Rijkswet van 14 februari 1994, houdende goedkeuring van het op 18 juni 1992 te 's-Gravenhage
tot stand gekomen Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 18 juni 1992 te 's-Gravenhage tot
stand gekomen Raamverdrag inzake vriendschap en nauwere samenwerking tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Republiek Suriname ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet, de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: