Instellingsbeschikking begeleidingscommissie verkenning ruimtetekort mainport Rotterdam

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-08-1996 t/m heden

Instellingsbeschikking begeleidingscommissie verkenning ruimtetekort mainport Rotterdam

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

In overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Staatssecretaris van Economische Zaken,

overwegende:

  • -

    dat in de Rapportage Voorstudie Maasvlakte II is aangegeven dat er op korte termijn een ruimtetekort is in de Rotterdamse haven voor de ontwikkeling van mainport Rotterdam;

  • -

    dat gelet op de economische impact van de mainport Rotterdam op de Nederlandse economie, de consequenties voor de leefomgeving - regionaal èn nationaal - en de omvang van het project Maasvlakte II dit ruimtetekort een potentieel vraagstuk van nationaal belang betreft;

  • -

    dat het Kabinet besloten heeft dit vraagstuk te onderzoeken overeenkomstig de procedure als beschreven in het Kabinetsstandpunt WRR-advies ’Besluit Grote Projecten’ (Kamerstukken II ’95/’96, 24 690, nr. 1);

Besluit

Artikel 1

  • 1 Er is een Begeleidingscommissie verkenning ruimtetekort mainport Rotterdam, nader te noemen: de Commissie.

  • 2 De Commissie is ingesteld met ingang van 9 mei 1996 voor de periode die loopt tot aan het tijdstip waarop door het Kabinet een Projectbeslissing is genomen als bedoeld in het Kabinetsstandpunt WRR-advies ’Besluit Grote Projecten’.

  • 3 Verlenging van de in lid 2 genoemde periode vindt alleen plaats bij afzonderlijk besluit.

Artikel 2

  • 1 De Commissie heeft tot taak het begeleiden van het proces van besluitvorming in de voorfase, hierna te noemen de ’Verkenningsfase’, als bedoeld in het Kabinetsstandpunt WRR-advies ’Besluit Grote Projecten’, met betrekking tot het vraagstuk van het ruimtetekort in de Rotterdamse haven voor de ontwikkeling van de mainport Rotterdam;

  • 2 De Commissie beoordeelt in elk geval:

    • a. de aanpak van de Verkenningsfase;

    • b. de wijze waarop maatschappelijke factoren bij het proces worden betrokken;

    • c. de communicatie tussen het rijk en andere procespartners en

    • d. de in het proces getroffen waarborgen voor een inhoudelijke onderbouwing van de verkenningsfase.

  • 3 De Commissie rapporteert haar bevindingen aan de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 3

In de Commissie worden benoemd:

  • a. tot voorzitter, tevens lid: de heer drs. L. M. L. H. A. Hermans

  • b. tot lid: mevrouw prof. dr. J. M. Cramer, de heer ir. J. van Dixhoorn, de heer ir. B. van Nederveen, de heer prof. dr. P. Nijkamp en mevrouw ir. L. E. Stolker-Nanninga.

Artikel 5

  • 1 De voor het functioneren van de Commissie noodzakelijk geachte kosten komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

  • 2 Voor het gebruikmaken van diensten van derden behoeft de Commissie, voor zover daaraan financiële verplichtingen voor het Rijk verbonden zijn, voorafgaande goedkeuring van de Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 6

  • 1 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de Commissie geschiedt met inachtneming van de bepalingen van het Besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie op overeenkomstige wijze als bij het departement van Verkeer en Waterstaat.

  • 2 De bescheiden worden bij opheffing van de Commissie in het Centraal archief van dit departement opgenomen.

Deze beschikking zal bekend worden gemaakt in de Staatscourant en in afschrift worden gezonden aan belanghebbenden.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven