Wet op de waterkering

[Regeling vervallen per 22-12-2009.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-07-2008 t/m 21-12-2009

Wet van 21 december 1995, houdende algemene regels ter verzekering van de beveiliging door waterkeringen tegen overstromingen door het buitenwater en regeling van enkele daarmee verband houdende aangelegenheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de beveiliging tegen overstroming door het buitenwater - in het bijzonder bij hoge stormvloeden, bij hoog opperwater van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer of bij een combinatie daarvan - een wezenlijk vereiste is voor de bewoonbaarheid van ons land;

dat het gewenst is algemene regels te stellen omtrent de mate van beveiliging die in onderscheidene gebieden moet zijn gewaarborgd, alsmede procedurele voorzieningen te treffen om een versnelde uitvoering van nieuwe of versterkingswerken - met het oog op het zo spoedig mogelijk bereiken van die mate van beveiliging - te kunnen verzekeren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

In het gestelde bij of krachtens deze wet wordt verstaan onder:

"Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

"dijkringgebied": een gebied dat door een stelsel van waterkeringen beveiligd moet zijn tegen overstroming, in het bijzonder bij hoge stormvloed, bij hoog opperwater van een van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer, bij hoog water van het Markermeer of bij een combinatie daarvan;

"primaire waterkering": een waterkering, die beveiliging biedt tegen overstroming doordat deze ofwel behoort tot het stelsel dat een dijkringgebied - al dan niet met hoge gronden omsluit, ofwel vóór een dijkringgebied is gelegen;

"buitenwater": het oppervlaktewater waarvan de waterstand direct invloed ondergaat bij hoge stormvloed, bij hoog opperwater van een van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer, bij hoog water van het Markermeer of bij een combinatie daarvan;

"beheerder": de overheid waarbij de primaire waterkering in beheer is.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Deze wet is van toepassing op de dijkringgebieden en de primaire waterkeringen welke staan aangegeven op als bijlage I en bijlage IA bij deze wet behorende landkaarten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bijlagen kunnen worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister, gehoord de voor de betreffende dijkringgebieden en primaire waterkeringen bevoegde colleges van gedeputeerde staten en beheerders.

  • 3 Een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het tweede lid, treedt niet eerder in werking dan drie maanden na de datum waarop deze aan beide Kamers der Staten-Generaal is toegezonden.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Op de bij deze wet behorende bijlage II en bijlage IIA is voor elk dijkringgebied de veiligheidsnorm aangegeven als gemiddelde overschrijdingskans - per jaar - van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op overige het waterkerend vermogen bepalende factoren.

  • 2 In overeenstemming met en ter vervanging van de overschrijdingskans in de zin van het eerste lid, wordt bij algemene maatregel van bestuur voor elk dijkringgebied de veiligheidsnorm nader aangegeven als de gemiddelde kans per jaar op een overstroming door het bezwijken van een primaire waterkering.

  • 3 Primaire waterkeringen, niet bestemd tot directe kering van het buitenwater, moeten, zolang voor het dijkringgebied waartoe zij behoren geen veiligheidsnorm krachtens het tweede lid is vastgesteld, tenminste gelijke veiligheid bieden als op de datum van inwerkingtreding van deze wet.

  • 4 Artikel 2, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de wijziging van de in het eerste lid bedoelde bijlagen en op de vaststelling of wijziging van de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur.

