Besluit houdende regels non-activiteitswedde rijksambtenaren lid van de Staten-Generaal of het Europees Parlement

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Besluit van 13 april 1994, houdende regels over de non-activiteitswedde van rijksambtenaren die lid zijn van de Staten-Generaal of het Europees Parlement en wijziging van enkele rechtspositieregelingen, alsmede inwerkingtreding van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 22 februari 1994, Stafafdeling Constitutionele Zaken en Wetgeving, nr. CW94/U217;

Gelet op de artikelen 4, vijfde lid, 5, tweede lid, en 12 van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement;

De Raad van State gehoord (advies van 22 maart 1994, no. W.04.94.0093);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 6 april 1994, Stafafdeling Constitutionele Zaken en Wetgeving, nr. CW94/363;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel 2

Indien het loon of de bezoldiging niet in een vast bedrag per maand kan worden uitgedrukt, wordt gerekend met het bedrag dat gemiddeld per maand is toegekend in de drie kalendermaanden voorafgaande aan het tijdstip waarop betrokkene op non-activiteit is gesteld. Voor zover betrokkene op dat tijdstip nog geen drie kalendermaanden in dienst is geweest, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld aan loon of bezoldiging per maand is toegekend over het tijdvak waarin hij voor het ontstaan van non-activiteit in dienst is geweest.

Artikel 3

Indien de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdelen c en d, en derde lid, van de wet, op grond van de voor hem geldende rechtspositieregeling, zijn arbeidsovereenkomst of hetgeen collectief is overeengekomen en op die ambtenaar betrekking heeft, in het genot is van een toelage in verband met het regelmatig of vrij regelmatig verrichten van arbeid in avond of nacht dan wel op andere dagen dan van maandag tot en met vrijdag of het zich daarvoor bereikbaar en beschikbaar houden, wordt dit deel van het loon of de bezoldiging vastgesteld:

  • a. op het bedrag dat hem zou zijn toegekend, indien hij niet op non-actief was gesteld op grond van artikel 3, tweede lid, van de wet, of, indien vaststelling op deze wijze niet mogelijk is;

  • b. met inachtneming met de in de voor de ambtenaar geldende rechtspositieregeling, zijn arbeidsovereenkomst of hetgeen collectief is overeengekomen en op die ambtenaar betrekking heeft omtrent de wijze waarop de toelage wordt berekend op basis van het aantal uren dat de ambtenaar, in de drie maanden voorafgaand aan de non-activiteit, gemiddeld is gewerkt.

Artikel 4

De non-activiteitswedde, over een maand berekend, wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Artikel 5

  • 1 In het geval, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet, is betrokkene verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan het bevoegd gezag of de overheidswerkgever onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden zal trekken. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke wachtgeldtermijn opgave van de inkomsten, die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten. Het bevoegd gezag of de overheidswerkgever geeft voorschriften omtrent het doen van de opgaven, bedoeld in de eerste en tweede zin.

  • 2 Brengt de aard van de werkzaamheden of inkomsten met zich, dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de non-activiteitswedde een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder verrekening aan het einde van de evenbedoelde termijn.

  • 3 Het bevoegd gezag of de overheidswerkgever kan bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering van de opgave, bedoeld in het eerste lid, eerste en tweede zin, afwijken.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op arbeid of bedrijf en de inkomsten daaruit, verricht gedurende vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan de non-activiteit, terzake waarvan de non-activiteitswedde is toegekend.

  • 5 De betrokkene aan wie een non-activiteitswedde is toegekend, wordt door het aanvaarden daarvan geacht ermee in te stemmen, dat allen, die daarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag of de overheidswerkgever in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven, welke voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijk zijn.

Artikel 5a

  • 1 In het geval van artikel 5, tweede lid, worden de inkomsten die betrokkene geniet of gaat genieten met ingang van of na de dag waarop de non-activiteit ingaat verrekend met de non-activiteitswedde over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben. De verrekening geschiedt aldus dat de non-activiteitswedde wordt verminderd met het bedrag waarmee de non-activiteitswedde, vermeerderd met de in de vorige zin bedoelde inkomsten, het loon of de bezoldiging overschrijdt. Voor de bepaling van het in de vorige zin bedoelde bedrag wordt een vermindering van de non-activiteitswedde met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of arbeidsongeschiktheidspensioen niet in aanmerking genomen.

  • 2 Ten aanzien van de betrokkene aan wie een non-activiteitswedde is toegekend en die wegens ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte ontslag is verleend uit de betrekking die hij gedurende de met recht op non-activiteitswedde doorgebrachte tijd bekleedde en waarin hij deelnemer was in de zin van het pensioenreglement, worden inkomsten, bedoeld in het eerste lid als volgt verrekend. De inkomsten die betrokkene geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag waarop de op non-actiefstelling plaatsvond uit de betrekking die gedurende de non-activiteit werd vervuld, worden verrekend over de maand waarop zij betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, geschiedt deze verrekening op zodanige wijze dat de oorspronkelijk toegekende non-activiteitswedde wordt verminderd met het bedrag waarmee de arbeidsongeschiktheidsuitkering, eventueel vermeerderd met een arbeidsongeschiktheidspensioen al dan niet aangevuld met een non-activiteitswedde of uitkering, vermeerderd met de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf met inbegrip van de oorspronkelijk toegekende uitkering het oorspronkelijke loon of de oorspronkelijke bezoldiging overschrijdt. Indien na die vermindering een bedrag aan overschrijding van het loon of de bezoldiging resteert, wordt de aanvullende non-activiteitswedde of de aanvullende uitkering verminderd met het resterende bedrag aan overschrijding.

  • 3 Het in het eerste lid bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf ter hand genomen gedurende vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag, terzake waarvan het wachtgeld is toegekend.

  • 4 Wanneer de betrokkene arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in het eerste en derde lid, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, is het eerste lid van toepassing, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt, dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid noch verband houden met het ontslag, in welk geval die inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het eerste lid.

  • 5 In bijzondere gevallen kan Onze Minister van het in het eerste tot en met vierde lid bepaalde ten gunste van de betrokkene afwijken.

Artikel 17

De Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement en dit besluit treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 april 1994

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

E. van Thijn

Uitgegeven de achtentwintigste april 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven