. 2014, 345, datum inwerkingtreding 09-10-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2013.
1 Ten aanzien van de betrokkene die op 31 december 2011 recht had op een bovenwettelijke
uitkering op basis van dit besluit, blijft dit besluit van toepassing zoals het op
die dag luidde, met dien verstande dat voor de ambtenaar bedoeld in artikel 2, derde
lid van het besluit zoals dit gold op 31 december 2011, de uitkeringsduur wordt verlengd
tot de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
2 Ten aanzien van de ambtenaar die voor 1 januari 2012 is aangewezen als herplaatsingskandidaat
als bedoeld in artikel 49d of artikel 49e, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement,
artikel 84d of artikel 84e, tweede lid, van Ambtenarenreglement Staten-Generaal en
artikel 58c of artikel 58d, tweede lid, van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken
en waarvan het ontslag, bedoeld in artikel 96 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement
respectievelijk in artikel 126 van het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of in artikel
99 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken, ingaat op of na 1 januari 2012, blijft
artikel 2 van dit besluit van toepassing zoals het op 31 december 2011 luidde, met dien verstande
dat de uitkeringsduur wordt verlengd tot de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde
leeftijd bereikt.
Stb. 2017, 344, datum inwerkingtreding 29-09-2017, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2013.
Het eerste lid komt te luiden:
1 Ten aanzien van de betrokkene die op 31 december 2011 recht had op een bovenwettelijke
uitkering op basis van dit besluit, blijft dit besluit van toepassing zoals het op
die dag luidde, met dien verstande dat:
-
a. voor de ambtenaar bedoeld in artikel 2, derde lid, van het besluit zoals dit gold
op 31 december 2011, de uitkeringsduur wordt verlengd tot de dag waarop betrokkene
de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;
-
b. voor de ambtenaar bedoeld in artikel 8, vierde lid, van het besluit zoals dit gold
op 31 december 2011, het recht op aansluitende uitkering eindigt na ommekomst van
de duur van de aansluitende uitkering, dan wel op de dag waarop betrokkene de pensioengerechtigde
leeftijd bereikt indien dat eerder is.