  • 5 Onze Minister zendt elke tien jaar aan de beide Kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de in bijlage II en bijlage IIA aangegeven veiligheidsnorm.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Indien bovenregionale belangen daartoe nopen, wijst Onze Minister waterkeringen, niet zijnde primaire waterkeringen, aan, waarvoor gedeputeerde staten met het oog op het voorkomen van onveilige situaties en ernstige schade binnen een door hem te bepalen termijn een veiligheidsnorm vaststellen. Deze vaststelling geschiedt bij verordening.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt voor daarbij aan te geven plaatsen vastgesteld van welke relatie tussen hoogwaterstanden en overschrijdingskansen daarvan de beheerder van de betreffende primaire waterkering moet uitgaan bij de bepaling van het waterkerend vermogen daarvan. Bij die vaststelling kunnen tevens waarden worden vastgesteld van andere zodanige factoren.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vaststelling geschiedt telkens voor vijf jaren, voor de eerste maal binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Onze Minister draagt zorg voor de totstandkoming en verkrijgbaarstelling van technische leidraden voor het ontwerp, het beheer en het onderhoud van primaire waterkeringen. Zij strekken tot aanbeveling ten behoeve van degenen die met het beheer onderscheidenlijk het toezicht zijn belast.

  • 2 Onze Minister kan de vervulling van de in het eerste lid omschreven taak bij in de Staatscourant bekend te maken besluit opdragen aan een door hem ingestelde technische adviescommissie voor de waterkeringen.

  • 3 De verkrijgbaarstelling van leidraden als bedoeld in het eerste lid, wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

Artikel 5a

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de door de beheerder te verrichten beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Gedeputeerde staten hebben het toezicht op alle primaire waterkeringen in hun provincie.

  • 2 Indien een primaire waterkering is gelegen in meerdere provincies, kunnen gedeputeerde staten van die provincies bij overeenstemmende besluiten bepalen dat het toezicht op die primaire waterkering wordt uitgeoefend door gedeputeerde staten van de provincie waarin de primaire waterkering in hoofdzaak is gelegen.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Indien de in artikel 3, eerste of tweede lid, bedoelde veiligheidsnormen, de in artikel 4, eerste lid, bedoelde hoogwaterstanden, de krachtens artikel 4, eerste lid, vastgestelde waarden of de krachtens artikel 5a vastgestelde regels wijziging ondergaan, kan bij besluit van Onze Minister worden bepaald door welk bestuursorgaan, op welke wijze en binnen welk tijdsbestek maatregelen met betrekking tot de beveiliging tegen overstroming worden getroffen.

  • 3 Het eerste lid wordt niet toegepast dan nadat overleg is gevoerd met het betrokken bestuursorgaan en niet eerder dan vier weken nadat de beide Kamers der Staten-Generaal in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het nemen van het besluit.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 De aanleg, versterking of verlegging van een primaire waterkering geschiedt overeenkomstig een door de beheerder vastgesteld plan.

  • 2 Het plan bevat:

    • a. de te treffen voorzieningen, gericht op de uitvoering van het werk ten aanzien van een primaire waterkering;

    • b. de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk, voor zover die voorzieningen rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk;

    • c. de te treffen voorzieningen ter bevordering van het belang van landschap, natuur of cultuurhistorie, voor zover zij rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk.

  • 3 In geval het plan een verlegging van de primaire waterkering inhoudt, kan het de te treffen voorzieningen bevatten met betrekking tot de inpassing in de omgeving van het gebied tussen de plaats waar de oorspronkelijke primaire waterkering is gelegen en de plaats waar de nieuwe primaire waterkering komt te liggen.

  • 4 In de toelichting op het plan wordt aangegeven welke gevolgen aan de uitvoering van het plan zijn verbonden en op welke wijze met de daarbij betrokken belangen rekening is gehouden.

Artikel 7a

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 2 De terinzagelegging geschiedt tevens ten kantore van de betrokken bestuursorganen. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

Artikel 7b

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 De beheerder stelt het plan vast binnen twaalf weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken.

  • 2 Het plan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie op wier grondgebied het plan wordt uitgevoerd. De beheerder zendt na de vaststelling het plan onverwijld aan gedeputeerde staten.

  • 3 Indien het een primaire waterkering betreft die in meer dan één provincie is gelegen, kunnen gedeputeerde staten van de desbetreffende provincies bij overeenstemmende besluiten bepalen dat gedeputeerde staten van de provincie waarin de primaire waterkering in hoofdzaak is gelegen, belast is met de goedkeuring van het plan.

Artikel 7c

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

In afwijking van artikel 10:31, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het nemen van een besluit omtrent goedkeuring niet worden verdaagd.

Artikel 7d

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Gedeputeerde staten bevorderen een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten die nodig zijn ter uitvoering van het plan.

  • 2 Indien het een primaire waterkering betreft die in meer dan één provincie is gelegen, kunnen gedeputeerde staten van de desbetreffende provincies bij overeenstemmende besluiten bepalen dat gedeputeerde staten van een van die provincies de coördinatie van de voorbereiding van de in het eerste lid bedoelde besluiten bevorderen.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen van de andere betrokken bestuursorganen de medewerking vorderen, die voor het welslagen van de coördinatie nodig is. Die bestuursorganen verlenen de van hen gevorderde medewerking.

Artikel 7e

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Op de voorbereiding van de in artikel 7d, eerste lid, bedoelde besluiten is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:

  • a. de ontwerpen van de besluiten binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn worden toegezonden aan gedeputeerde staten, die zorg dragen voor de in artikel 3:13, eerste lid, van die wet bedoelde toezending;

  • b. gedeputeerde staten ten aanzien van de ontwerpen van de besluiten gezamenlijk toepassing kunnen geven aan de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:12 van die wet;

  • c. zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder;

  • d. in afwijking van artikel 3:18 van die wet de besluiten worden genomen binnen een door gedeputeerde staten te bepalen termijn;

  • e. de besluiten onverwijld worden gezonden aan gedeputeerde staten;

  • f. gedeputeerde staten beslissen over de toepassing van artikel 3:18, tweede lid, van die wet.

Artikel 7f

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 2 Ten aanzien van de aanvragen tot het nemen van de in artikel 7d, eerste lid, bedoelde besluiten is de beheerder mede bevoegd deze in te dienen bij de bevoegde bestuursorganen.

Artikel 7g

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Indien een bestuursorgaan, uitgezonderd een bestuursorgaan van het Rijk, dat in eerste aanleg bevoegd is te beslissen op een aanvraag tot het nemen van een besluit tot uitvoering van het plan, niet of niet tijdig een ontwerp-besluit op de aanvraag aan gedeputeerde staten zendt, dan wel niet, niet tijdig of niet in overeenstemming met het plan beslist, dan wel een beslissing neemt die naar het oordeel van gedeputeerde staten wijziging behoeft, kunnen gedeputeerde staten een beslissing op de aanvraag nemen. In het laatste geval treedt hun besluit in de plaats van het besluit van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan. Indien gedeputeerde staten voornemens zijn zelf een beslissing op de aanvraag te nemen, plegen zij overleg met het bestuursorgaan dat in eerste aanleg bevoegd is te beslissen.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ambtshalve te nemen besluiten ter uitvoering van het plan en andere besluiten dan die ter uitvoering van het plan, welke zijn gericht op de realisering van de in het plan opgenomen voorzieningen.

  • 3 Indien bij de toepassing van het eerste lid de beslissing op een aanvraag tot het nemen van een besluit als in dat lid bedoeld, wordt genomen door gedeputeerde staten, draagt het bestuursorgaan dat in eerste aanleg bevoegd was te beslissen op de aanvraag de ter zake ontvangen leges over aan gedeputeerde staten.

Artikel 7h

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De in artikel 7d, eerste lid, bedoelde besluiten worden, voor zover zij gecoördineerd zijn voorbereid, gelijktijdig door gedeputeerde staten bekendgemaakt.

Artikel 7i

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Artikel 7j

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Onteigening ingevolge titel II dan wel titel II in samenhang met titel IIa van de onteigeningswet kan mede geschieden ter uitvoering van de ingevolge het plan te treffen voorzieningen, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b en c, en derde lid.

Artikel 7k

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 2 De rechtbank spreekt de onteigening niet uit dan nadat het plan onherroepelijk is geworden.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De beheerder betrekt bij de voorbereiding van het plan in ieder geval gedeputeerde staten van de provincie en burgemeester en wethouders van de gemeenten op wier grondgebied het plan wordt uitgevoerd.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Iedere vijf jaren brengt de beheerder, in het bijzonder vanwege de zorg die op hem rust voor de handhaving van de veiligheidsnorm in de zin van artikel 3, verslag uit aan gedeputeerde staten over de algemene waterstaatkundige toestand van de primaire waterkering. Gedeputeerde staten brengen over dezelfde periode verslag uit aan Onze Minister over elk van de dijkringgebieden in hun gebied, met dien verstande dat ten aanzien van een dijkringgebied dat in meer dan één provincie is gelegen gedeputeerde staten van de betreffende provincies gezamenlijk verslag uitbrengen aan Onze Minister. Onze Minister zendt de verslagen van gedeputeerde staten met zijn bevindingen daaromtrent aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

  • 3 Indien de beoordeling van de veiligheid daartoe aanleiding geeft, bevatten de in het eerste lid bedoelde verslagen een omschrijving van de voorzieningen die - op een daarbij aan te geven termijn - nodig worden geacht.

  • 4 Gedeputeerde staten zenden hun verslag de eerste maal toe vóór het daartoe door Onze Minister voor de desbetreffende dijkringgebied of dijkringgebieden vastgestelde tijdstip, dat niet eerder wordt gesteld dan twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Door en op kosten van het Rijk worden tot het voorkomen of tegengaan van een landwaartse verplaatsing van de kustlijn de werken uitgevoerd die naar het oordeel van Onze Minister noodzakelijk zijn vanwege de ingevolge deze wet te handhaven veiligheidsnorm. Onze Minister stelt de noodzaak, de plaats en het doel van de werken, alsmede de termijn van uitvoering vast.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van werken waarvan naar het oordeel van Onze Minister de uitvoering anderszins door het algemeen belang wordt gevorderd.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde kustlijn wordt aangegeven op een door Onze Minister kosteloos verkrijgbaar gestelde kaart, die telkens na vijf jaren wordt herzien. De verkrijgbaarstelling wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 4 Onze Minister geeft toepassing aan het eerste en het tweede lid uit eigen beweging dan wel op een hem schriftelijk gedaan verzoek van de beheerder of van gedeputeerde staten. Dit geschiedt niet dan nadat het desbetreffend voornemen of verlangen is behandeld in een overlegorgaan, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de provincie, de beheerders en het Rijk en dat in ieder der provincies Fryslân, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland door gedeputeerde staten wordt ingesteld.

  • 5 Onze Minister beslist binnen zes maanden op een ingevolge het vierde lid gedaan verzoek.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Onze Minister verleent op aanvraag een subsidie aan het overheidslichaam dat vanwege wijziging van de in artikel 3, eerste of tweede lid, bedoelde veiligheidsnorm, de in artikel 4, eerste lid, bedoelde hoogwaterstanden of andere zodanige factoren, of de in artikel 5a bedoelde voorschriften, maatregelen dient te treffen, indien de desbetreffende maatregelen zijn opgenomen in het jaarlijks door Onze Minister vast te stellen programma.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de aanvraag, verlening, vaststelling, intrekking, wijziging, weigering, betaling en terugvordering van de subsidie en de verplichtingen van de subsidie-ontvanger.

  • 3 Een subsidie wordt verleend voor 100 procent van de kosten van uitvoering, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

De beheerder draagt zorg voor de vaststelling van:

  • a. een overzichtskaart waarop de ligging van de primaire waterkering staat aangegeven;

  • b. een legger waarin is omschreven waaraan die waterkering moet voldoen naar richting, vorm, afmeting en constructie;

  • c. een technisch beheersregister waarin de voor het behoud van het waterkerend vermogen kenmerkende gegevens van de constructie en de feitelijke toestand nader zijn omschreven.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Provinciale staten der provincies waarin een of meer dijkringgebieden zijn gelegen stellen met betrekking tot het onderwerp van deze wet een verordening vast, waarin in elk geval de in artikel 13 omschreven verplichting van de beheerder - en de termijn waarop daaraan moet zijn voldaan nader worden geregeld.

