Faciliteitenbesluit opvangcentra

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 06-01-2014 t/m heden

Besluit van 29 juli 1994, houdende regels ten aanzien van de faciliteiten opvang asielzoekers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 1 juni 1994, kenmerk DVMA/OA-U-948281, gedaan in overeenstemming met Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Wetenschappen en Justitie;

Gelet op artikel 4 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

De Raad van State gehoord (advies van 1 juli 1994, nr. W13.94.0357);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van 19 juli 1994, nr. DVMA/OA-U-9410863, uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Wetenschappen en Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 1 Indien in een gemeente een opvangcentrum is gevestigd heeft de gemeente recht op uitkeringen volgens dit besluit.

  • 2 Het orgaan stelt bij vestiging van een opvangcentrum na overleg met de gemeente het aantal capaciteitsplaatsen vast.

  • 3 Het aantal permanent te bezetten capaciteitsplaatsen bedraagt negentig procent van het ingevolge het tweede lid vastgestelde aantal capaciteitsplaatsen.

Artikel 3

  • 1 Aan een gemeente waarin een opvangcentrum is gevestigd, wordt jaarlijks door het orgaan een uitkering verstrekt op basis van het aantal door asielzoekers permanent te bezetten capaciteitsplaatsen verminderd met het aantal op 1 januari van het uitkeringsjaar in de basisregistratie personen ingeschreven bewoners van het opvangcentrum.

  • 2 De uitkering is het produkt van het in het eerste lid bedoelde aantal capaciteitsplaatsen verminderd met het aantal op 1 januari van het uitkeringsjaar in de basisregistratie personen ingeschreven bewoners van het opvangcentrum, de uitkeringsfactor en de gewogen som van de bedragen per eenheid voor:

    • 1°. het aantal inwoners van de gemeente;

    • 2°. het aantal inwoners van de gemeente met een leeftijd van 19 jaar en minder;

    • 3°. het aantal inwoners van de gemeente met een leeftijd van 65 jaar en meer.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde weging wordt bepaald door de onderdelen 1°, 2° en 3° te vermenigvuldigen met respectievelijk 1; 0,34 en 0,01.

  • 4 Bij de berekening van de uitkering worden voor de uitkeringsfactor en de bedragen per eenheid waarden gehanteerd die overeenkomen met de verwachte uitkeringsfactor en de verwachte bedragen per eenheid, zoals die over het uitkeringsjaar bekend zijn gemaakt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën, naar de stand van 31 december van het jaar voorafgaand aan het uitkeringsjaar.

  • 5 Voor de toepassing van dit artikel worden onder asielzoekers mede begrepen vreemdelingen met betrekking tot wie Onze Minister overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van de wet aan het orgaan taken heeft opgedragen.

Artikel 4

  • 1 Aan een gemeente waarin een opvangcentrum is gevestigd wordt jaarlijks door het orgaan een uitkering verstrekt voor een aantal woonruimten, waarbij geldt dat 5 capaciteitsplaatsen worden beschouwd als één woonruimte.

  • 2 De uitkering is het produkt van het in het eerste lid bedoelde aantal woonruimten, het bedrag per eenheid voor het aantal woonruimten in de gemeente en de uitkeringsfactor.

Artikel 5

  • 1 Indien het orgaan overeenkomsten aangaat die de capaciteit van de opvang vergroten door de beschikbaarstelling van opvang door hotels, pensions en andere vergelijkbare door Onze Minister aangewezen voorzieningen, wordt door het orgaan aan de gemeente waarbinnen deze voorzieningen liggen een uitkering verstrekt voor de duur van de overeenkomst.

  • 2 De uitkering bedraagt een door Onze Minister vast te stellen bedrag per overeengekomen plaats in bedoelde voorzieningen.

