Wet op de naburige rechten

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 07-06-2021 t/m heden

Wet van 18 maart 1993, houdende regelen inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films en omroeporganisaties en wijziging van de Auteurswet 1912

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met het voornemen toe te treden tot het in 1961 te Rome gesloten Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Trb. 1986, 182) en de in 1971 te Genève gesloten Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen (Trb. 1986, 183) wenselijk is regelen te treffen inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties en dat het voorts in verband hiermee wenselijk is de Auteurswet 1912 te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

  • a. uitvoerende kunstenaar: de toneelspeler, zanger, musicus, danser en iedere andere persoon die een werk van letterkunde, wetenschap of kunst of een uiting van folklore opvoert, zingt, voordraagt of op enige andere wijze uitvoert, alsmede de artiest, die een variété- of circusnummer of een poppenspel uitvoert;

  • b. opnemen: geluiden, beelden of een combinatie daarvan voor de eerste maal vastleggen op enig voorwerp dat geschikt is om deze te reproduceren of openbaar te maken;

  • c. fonogram: iedere opname van uitsluitend geluiden van een uitvoering of andere geluiden;

  • d. producent van fonogrammen: de natuurlijke of rechtspersoon die een fonogram voor de eerste maal vervaardigt of doet vervaardigen;

  • e. omroeporganisatie: een instelling, die in overeenstemming met de wetgeving van het land waar de uitzending plaatsvindt, programma’s verzorgt en onder haar verantwoordelijkheid uitzendt of doet uitzenden;

  • f. reproduceren: de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van een opname of een reproductie daarvan, met welke middelen en in welke vorm ook; onder reproduceren wordt niet verstaan de tijdelijke reproductie die van voorbijgaande of incidentele aard is, en die een integraal en essentieel onderdeel vormt van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of een rechtmatig gebruik mogelijk te maken, en die geen zelfstandige economische waarde bezit;

  • g. uitzenden: het verspreiden van programma’s door middel van een omroepzender als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008 of een omroepnetwerk als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008;

  • h. doorgeven via de kabel: de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, door middel van een kabel- of microgolfsysteem, aan het publiek, van een oorspronkelijke uitzending, al dan niet via de ether, ook per satelliet, van in een radio of televisieprogramma opgenomen op grond van deze wet beschermd materiaal, die voor ontvangst door het publiek bestemd is, ongeacht de wijze waarop degene die de doorgifte via de kabel verzorgt de programmadragende signalen van de omroeporganisatie ten behoeve van de doorgifte verkrijgt;

  • i. programma: een uitgezonden radio- of televisieprogramma, of -programma-onderdeel;

  • j. verhuren: het voor een beperkte tijd en tegen een direct of indirect economisch of commercieel voordeel voor gebruik ter beschikking stellen;

  • k. uitlenen: het voor een beperkte tijd en zonder direct of indirect economisch of commercieel voordeel voor gebruik ter beschikking stellen door voor het publiek toegankelijke instellingen;

  • l. uitvoering: de activiteit van de uitvoerend kunstenaar als zodanig;

  • m. beschikbaar stellen voor het publiek: op grond van deze wet beschermd materiaal per draad of draadloos voor leden van het publiek beschikbaar stellen op zodanige wijze dat zij daartoe op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang toe hebben;

  • n. technische voorzieningen: technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van het op grond van deze wet beschermd materiaal, die door de uitvoerend kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van eerste vastleggingen van films uitgever van perspublicaties, of omroeporganisatie niet zijn toegestaan; technische voorzieningen worden geacht «doeltreffend» te zijn indien het gebruik van op grond van deze wet beschermd materiaal door de uitvoerend kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van eerste vastleggingen van films uitgever van perspublicaties, of omroeporganisatie, of hun rechtverkrijgenden, wordt beheerst door middel van toegangscontrole of door toepassing van een beschermingsprocédé zoals encryptie, vervorming of andere transformatie van op grond van deze wet beschermd materiaal of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt;