  • 2 Voor een dijkringgebied dat in meer dan één provincie is gelegen wordt de in het eerste lid bedoelde verordening vastgesteld bij gemeenschappelijk besluit van provinciale staten van de betreffende provincies.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 In het belang van het tijdig nemen van maatregelen bij hoog water dat gevaar voor een tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering kan opleveren, draagt Onze Minister zorg dat:

    • a. informatie beschikbaar is over de verwachte afwijkingen van de daartoe door Onze Minister gepubliceerde hoogwaterstanden;

    • b. waarschuwingen en verdere inlichtingen worden verschaft aan de beheerders van primaire waterkeringen en colleges van gedeputeerde staten die het betreft, zodra te verwachten is dat bij hoge stormvloed, hoog opperwater van een van de grote rivieren, hoog water van het IJsselmeer of het Markermeer - of tengevolge van een combinatie daarvan - de hoogwaterstand het alarmeringspeil overschrijdt.

  • 2 Alarmeringspeilen, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden door Onze Minister telkens voor vijf jaren vastgesteld bij in de Staatscourant bekend te maken besluit.

Artikel 35

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de waterkering.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 21 december 1995

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negende januari 1996

De Minister van Justitie

W. Sorgdrager

Bijlage II. als bedoeld in artikel 3

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Dijkringgebieden en veiligheidsnormen

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Dijkringgebied volgens bij de wet behorende bijlage I

Overschrijdingskans, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet

Nummer

Gemiddeld per jaar

1.

1/2000

2.

1/2000

3.

1/2000

4.

1/2000

5.

1/4000

6.

1/4000

7.

1/4000

8.

1/4000

9.

1/1250

10.

1/2000

11.

1/2000

12.

1/4000

13.

1/10000

13a.

1/4000

13b.

1/1250

14.

1/10000

15.

1/2000

16.

1/2000

17.

1/4000

18.

1/10000

19.

1/10000

20.

1/4000

21.

1/2000

22.

1/2000

23.

1/2000

24.

1/2000

25.

1/4000

26.

1/4000

27.

1/4000

28.

1/4000

29.

1/4000

30.

1/4000

31.

1/4000

32.

1/4000

33.

1/4000

34.

1/2000

34a.

1/2000

35.

1/2000

36.

1/1250

36a.

1/1250

37.

1/1250

38.

1/1250

39.

1/1250

40.

1/500

41.

1/1250

42.

1/1250

43.

1/1250

44.

1/1250

45.

1/1250

46.

1/1250

47.

1/1250

48.

1/1250

49.

1/1250

50.

1/1250

51.

1/1250

52.

1/1250

53.

1/1250

Bijlage IIA. als bedoeld in artikel 3, eerste lid

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Dijkringgebieden en veiligheidsnormen

Dijkringgebied volgens bij de wet behorende bijlage IA

Overschrijdingskans als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet

Nummer

Gemiddeld per jaar

54.

1/250

55.

1/250

56.

1/250

57.

1/250

58.

1/250

59.

1/250

60.

1/250

61.

1/250

62.

1/250

63.

1/250

64.

1/250

65.

1/250

66.

1/250

67.

1/250

68.

1/250

69.

1/250

70.

1/250

71.

1/250

72.

1/250

73.

1/250

74.

1/250

75.

1/250

76.

1/250

77.

1/250

78.

1/250

79.

1/250

80.

1/250

81.

1/250

82.

1/250

83.

1/250

84.

1/250

85.

1/250

86.

1/250

87.

1/250

88.

1/250

89.

1/250

90.

1/250

91.

1/250

92.

1/250

93.

1/250

94.

1/250

95.

1/250

Naar boven