Artikel 5a

  • 1 Aan een gemeente waarin basisonderwijs wordt geboden aan asielzoekers verblijvend in een opvangcentrum wordt, op een daartoe strekkende aanvraag van de gemeente, door het orgaan een uitkering verstrekt ten behoeve van de huisvesting van nieuwe voorzieningen voor basisonderwijs aan asielzoekers. De uitkering bestaat uit:

    • a. een bijdrage in de investerings- dan wel de huurlasten ten behoeve van de voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening;

    • b. een bijdrage in de kosten van eerste inrichting, onderwijsleerpakket en meubilair;

    • c. een bijdrage in de kosten van de stichting en materiële instandhouding van de gymnastiekaccommodatie ten behoeve van het primair onderwijs;

    • d. een bijdrage in de onroerende zaakbelastingen;

    • e. een bijdrage in de kosten van de verzekering van de roerende en onroerende zaken. De verzekering bestaat uit een brandverzekering, een uitgebreide gevarenverzekering, een glasverzekering, een verzekering tegen risico van buitenvandalisme en een eigen gebrek- constructiefoutenverzekering.

  • 2 Bij ministeriële regeling wordt de berekeningswijze van de in het eerste lid bedoelde uitkering vastgesteld.

Artikel 6

  • 1 Bij de vestiging van een opvangcentrum wordt door het orgaan aan de gemeente een eenmalige uitkering verstrekt als bijdrage in de kosten van door de gemeenten te verzorgen taken in het kader van voorlichting met betrekking tot de vestiging van het opvangcentrum en de subsidiëring van vrijwilligersgroepen die werkzaamheden verrichten in of ten behoeve van het opvangcentrum.

  • 2 Onze Minister stelt nadere regels omtrent de hoogte van de uitkering.

Hoofdstuk II. Bekostigingsvoorschriften

Artikel 7

  • 1 De uitkering, bedoeld in de artikelen 3 en 4, wordt door het orgaan verstrekt voor 1 juli van het uitkeringsjaar.

  • 2 De uitkering, bedoeld in artikel 5a, wordt door het orgaan verstrekt binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag van de gemeente als bedoeld in artikel 5a, eerste lid. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de aanvraag.

  • 3 De uitkering, bedoeld in artikel 5, wordt door het orgaan verstrekt binnen acht weken nadat de overeengekomen plaatsen beschikbaar zijn gesteld.

  • 4 De uitkering, bedoeld in artikel 6, wordt door het orgaan verstrekt binnen zes maanden na vestiging van het opvangcentrum.

Hoofdstuk III. Slot- en overgansbepalingen

Artikel 8

Indien toepassing van dit besluit met betrekking tot een bepaald onderdeel zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard kan het orgaan, onder goedkeurig van Onze Minister, op verzoek van de gemeente voor dat onderdeel een hogere uitkering verstrekken.

Artikel 9

Tot 1 oktober 1994 kan Onze Minister met een gemeente een overeenkomst sluiten inzake de vestiging van een opvangcentrum, op grond waarvan aan de betreffende gemeente uitkeringen worden verstrekt voor de kosten die de vestiging van een opvangcentrum met zich brengt.

Artikel 10

  • 1 Tot het tijdstip waarop tussen Onze Minister en gemeenten gesloten overeenkomsten inzake de vestiging van een opvangcentrum expireren, worden uitkeringen in plaats van op grond van dit besluit, verstrekt op grond van de gesloten overeenkomst.

  • 2 Overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid worden niet verlengd.

  • 3 Bij de berekening van de in het eerste lid bedoelde uitkeringen worden, indien van toepassing, voor het uitkeringspercentage en de bedragen per eenheid waarden gehanteerd die overeenkomen met het verwachte uitkeringspercentage en de verwachte bedragen per eenheid, zoals die over het uitkeringsjaar 1996 bekend zijn gemaakt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Financiën, naar de stand van 31 december 1995.

  • 4 Aan een gemeente waarin een opvangcentrum is gevestigd op grond van een daartoe voor 1 januari 1997 gesloten overeenkomst tussen de gemeente en het orgaan wordt, tot het tijdstip waarop de overeenkomst expireert, een uitkering verstrekt op grond van het Faciliteitenbesluit opvangcentra zoals dit luidde op 31 december 1996. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing voor zover een in dat lid bedoelde overeenkomst wordt verlengd.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 juli 1994.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage , 29 juli 1994

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

J. M. M. Ritzen

Uitgegeven de vijfentwintigste augustus 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto

Naar boven