Besluit subsidiëring stichting advisering bestuursrechtspraak milieu en ruimtelijke ordening

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 27-02-1998 t/m 17-05-2003

Besluit van 25 september 1995, houdende voorschriften omtrent het verstrekken van subsidie aan de stichting bedoeld in artikel 57 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 20.14 van de Wet milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 mei 1995, nr. MJZ 22595034, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 57c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 20.17 van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 1 augustus 1995, nr. W08.95.0272);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 september 1995, nr. MJZ 95009191, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens dit besluit bepaalde wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Onze Minister verstrekt op aanvraag aan de stichting jaarlijks een subsidie. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt.

  • 2 De subsidie is bestemd ter dekking van de redelijkerwijs noodzakelijk te achten lasten van de exploitatie van de stichting. De exploitatielasten van de stichting bestaan in elk geval uit de personeelskosten volgens de vastgestelde arbeidsvoorwaarden, de materiële kosten met inbegrip van de reiskosten, de onderzoekskosten, de huisvestingskosten en de kosten van de raad van toezicht van de stichting.

§ 2. De subsidieverlening en bevoorschotting

Artikel 4

Onze Minister bepaalt het bedrag van de subsidieverlening aan de hand van de begroting en de daarbij behorende toelichting.

Artikel 5

  • 1 Onze Minister beslist jaarlijks voor 1 december op de subsidie-aanvraag van de stichting voor het eerstvolgende boekjaar. Bij de beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden opgelegd die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 6

Gelijktijdig met een in artikel 4:70 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde mededeling dient de stichting een aanvraag in tot wijziging van de subsidie.

Artikel 7

  • 1 Onze Minister verleent gedurende het boekjaar per kwartaal een voorschot van een kwart van het bedrag van de verleende subsidie. Onze Minister draagt er zorg voor dat de stichting elk voorschot uiterlijk een dag voorafgaande aan het kwartaal waarvoor het is bestemd heeft ontvangen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de subsidie in ongelijke delen per kwartaal worden uitbetaald indien de stichting daarom verzoekt.

§ 3. Verantwoording en controle

Artikel 8

De stichting dient jaarlijks vóór 15 mei een aanvraag tot vaststelling van de subsidie over het voorafgaande boekjaar in.

Artikel 10

Onze Minister schrijft een protocol voor, dat de accountant hanteert die een controle uitvoert op de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. Onze Minister schrijft dat protocol voor na overleg hierover met de stichting.

§ 4. De subsidievaststelling

Artikel 11

  • 1 Onze Minister stelt de subsidie vast aan de hand van de overgelegde jaarrekening, waaruit blijkt hoe hoog de werkelijke exploitatielasten en het eventuele exploitatietekort van de stichting in het afgelopen boekjaar zijn geweest.

  • 2 Onze Minister wijkt bij de vaststelling van de subsidie slechts af van het saldo van de jaarrekening nadat hij over deze afwijking overleg heeft gevoerd met het bestuur van de stichting.

  • 3 Te veel betaalde voorschotten gelden als vooruitbetaling op de subsidie voor het eerstvolgend boekjaar.

§ 6. Overige bepalingen

Artikel 14

In het geval, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht, is de stichting aan Onze Minister een vergoeding voor vermogensvorming verschuldigd. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald door de opbrengstwaarde van de goederen.

Artikel 15

Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de uitvoering van dit besluit.

Artikel 16

  • 1 De bij of krachtens dit besluit gestelde regels worden drie jaar na het oprichten van de stichting in opdracht van Onze Minister geëvalueerd.

  • 2 Onze Minister stelt de stichting in kennis van de uitkomsten van de in het eerste lid bedoelde evaluatie, zodra deze bekend zijn.

Artikel 17

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop twee maanden zijn verstreken sedert de dag van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 18

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit subsidiëring stichting advisering bestuursrechtspraak milieu en ruimtelijke ordening.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 september 1995

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer a.i.,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de negenentwintigste september 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven