Rijkswet houdende goedkeuring Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking [...] het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 02-03-1994 t/m heden

Rijkswet van 14 februari 1994, houdende goedkeuring van het op 18 juni 1992 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 18 juni 1992 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet, de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 18 juni 1992 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, waarvan de tekst is geplaatst in Tractatenblad 1992, 103, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

Artikel 2

Voorzover de in artikel 2, derde lid, van het in artikel 1 genoemde verdrag bedoelde nadere overeenkomsten of accoorden verdragen vormen, worden deze aan de goedkeuring van de Staten-Generaal onderworpen.

Artikel 3

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, het Publikatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Lech, 14 februari 1994

Beatrix

De Minister van Buitenlandse Zaken,

P. H. Kooijmans

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

J. P. Pronk

Uitgegeven de eerste maart 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven