Algemene bijstandswet

[Regeling vervallen per 01-07-2011.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2004

Wet van 12 april 1995, houdende herinrichting van de Algemene Bijstandswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter vereenvoudiging en verduidelijking van de regelgeving en ter versterking van de verantwoordelijkheid der gemeenten voor de verlening van bijstand gewenst is te komen tot een herinrichting van de Algemene Bijstandswet (Stb. 1973, 395) en de daarop berustende nadere regels en daartoe een nieuwe Algemene bijstandswet vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk II. Het recht op bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 3. Afstemming van de bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3 Indien het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

  • 4 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te zien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste en het tweede lid nadere regels worden gesteld.

§ 3a. Administratieve boeten

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 14a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 De hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert. Van het opleggen van een boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 65, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand kunnen burgemeester en wethouders afzien van het opleggen van een boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

  • 4 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te zien van het opleggen van een boete.

  • 5 Degene aan wie een boete is opgelegd is verplicht desgevraagd aan burgemeester en wethouders de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de boete van belang zijn.

  • 6 Voor zover de boete nog niet is geïnd vervalt zij door het overlijden van degene aan wie zij is opgelegd.

  • 7 Bij algemene maatregel van bestuur worden met betrekking tot het eerste en tweede lid nadere regels gesteld.

Artikel 14b

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien burgemeester en wethouders jegens de belanghebbende een handeling verrichten waaraan deze in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat aan hem wegens een bepaalde gedraging een boete zal worden opgelegd, is de belanghebbende niet langer verplicht terzake van die gedraging enige verklaring af te leggen, voor zover het betreft de boeteoplegging. De belanghebbende wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

  • 2 Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de belanghebbende een boete op te leggen, wordt hiervan kennis gegeven aan de belanghebbende onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust. De kennisgeving is een handeling als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Op verzoek van de belanghebbende die de in het vorige lid bedoelde kennisgeving wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, dragen burgemeester en wethouders er zoveel mogelijk zorg voor dat de in die kennisgeving vermelde gronden aan de belanghebbende worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

  • 4 In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht stellen burgemeester en wethouders de belanghebbende in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd.

  • 5 Indien de belanghebbende zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, dragen burgemeester en wethouders er op verzoek van de belanghebbende die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, zorg voor dat een tolk wordt benoemd die de belanghebbende kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Artikel 14c

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het besluit waarbij de boete wordt opgelegd vermeldt de termijn of de termijnen waarbinnen deze moet worden betaald, alsmede de wijze waarop het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, overeenkomstig artikel 14f zal worden tenuitvoergelegd.

  • 2 Op verzoek van de belanghebbende die het in het eerste lid bedoelde besluit wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, dragen burgemeester en wethouders er zoveel mogelijk zorg voor dat de in dat besluit vermelde informatie aan de belanghebbende wordt medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste lid nadere regels worden gesteld.

Artikel 14d

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Een boete wordt niet opgelegd zolang de gedraging wordt onderzocht door het openbaar ministerie.

  • 2 De oplegging van een boete blijft definitief achterwege indien ter zake van de gedraging tegen de belanghebbende een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3 Het openbaar ministerie doet van een omstandigheid als bedoeld in het eerste en tweede lid mededeling aan burgemeester en wethouders.

Artikel 14e

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Een boete wordt opgelegd binnen een jaar nadat burgemeester en wethouders de belanghebbende overeenkomstig artikel 14b, vierde lid, in de gelegenheid hebben gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Indien terzake aangifte is gedaan of proces-verbaal is opgemaakt en ingezonden vangt de termijn van een jaar aan op de dag na die waarop het openbaar ministerie aan burgemeester en wethouders heeft medegedeeld dat geen strafvervolging wordt ingesteld.

  • 2 Een boete wordt in elk geval niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de desbetreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 14f

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het besluit waarbij een boete is opgelegd levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De titel heeft mede betrekking op de rente en kosten, bedoeld in het zevende lid.

  • 3 Indien degene aan wie een boete is opgelegd inmiddels bijstand of uitkering als bedoeld in het tweede lid ontvangt van een andere gemeente dan de gemeente die de boete heeft opgelegd, betaalt die andere gemeente het bedrag van die boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is van de belanghebbende, op haar verzoek aan de gemeente die de boete heeft opgelegd.

