Regeling houdende nadere regels ten aanzien van machines

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-09-2003 t/m 25-05-2005

Regeling houdende nadere regels ten aanzien van machines

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

Gelet op de artikelen 4, vijfde en zesde lid, 5, derde lid, 12, eerste lid, eerste zin, en 16, tweede lid, van de Wet op de gevaarlijke werktuigen, de artikelen 3 en 12, derde lid, van het Besluit machines, artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van de Warenwet en artikel 1, tweede lid, onderdeel 3°, van het Warenwetbesluit machines;

Besluiten:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. het besluit: het Warenwetbesluit machines;

  • b. machine, veiligheidscomponent, hijskraan, aangewezen instelling, aangewezen aangemelde instelling en richtlijn: hetgeen het besluit daaronder verstaat.

Artikel 2

Als categorieën machines en veiligheidscomponenten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel 2°, van het besluit waarop het besluit niet van toepassing is, worden aangewezen:

  • a.

    • 1º. liften die permanent bepaalde stopplaatsen van gebouwen en bouwwerken bedienen, met behulp van een kooi die langs vaste, ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellende geleiders beweegt, en die bestemd is voor vervoer van

      • -

        personen,

      • -

        personen en goederen,

      • -

        uitsluitend goederen indien de kooi toegankelijk is, d.w.z. waarin een persoon zonder moeite kan binnengaan, en uitgerust is met bedieningsorganen die in de cabine of binnen het bereik van een zich aldaar bevindend persoon gesitueerd zijn;

    • 2º. transportmiddelen voor personenvervoer die gebruik maken van tandradvoertuigen;

    • 3º. mijnliften;

    • 4º. toneelhefwerktuigen; en

    • 5º. bouwliften, bestemd voor het heffen van personen of personen en goederen.

  • b. machines die uitsluitend de fysieke energie van de mens als krachtbron hebben en daarvan rechtstreeks gebruik maken, behalve machines die worden gebruikt voor het hijsen of heffen van lasten;

  • c. medische hulpmiddelen;

  • d. vast opgestelde en verplaatsbare attractietoestellen;

  • e. stoomketels en drukvaten;

  • f. machines speciaal ontworpen en in gebruik gesteld voor nucleair gebruik, die bij defecten het verspreiden van radioactiviteit kunnen veroorzaken;

  • g. radioactieve bronnen die in een machine zijn ingebouwd;

  • h. vuurwapens;

  • i. reservoirs voor opslag en leidingen voor het vervoer van benzine, dieselolie, ontvlambare vloeistoffen en gevaarlijke stoffen;

  • j. transportmiddelen, dat wil zeggen voertuigen en aanhangwagens daarvan die uitsluitend zijn bestemd voor het vervoer van personen door de lucht, via openbare wegen- of spoorwegnetten dan wel over water, alsmede transportmiddelen die zijn ontworpen voor het vervoer van goederen door de lucht, via openbare wegen- of spoorwegnetten dan wel over water, behalve de voertuigen die worden gebruikt in de mijnbouwindustrie.

  • k. zeeschepen en mobiele offshore-een-heden alsmede uitrustingen aan boord van zulke schepen of eenheden;

  • l. kabelinstallaties, met inbegrip van kabelsporen, voor openbaar of niet-openbaar personenvervoer;

  • m. landbouw- en bosbouwtrekkers als omschreven in artikel 1, eerste lid van de Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/3/EG;

  • n. machines die speciaal zijn ontworpen en gebouwd voor militaire doeleinden of het handhaven van de orde.

Artikel 2a

  • 1 Als categorie mobiele kranen als bedoeld in artikel 6d, eerste lid, tweede zin, van het besluit worden aangewezen:

    hijskranen voor haakbedrijf op rupsen of banden alsmede een torenvormige hijskranen voor haakbedrijf op rupsen of banden met een bedrijfslastmoment van tenminste 10 tonmeter, met uitzondering van:

    • a. op een voertuig bevestigde laadkranen die uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor het laden en lossen van de laadbak van het voertuig;

    • b. grondverzetmachines die ontgravingen maken en daarop aansluitend leidingwerk in die ontgravingen leggen of ten behoeve van het uitvoeren van grondverzetwerkzaamheden ondersteuningsschotten plaatsen.

Artikel 2b

  • 2 Op de keuring, bedoeld in het eerste lid, zijn de volgende certificatieschema’s van toepassing:

    • a. het certificatieschema ‘Periodieke keuring mobiele kraan’, identificatiecode TCVT W3-01/06-2002, indien het betreft een mobiele kraan niet zijnde een torenvormige hijskraan voor haakbedrijf die verrijdbaar is op rupsen of banden;

    • b. het certificatieschema ‘Periodieke keuring torenkraan’, identificatiecode TCVT W3-02/09-2000, indien het betreft een torenvormige hijskraan voor haakbedrijf die vast is opgesteld of verrijdbaar is op rails;

    • c. het certificatieschema ‘Periodieke keuring mobiele torenkraan’, identificatiecode TCVT W3-03/09-2000, indien het betreft een torenvormige hijskraan voor haakbedrijf die verrijdbaar is op rupsen of banden;

    • d. het certificatieschema ‘Periodieke keuring hydraulische grondverzetmachine, aangepast als mobiele kraan’, identificatiecode TCVT W3-05/11-2002, indien het betreft een mobiele kraan die ook een grondverzetfunctie heeft;

    • e. het certificatieschema ‘Periodieke keuring autolaadkraan ingezet voor hijswerk’, identificatiecode TCVT W3-06/11-2002, indien het betreft een mobiele kraan die ook kan worden ingezet voor het vervoeren van goederen van of naar een laad- of losplaats.

Artikel 2c

In het jaarverslag, bedoeld in artikel 7c, tweede lid, van de Warenwet, worden door de aangewezen instelling en de aangewezen aangemelde instelling ten minste de volgende onderwerpen behandeld:

  • a. de door de instelling afgegeven, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

  • b. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

  • c. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende taakverdeling;

  • d. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

  • e. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

  • f. aan derden uitbestede werkzaamheden;

  • g. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

  • h. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere instellingen;

  • i. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

  • j. tegen de besluiten van de instelling ingediende bezwaren en ingestelde beroepen en de wijze van afhandeling daarvan;

  • k. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.

Artikel 4

De dossiers en de briefwisseling die betrekking hebben op de certificeringsprocedures, bedoeld in het besluit, worden gesteld in de Nederlandse taal, of in een andere door de aangewezen instelling of aangewezen aangemelde instelling aanvaarde taal.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking op de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot 17 maart 1993.

's-Gravenhage, 22 juni 1993

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

B. de Vries

De

Staatssecretaris

van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H.J. Simons

Naar boven