  • 5 Indien degene aan wie een boete is opgelegd geen bijstand of uitkering als bedoeld in het tweede of vierde lid ontvangt of meer ontvangt, dan wel ten aanzien van zodanige uitkering toepassing van het derde en vierde lid niet mogelijk is, wordt het besluit waarbij de boete is opgelegd bij gebreke van tijdige betaling met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op zijn kosten betekend en tenuitvoergelegd.

  • 6 De tenuitvoerlegging van een besluit waarbij een boete is opgelegd vindt plaats met toepassing van het tweede, derde of vierde lid, dan wel van het vijfde lid, dan wel van het tweede, derde of vierde lid in combinatie met het vijfde lid.

  • 7 Bij gebreke van tijdige betaling wordt de verschuldigde boete verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.

  • 11 Het tiende lid geldt niet zolang de belanghebbende zijn verplichting bedoeld in artikel 14a, vijfde lid, niet of niet behoorlijk nakomt.

Hoofdstuk III. De vorm van de bijstand

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk IV. De hoogte van de bijstand

[Vervallen per 01-01-2004]

Afdeling 1. Algemene bijstand

[Vervallen per 01-01-2004]

Afdeling 3. De middelen

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk V. Het geldend maken van het recht op bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 2. Inlichtingenverplichting en onderzoek

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 65

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De belanghebbende doet aan burgemeester en wethouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand, het geldend maken van het recht op bijstand, de hoogte of de duur van de bijstand, of op het bedrag van de bijstand dat aan hem wordt betaald.

  • 2 De belanghebbende is verplicht aan burgemeester en wethouders desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

  • 3 De belanghebbende is voorts verplicht aan burgemeester en wethouders desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

  • 4 Burgemeester en wethouders stellen bij de uitvoering van deze wet ten aanzien van een belanghebbende op wie de verplichting bedoeld in het vierde lid rust, de identiteit vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht en nemen de aard en het nummer daarvan op in de administratie.

Artikel 66

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 Burgemeester en wethouders onderzoeken de juistheid en volledigheid van de verkregen gegevens en stellen zonodig een onderzoek in naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft besluiten burgemeester en wethouders tot herziening van de bijstand.

  • 3 Burgemeester en wethouders verrichten regelmatig een heronderzoek naar de voor het recht op bijstand van belang zijnde gegevens. Het heronderzoek strekt zich mede uit tot de naleving van de aan de bijstand verbonden verplichtingen. Burgemeester en wethouders beoordelen tevens of er aanleiding bestaat de verplichtingen aan te vullen dan wel te wijzigen.

  • 4 Het in het derde en vierde lid bedoelde onderzoek omvat, tenzij op grond van artikel 107 ontheffing is verleend van de verplichtingen gericht op inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking, mede een onderzoek naar de mogelijkheden van de belanghebbende om door arbeid zelfstandig in het bestaan te voorzien alsmede de wijze waarop deze mogelijkheden kunnen worden vergroot.

  • 5 Bij beëindiging van de bijstand nemen burgemeester en wethouders, na onderzoek, tijdig een besluit met betrekking tot de wederzijds tussen de gemeente en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afwikkeling daarvan.

  • 6 Burgemeester en wethouders onderzoeken regelmatig de financiële omstandigheden van degene aan wie zij betalings- en aflossingsverplichtingen hebben opgelegd met betrekking tot de verleende algemene bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, besluiten burgemeester en wethouders tot wijziging van de opgelegde betalings- en aflossingsverplichtingen.

§ 5. Het besluit tot toekenning of wijziging van bijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 70

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Bij een besluit tot toekenning of voortzetting van bijstand wordt, in een bijlage, mededeling gedaan van de rechten en plichten van de belanghebbende, die verband houden met de toekenning of voortzetting van bijstand. Hierbij wordt ten minste mededeling gedaan van:

    • a. de verplichtingen tot het doen van mededelingen en het verlenen van medewerking, bedoeld in artikel 65;

    • b. de verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk VIII die in het betrokken geval aan de bijstand zijn verbonden.

  • 2 Bij een besluit tot herziening van bijstand wordt mededeling gedaan van de herziening en, in een bijlage, van de op die herziening betrekking hebbende gewijzigde rechten en plichten van de belanghebbende. Voorts wordt, indien daarvoor aanleiding bestaat, in deze bijlage nogmaals mededeling gedaan van de eerder aan de bijstand verbonden rechten en plichten, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien burgemeester en wethouders ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 111, eerste lid, ten behoeve van de belanghebbende een plan hebben opgesteld of hebben laten opstellen, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces, wordt dit opgenomen in een bijlage bij het besluit tot toekenning, voortzetting of herziening van bijstand.

  • 4 De belanghebbende tekent, indien een plan als bedoeld in het derde lid wordt opgesteld, een exemplaar van de bijlage, bedoeld in het derde lid, of, indien een dergelijk plan niet wordt opgesteld, een exemplaar van de bijlage, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor gezien en verstrekt dit aan burgemeester en wethouders. De bijlage wordt tevens getekend door burgemeester en wethouders.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent dit artikel.

Hoofdstuk VI. De betaling van de bijstand

[Vervallen per 01-01-2004]

§ 2. Terugvordering

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk VII. Verhaal

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk VIII. Aan de bijstand verbonden verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 106

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Naast de verplichtingen die ingevolge dit hoofdstuk in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door burgemeester en wethouders verbonden dienen te worden, kunnen burgemeester en wethouders vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 68a, tweede lid, verplichtingen opleggen die strekken tot inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking of in eigen bedrijf of zelfstandig beroep, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

Artikel 107

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen besluiten verplichtingen als bedoeld in dit hoofdstuk niet op te leggen, dan wel van zodanige verplichtingen tijdelijk ontheffing te verlenen, in gevallen waarin daartoe naar hun oordeel aanleiding bestaat om redenen van medische of sociale aard, dan wel om redenen gelegen in de aard en het doel van de bijstand.

  • 2 Voor de ouder met een volledige verzorgende taak voor een of meer ten laste komende kinderen, dan wel pleegkinderen, jonger dan vijf jaar gelden niet de verplichtingen, bedoeld in artikel 113, eerste lid.

  • 3 Ten aanzien van een ouder met een gedeeltelijk verzorgende taak of gehuwden die de verzorgende taak bedoeld in het tweede lid gezamenlijk uitoefenen geldt dat de verplichtingen bedoeld in artikel 113, eerste lid aan die ouder onderscheidenlijk die ouders worden opgelegd met dien verstande dat deze onderscheidenlijk ieder van beiden voor de helft van de geldende volledige arbeidstijd per week beschikbaar moet zijn voor inschakeling in de arbeid.

Artikel 108

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De verplichting tot het instellen van een vordering tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud kan, onverminderd artikel 108a, slechts aan de bijstand worden verbonden, indien het betreft een uitkering ten laste van de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder, indien:

  • a. die vordering kan worden ingesteld samen met een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of

  • b. de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder buiten Nederland verblijft en de verplichting noodzakelijk is om op grond van een uitspraak van de Nederlandse rechter onderhoudsaanspraken in het buitenland geldend te maken onder toepassing van het op 20 juni 1956 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud (Trb. 1957, 121).

Artikel 108a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Indien ten aanzien van de belanghebbende een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, kunnen burgemeester en wethouders aan de bijstand verplichtingen verbinden die er toe strekken dat de belanghebbende aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak meewerkt.

§ 2. Bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 113

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De belanghebbende die voor de zelfstandige voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking is vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 68a, tweede lid, verplicht:

    • a. naar vermogen te trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

    • b. ervoor te zorgen dat hij als werkzoekende geregistreerd is bij de Centrale organisatie werk en inkomen en geregistreerd blijft, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • c. passende arbeid te aanvaarden;

    • d. na te laten hetgeen inschakeling in de arbeid belemmert;

    • e. mee te werken aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding en aan een scholing of opleiding, die noodzakelijk wordt geacht;

    • f. beschikbaar te zijn voor de voorzieningen van de Wet inschakeling werkzoekenden, mee te werken aan het verkrijgen van die voorzieningen, daarvan gebruik te maken en daartoe op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen.

  • 2 Onder passende arbeid wordt verstaan alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de belanghebbende is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passende arbeid wordt aangemerkt arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.

  • 3 Indien bijstand wordt verleend aan gehuwden gelden de verplichtingen bedoeld in het eerste lid voor ieder van hen.

  • 4 Onze Minister kan regels stellen aangaande het toepassen dan wel niet toepassen van een of meer verplichtingen genoemd in het eerste lid ten aanzien van een of meer categorieën belanghebbenden.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het begrip passende arbeid bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 114

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de belanghebbende die een scholing of opleiding gaat volgen die noodzakelijk wordt geacht voor de inschakeling in de arbeid, ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 113, eerste lid, onderdelen a en c, voor ten hoogste de duur en de omvang van die scholing of opleiding. Scholing of opleiding wordt slechts noodzakelijk geacht voor de inschakeling in de arbeid, indien aantoonbare inspanningen van belanghebbende om arbeid te verkrijgen geen resultaat hebben gehad.

  • 2 Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot het aanmerken van scholing of opleidingen als noodzakelijk voor de inschakeling in de arbeid, die bij de beoordeling bedoeld in het eerste lid in acht worden genomen.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als noodzakelijke scholing of opleiding tevens aangemerkt de scholing en opleiding, waarvoor de belanghebbende die arbeidsgehandicapte is als bedoeld in de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten op grond van die wet dan wel op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden in aanmerking komt en die vooraf aan burgemeester en wethouders is gemeld.

  • 4 Indien de belanghebbende een scholing of opleiding gaat volgen, anders dan bedoeld in het eerste lid, meldt hij dit voor aanvang van die scholing of opleiding aan burgemeester en wethouders.

Artikel 114a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Burgemeester en wethouders kunnen de belanghebbende die deelneemt aan activiteiten die bijdragen tot sociale activering als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet inschakeling werkzoekenden, ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in artikel 113, eerste lid, onder a, voor ten hoogste de duur van die activiteiten.

Artikel 115

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien de belanghebbende werkzaamheden zonder beloning gaat verrichten dient hij dit zo spoedig mogelijk te melden aan burgemeester en wethouders.

  • 3 De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats zijn:

    • a. werkzaamheden, waartoe de belanghebbende met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;

    • b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer heeft afgesloten;

    • c. werkzaamheden, die de belanghebbende niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht.

Hoofdstuk IX. Uitvoering en toezicht

[Vervallen per 01-01-2004]

Hoofdstuk XII. Strafbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 142a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Het recht tot strafvordering vervalt indien burgemeester en wethouders aan de belanghebbende ter zake van hetzelfde feit reeds een boete hebben opgelegd.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 12 april 1995

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Uitgegeven de dertiende april 1995

De Minister van Justitie a.i.,

H. F. Dijkstal

Inhoudsopgave

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

HOOFDSTUK I.

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK II.

HET RECHT OP BIJSTAND

§ 1.

De kring van rechthebbenden

§ 2.

Personen aan wie bijstand kan worden verleend

§ 3.

Afstemming van de bijstand

§ 4.

Niet noodzakelijke kosten

§ 5.

Verhouding tot voorliggende voorzieningen

HOOFDSTUK III.

DE VORM VAN DE BIJSTAND

HOOFDSTUK IV.

DE HOOGTE VAN DE BIJSTAND

Afdeling 1.

Algemene bijstand

§ 1.

Algemeen

§ 2.

De bijstandsnorm

§ 3.

Verhoging en verlaging van de bijstandsnorm

Afdeling 2.

Bijzondere bijstand

Afdeling 3.

De middelen

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Het inkomen

§ 3.

Het vermogen

Afdeling 4.

Aanpassing van bedragen

HOOFDSTUK V.

HET GELDEND MAKEN VAN HET RECHT OP BIJSTAND

§ 1.

De gemeente jegens welke recht op bijstand bestaat

§ 2.

Inlichtingenverplichting en onderzoek

§ 3.

De aanvraag

§ 4.

Opschorting van de bijstand

§ 5.

Het besluit tot toekenning of wijziging van bijstand

§ 6.

Overige bepalingen

HOOFDSTUK VI.

DE BETALING VAN DE BIJSTAND

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Terugvordering

HOOFDSTUK VII.

VERHAAL

HOOFDSTUK VIII.

AAN DE BIJSTAND VERBONDEN VERPLICHTINGEN

§ 1.

Algemeen

§ 2.

Bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening

HOOFDSTUK IX.

UITVOERING, ADVISERING EN TOEZICHT

§ 1.

Verantwoordelijkheid voor de uitvoering

§ 2.

Inlichtingenverplichting en gegevensuitwisseling

§ 3.

Adviesorganen

§ 4.

Toezicht

§ 5.

Beleidsinformatie

HOOFDSTUK X.

FINANCIERING

HOOFDSTUK XI.

RECHTSBESCHERMING

HOOFDSTUK XII.

STRAFBEPALINGEN

HOOFDSTUK XIII.

SLOTBEPALINGEN

Naar boven