  • o. informatie betreffende het beheer van rechten: alle door de uitvoerende kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van eerste vastleggingen van films, uitgever van perspublicaties, of omroeporganisaties, en hun rechtverkrijgenden verstrekte informatie, welke is verbonden met een reproductie van op grond van deze wet beschermd materiaal of bij de openbaarmaking dan wel het in het verkeer brengen daarvan is bekend gemaakt, die dient ter identificatie van dat materiaal, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het op grond van deze wet beschermd materiaal alsmede de cijfers of codes waarin die informatie is vervat;

  • p. doorgeven langs andere weg: de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte anders dan het doorgeven via de kabel, bedoeld in onderdeel h, aan het publiek, van een oorspronkelijke uitzending, per draad of via de ether, met inbegrip van satellietuitzending, met uitzondering van een online uitzending, van in een radio- of televisieprogramma opgenomen op grond van deze wet beschermd materiaal, die voor het publiek bestemd is, ongeacht de wijze waarop degene die de doorgifte verzorgt de programmadragende signalen van de omroeporganisatie ten behoeve van de doorgifte verkrijgt; de tweede volzin van artikel 12, negende lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;

  • q. ondersteunende onlinedienst: het online aanbieden van radio- of televisieprogramma’s gelijktijdig met of voor een bepaalde periode na de uitzending ervan door een omroeporganisatie, alsmede van materiaal dat een ondersteuning vormt van die uitzending;

  • r. perspublicatie: een verzameling die voornamelijk bestaat uit literaire werken van journalistieke aard maar ook andere werken of op grond van de Databankenwet of deze wet beschermde prestaties kan omvatten, en die

    • 1°. een afzonderlijk element onder één titel vormt in een periodiek uitgegeven of regelmatig bijgewerkte publicatie, zoals een krant of een tijdschrift met een algemene of specifieke inhoud;

    • 2°. als doel heeft het algemene publiek informatie te verstrekken over nieuws of andere onderwerpen; en

    • 3°. via een medium wordt gepubliceerd op initiatief van en onder redactionele verantwoordelijkheid en controle van een dienstverlener;

    periodieke publicaties die voor wetenschappelijke of academische doeleinden worden uitgegeven, zoals wetenschappelijke bladen, worden voor de toepassing van deze wet niet beschouwd als perspublicaties;

  • s. aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud: een aanbieder van een dienst van de informatiemaatschappij die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft een grote hoeveelheid door de gebruikers van de dienst aangeboden opnames van uitvoeringen, fonogrammen, eerste vastleggingen van films, opnames van programma’s, of reproducties daarvan, op te slaan en toegankelijk te maken voor het publiek, waarbij hij die op grond van deze wet beschermde prestaties ordent en promoot met een winstoogmerk; aanbieders van diensten als online-encyclopedieën zonder winstoogmerk, onderwijs- of wetenschappelijke gegevensbanken zonder winstoogmerk, platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware, aanbieders van elektronische communicatiediensten, onlinemarktplaatsen en business-to-business clouddiensten en clouddiensten waarmee gebruikers informatie kunnen uploaden voor eigen gebruik, zijn geen aanbieders van een onlinedienst voor het delen van inhoud;

  • t. onderzoeksorganisatie: een universiteit, inclusief de bibliotheken ervan, een onderzoeksinstelling of een andere entiteit die hoofdzakelijk tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek te verrichten of onderwijsactiviteiten te verrichten die ook de verrichting van wetenschappelijk onderzoek omvatten:

    • 1°. zonder winstoogmerk of door herinvestering van alle winst in haar wetenschappelijk onderzoek, of

    • 2°. op grond van een door een staat die partij is bij de Europese Unie of Europese Economische Ruimte, erkende taak van algemeen belang;

    op zodanige wijze dat de toegang tot de door zulk wetenschappelijk onderzoek voortgebrachte resultaten niet op preferentiële basis kan worden aangewend door een onderneming die een beslissende invloed heeft op dit soort organisatie;

  • u. tekst- en datamining: een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden;

  • v. instelling voor cultureel erfgoed: een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.

Artikel 1a

Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor de houder van een naburig recht gehouden degene die op of in het op grond van deze wet beschermde materiaal als zodanig is aangeduid, of bij gebreke van een dergelijke aanduiding, degene die bij de openbaarmaking of het in het verkeer brengen van dit materiaal als uitvoerende kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van eerste vastleggingen van films, uitgever van een perspublicatie of omroeporganisatie, daarvan is bekend gemaakt door degene die het materiaal openbaar maakt of in het verkeer brengt.

Hoofdstuk 2. Inhoud van de naburige rechten

Artikel 2

  • 1 De uitvoerende kunstenaar heeft het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor een of meer van de volgende handelingen:

    • a. het opnemen van een uitvoering;

    • b. het reproduceren van een opname van een uitvoering;

    • c. het verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen van een opname van een uitvoering of van een reproduktie daarvan dan wel het voor die doeleinden invoeren, aanbieden of in voorraad hebben;

    • d. het uitzenden, het openbaar maken door middel van doorgeven via de kabel of langs andere weg, het beschikbaar stellen voor het publiek of het op een andere wijze openbaar maken van een uitvoering of een opname van een uitvoering of een reproductie daarvan.

  • 2 Is een opname van een uitvoering of een reproduktie daarvan door de houder van het uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer gebracht door eigendomsoverdracht, dan handelt de verkrijger van die opname of die reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder c, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is het uitlenen van de in dat lid bedoelde opname van een uitvoering of een reproduktie daarvan toegestaan, mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.

  • 4 Instellingen van onderwijs en instellingen van onderzoek en de aan die instellingen verbonden bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek zijn vrijgesteld van de betaling van een vergoeding voor uitlenen als bedoeld in het derde lid.

  • 5 Openbare bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten, provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i of m, omgezette materialen en op basis van artikel 10, onderdeel o, omgezette materialen die zijn ingevoerd door een toegelaten entiteit aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap, vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.

  • 6 De in het derde lid bedoelde vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de houder van het uitsluitend recht afstand heeft gedaan van het recht op een billijke vergoeding. De houder van het uitsluitend recht dient de afstand schriftelijk mee te delen aan de in de artikelen 15a en 15b bedoelde rechtspersonen.

  • 7 Ten aanzien van het in het eerste lid, onder d, bepaalde wordt onder openbaar maken mede verstaan de uitvoering die plaatsvindt in besloten kring, tenzij deze zich beperkt tot de familie-, vrienden- of daaraan gelijk te stellen kring en voor het bijwonen daarvan geen betaling, in welke vorm ook, geschiedt.

  • 8 Onder het openbaar maken van een uitvoering wordt niet begrepen de uitvoering welke uitsluitend gebruikt wordt voor het onderwijs dat vanwege de overheid of vanwege een rechtspersoon zonder winstoogmerk wordt gegeven, voorzover deze uitvoering deel uitmaakt van het schoolwerkplan, leerplan of instellingswerkplan of dient tot een wetenschappelijk doel. De artikelen 12, vijfde lid, tweede volzin, en 47c, eerste lid, van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 9 Als afzonderlijke openbaarmaking wordt niet beschouwd de gelijktijdige uitzending van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen uitvoering of opname van een uitvoering of reproductie daarvan door hetzelfde organisme dat dat programma oorspronkelijk uitzendt.

Artikel 2a

  • 1 Indien een uitvoerende kunstenaar het verhuurrecht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, met betrekking tot een op een fonogram opgenomen uitvoering heeft overgedragen aan de producent daarvan, is de producent de uitvoerende kunstenaar een billijke vergoeding verschuldigd voor de verhuur.

  • 2 Van het in het eerste lid bedoelde recht op een billijke vergoeding kan geen afstand worden gedaan.

Artikel 3

De werkgever is bevoegd de rechten van de uitvoerende kunstenaar, bedoeld in artikel 2, te exploiteren, voor zover dit tussen partijen is overeengekomen dan wel voortvloeit uit de aard van de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid. Tenzij anders is overeengekomen of uit de aard van de overeenkomst, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid anders voortvloeit, is de werkgever aan de uitvoerende kunstenaar of zijn rechtverkrijgende een billijke vergoeding verschuldigd voor iedere vorm van exploitatie van diens rechten. De werkgever eerbiedigt de in artikel 5 bedoelde rechten van de uitvoerende kunstenaar.

Artikel 4

Artikel 5

  • 1 De uitvoerende kunstenaar heeft, zelfs nadat hij zijn in artikel 2 bedoelde recht heeft overgedragen:

    • a. het recht zich te verzetten tegen de openbaarmaking van de uitvoering zonder vermelding van zijn naam of andere aanduiding als uitvoerende kunstenaar tenzij het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid;

    • b. het recht zich te verzetten tegen de openbaarmaking van de uitvoering onder een andere naam dan de zijne, alsmede tegen het aanbrengen van enige wijziging in de wijze waarop hij is aangeduid, voorzover deze naam of aanduiding in verband met de uitvoering is vermeld of openbaar is gemaakt;

    • c. het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in de uitvoering, tenzij deze wijziging van zodanige aard is dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid;

    • d. het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van de uitvoering, die nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de uitvoerende kunstenaar of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.

  • 2 De in het voorgaande lid genoemde rechten komen na het overlijden van de uitvoerende kunstenaar tot aan het vervallen van zijn in artikel 2 bedoelde recht toe aan de door hem bij uiterste wilsbeschikking aangewezene.

  • 3 Van de in het eerste lid onder a-c genoemde rechten kan schriftelijk afstand worden gedaan.

Artikel 6

  • 1 De producent van fonogrammen heeft het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor

    • a. het reproduceren van een door hem vervaardigd fonogram;

    • b. het verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen van een door hem vervaardigd fonogram of van een reproduktie daarvan dan wel het voor die doeleinden invoeren, aanbieden of in voorraad hebben;

    • c. het uitzenden, het openbaar maken door middel van doorgeven via de kabel of langs andere weg, het beschikbaar stellen voor het publiek of het op een andere wijze openbaar maken van een door hem vervaardigd fonogram of een reproductie daarvan. Artikel 2, zevende tot en met het negende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Is een fonogram of een reproduktie daarvan door de houder van het uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van van 2 mei 1992 in het verkeer gebracht door eigendomsoverdracht, dan handelt de verkrijger van dat fonogram of die reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder b, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is het uitlenen van het in dat lid bedoelde fonogram of een reproduktie daarvan toegestaan, mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.

  • 4 Instellingen van onderwijs en instellingen van onderzoek en de aan die instellingen verbonden bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek zijn vrijgesteld van de betaling van een vergoeding voor uitlenen als bedoeld in het derde lid.

  • 5 Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten, provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i, omgezette materialen aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap, vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.

  • 6 De in het derde lid bedoelde vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de houder van het uitsluitend recht afstand heeft gedaan van het recht op een billijke vergoeding. De houder van het uitsluitend recht dient de afstand schriftelijk mee te delen aan de in de artikelen 15a en 15b bedoelde rechtspersonen.

Artikel 7

  • 1 Een voor commerciële doeleinden uitgebracht fonogram of een reproduktie daarvan kan zonder toestemming van de producent van het fonogram en de uitvoerende kunstenaar of hun rechtverkrijgenden worden uitgezonden, openbaar maken door middel van doorgeven via de kabel of langs andere weg, dan wel op een andere wijze openbaar gemaakt, mits daarvoor een billijke vergoeding wordt betaald. Het in het eerste volzin bepaalde is niet van toepassing op het beschikbaar stellen voor het publiek van een dergelijk fonogram.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een voor commerciële doeleinden uitgebracht fonogram mede begrepen een fonogram dat beschikbaar wordt gesteld voor het publiek.

  • 3 Bij gebreke van overeenstemming over de hoogte van de billijke vergoeding is de rechtbank Den Haag in eerste aanleg bij uitsluiting bevoegd om op vordering van de meest gerede partij de hoogte van de vergoeding vast te stellen.

  • 4 De vergoeding komt toe aan zowel de uitvoerende kunstenaar als de producent of hun rechtverkrijgenden en wordt tussen hen gelijkelijk verdeeld.

Artikel 7a

  • 1 De producent van de eerste vastleggingen van films heeft het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor:

    • a. het reproduceren van een door hem vervaardigde eerste vastlegging van een film of van een reproduktie daarvan;

    • b. het verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen van een door hem vervaardigde eerste vastlegging van een film of een reproduktie daarvan, dan wel het voor die doeleinden invoeren, aanbieden of in voorraad hebben;

    • c. het beschikbaar stellen voor het publiek van een door hem vervaardigde eerste vastlegging van een film of een reproductie daarvan.

  • 2 Is een eerste vastlegging van een film of een reproduktie daarvan door de houder van het uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer gebracht door eigendomsoverdracht, dan handelt de verkrijger van die eerste vastlegging of die reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder b, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is het uitlenen van de in dat lid bedoelde eerste vastlegging of een reproduktie daarvan toegestaan, mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.

  • 4 Instellingen van onderwijs en instellingen van onderzoek en de aan die instellingen verbonden bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek zijn vrijgesteld van de betaling van een vergoeding voor uitlenen als bedoeld in het derde lid.

  • 5 Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten, provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i, omgezette materialen aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap, vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.

  • 6 De in het derde lid bedoelde vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de houder van het uitsluitend recht afstand heeft gedaan van het recht op een billijke vergoeding. De houder van het uitsluitend recht dient de afstand schriftelijk mee te delen aan de in de artikelen 15a en 15b bedoelde rechtspersonen.

Artikel 7b

  • 1 De uitgever van een perspublicatie heeft het uitsluitende recht om toestemming te verlenen voor een of meer van de volgende handelingen:

    • a. het reproduceren van zijn perspublicatie voor online gebruik door een dienstverlener van de informatiemaatschappij; en

    • b. het beschikbaar stellen voor het publiek van zijn perspublicatie voor online gebruik door een dienstverlener van de informatiemaatschappij.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde uitsluitende recht om toestemming te verlenen is niet van toepassing op een of meer van de volgende handelingen:

    • a. het privé of niet commercieel gebruik van een perspublicatie door individuele gebruikers;

    • b. het hyperlinken naar een perspublicatie;

    • c. het gebruik van enkele woorden of heel korte fragmenten uit een perspublicatie; en

    • d. het gebruik van een werk, een opname van een uitvoering of een reproductie daarvan, een fonogram of een reproductie daarvan, een opname van een programma of een reproductie daarvan, een film of een reproductie daarvan, een perspublicatie of een reproductie daarvan, of een databank waarvan de beschermingsduur is verstreken en die is opgenomen in een perspublicatie.

  • 3 Het in het eerste lid bedoelde recht om toestemming te verlenen kan niet worden ingeroepen tegen een maker, uitvoerende kunstenaar, producent van fonogrammen, omroeporganisatie, producent van eerste vastleggingen van films, en producent van een databank waarvan het werk, de opname van een uitvoering of een reproductie daarvan, het fonogram of een reproductie daarvan, de opname van een programma of een reproductie daarvan, de film of een reproductie daarvan, of databank is opgenomen in de perspublicatie.

  • 4 Wanneer een werk, een opname van een uitvoering of een reproductie daarvan, een fonogram of een reproductie daarvan, een opname van een programma of een reproductie daarvan, een film of een reproductie daarvan, een perspublicatie of een reproductie daarvan, of een databank is opgenomen in een perspublicatie op basis van een niet-exclusieve licentie, dan mag het in eerste lid bedoelde recht om toestemming te verlenen niet worden ingeroepen jegens een dienstverlener van de informatiemaatschappij die voor het gebruik van die prestaties ook toestemming heeft verkregen.

  • 5 De maker van een in een perspublicatie opgenomen werk van letterkunde, wetenschap of kunst krijgt een passend aandeel van de vergoeding die de uitgever ontvangt voor het gebruik van de perspublicatie door een dienstverlener van de informatiemaatschappij. Artikel 25g van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

  • 1 Een omroeporganisatie heeft het uitsluitend recht om toestemming te verlenen voor een of meer van de volgende handelingen:

    • a. het openbaar maken van programma’s door middel van doorgeven via de kabel of langs andere weg;

    • b. het opnemen van programma’s en het reproduceren van een dergelijke opname;

    • c. het verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen van een opname van een uitzending of van een reproduktie daarvan dan wel het voor die doeleinden invoeren, aanbieden of in voorraad hebben;

    • d. het openbaarmaken van programma's, indien deze openbaarmaking geschiedt in voor het publiek toegankelijke plaatsen tegen betaling van entreegeld, ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt;

    • e. het beschikbaar stellen voor het publiek of op andere wijze openbaar maken van opnamen van programma's of reproducties daarvan, ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt. Artikel 2, zevende tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Is een opname van een uitzending of een reproduktie daarvan door de houder van het uitsluitend recht, bedoeld in het eerste lid, of met zijn toestemming voor de eerste maal in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 in het verkeer gebracht door eigendomsoverdracht, dan handelt de verkrijger van die opname of die reproduktie niet in strijd met dit uitsluitend recht door ten aanzien daarvan de in het eerste lid, onder c, genoemde handelingen, met uitzondering van verhuur en uitlening, te verrichten.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid is het uitlenen van de in dat lid bedoelde opname van een uitzending of een reproduktie daarvan toegestaan mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.

  • 4 Instellingen van onderwijs en instellingen van onderzoek en de aan die instellingen verbonden bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek zijn vrijgesteld van de betaling van een vergoeding voor uitlenen als bedoeld in het derde lid.

  • 5 Publiek toegankelijke bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten, provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van artikel 10, onderdeel i, omgezette materialen aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap, vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het derde lid.

  • 6 De in het derde lid bedoelde vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de houder van het uitsluitend recht afstand heeft gedaan van het recht op een billijke vergoeding. De houder van het uitsluitend recht dient de afstand schriftelijk mee te delen aan de in de artikelen 15a en 15b bedoelde rechtspersonen.

Artikel 9

  • 1 De rechten die deze wet verleent gaan over bij erfopvolging. Deze rechten zijn vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht. Voor het verrichten van handelingen als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8 kan voor het geheel of een gedeelte van het uitsluitend recht een licentie worden verleend.

  • 2 De levering vereist voor gehele of gedeeltelijke overdracht, alsmede het verlenen van een exclusieve licentie, geschiedt door een daartoe bestemde akte.

  • 3 De overdracht of het verlenen van een exclusieve licentie door de uitvoerende kunstenaar of de natuurlijke persoon die het uitsluitend recht als bedoeld in artikel 2 als erfgenaam of legataris heeft verkregen omvat alleen die bevoegdheden waarvan dit in de akte is vermeld of uit de aard of de strekking van de titel noodzakelijkerwijs voortvloeit.

Artikel 9a

De in artikel 25e, derde lid van de Auteurswet genoemde termijn bedraagt te allen tijde ten minste één jaar indien:

  • a. de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst een overdracht door een uitvoerende kunstenaar van zijn rechten op de uitvoering van een muziekwerk aan de producent van een fonogram, en

  • b. sinds het fonogram is openbaar gemaakt dan wel op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht ten minste 50 jaar zijn verstreken.

Artikel 9b

  • 1 Indien de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst de overdracht van de rechten van zijn uitvoering aan de producent van een fonogram, en bij die overdracht een niet-periodieke vergoeding is overeengekomen, heeft de uitvoerende kunstenaar, of in het geval van meerdere uitvoerende kunstenaars, de uitvoerende kunstenaars gezamenlijk het recht om van die producent een jaarlijkse aanvullende vergoeding te ontvangen voor ieder volledig jaar volgend op het 50ste jaar nadat dat fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.

  • 2 De in het vorige lid bedoelde vergoeding bedraagt 20 procent van de inkomsten die de producent van het fonogram heeft verkregen met de reproductie, verspreiding en beschikbaarstelling van het fonogram in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de vergoeding wordt betaald.

  • 3 Indien de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst de overdracht van de rechten op de vastlegging van zijn uitvoering aan de producent van een fonogram, en bij die overdracht een periodieke vergoeding is overeengekomen, wordt die vergoeding vanaf het jaar volgend op het 50ste jaar nadat dat fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt, uitgekeerd zonder dat daarop contractueel bedongen voorschotten of kortingen worden ingehouden.

  • 4 Van de in de leden 1 tot en met 3 genoemde rechten kan de uitvoerende kunstenaar geen afstand doen.

Artikel 9c

De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, zijn niet van toepassing op een door of vanwege de openbare macht in het verkeer gebrachte opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie, opnamen van een programma, en een reproductie daarvan en openbaar gemaakte uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie, programma, opname van een programma, en een reproductie daarvan, waarvan de openbare macht de rechthebbende is, tenzij de rechten hetzij in het algemeen bij de wet, besluit of verordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op of in het op grond van deze wet beschermde materiaal zelf dan wel bij het in het verkeer brengen of openbaar maken daarvan uitdrukkelijk zijn voorbehouden.

Artikel 10

Als inbreuk op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, wordt niet beschouwd:

  • a. het overnemen van op grond van deze wet beschermd materiaal over actuele economische, politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke onderwerpen, die in een radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult, zijn openbaar gemaakt of in het verkeer gebracht, indien het overnemen geschiedt in een radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult; artikel 15, eerste lid, onder 3° en 4°, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht te worden genomen;

  • b. het citeren in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of een uiting met een vergelijkbaar doel; artikel 15a, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht te worden genomen;

  • c. het door middel van een besloten netwerk beschikbaar stellen van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie, of opname van een programma, of een reproductie daarvan, dat onderdeel uitmaakt van verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken en musea of archieven die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, door middel van daarvoor bestemde terminals in de gebouwen van die instellingen aan individuele leden van het publiek voor onderzoek of privé-studie, tenzij anders is overeengekomen;

  • d. de verslaggeving in het openbaar in een foto-, film-, radio- of televisiereportage over actuele gebeurtenissen, voorzover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis die het onderwerp van de reportage uitmaakt gerechtvaardigd is en mits slechts gebruik wordt gemaakt van korte fragmenten; artikel 16a van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;

  • e. de handelingen, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, die uitsluitend worden verricht ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door het beoogde, niet commerciële doel wordt gerechtvaardigd; de artikelen 16, eerste lid, onder 1°, 2°, 4° en 5°, tweede, derde, vijfde en zesde lid, en 47d, eerste lid, van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht genomen te worden;

  • f. de reproductie van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, of opname van een programma, of een reproductie daarvan, door een cultureel erfgoedinstelling mits:

    • 1°. de reproductie geschiedt met als doel het behoud van de opname van een uitvoering, het fonogram, de eerste vastlegging van een film, of de opname van een programma, of de reproductie daarvan, en de reproductie daarvoor noodzakelijk is; en

    • 2°. de opname van een uitvoering, het fonogram, de eerste vastlegging van een film, of de opname van een programma, of de reproductie daarvan, permanent deel uitmaakt van de collectie van de cultureel erfgoedinstelling;

    artikel 16n, tweede lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;

  • g. de tijdelijke vastlegging door een omroeporganisatie die bevoegd is tot de openbaarmaking door uitzending van een radio- of televisieprogramma via radio of televisie, of een ander medium dat eenzelfde functie vervult, met haar eigen middelen en uitsluitend voor uitzending van haar eigen programma’s; ten aanzien van een uitvoering dient artikel 5 in acht te worden genomen; artikel 17b, eerste en derde lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;

  • h. de incidentele verwerking van op grond van deze wet beschermd materiaal als onderdeel van ondergeschikte betekenis in ander materiaal;

  • i. de reproductie, het openbaar maken of het in het verkeer brengen van op grond van deze wet beschermd materiaal voor zover dat uitsluitend voor mensen met een handicap bestemd is, met de handicap direct verband houdt, van niet commerciële aard is en wegens die handicap noodzakelijk is, onverminderd het bepaalde in artikel 10, onderdeel m of n; de artikelen 15i, tweede lid, en 16g van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing;

  • j. een karikatuur, parodie of pastiche mits het gebruik in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is;

  • k. het overnemen van op grond van deze wet beschermd materiaal ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten, de openbare veiligheid of om het goede verloop van een bestuurlijke, parlementaire of gerechtelijke procedure of de berichtgeving daarover te waarborgen;

  • l. het reproduceren en het beschikbaar stellen voor het publiek van een voor het eerst in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer gebracht of openbaar gemaakte opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film of perspublicatie, of een reproductie daarvan, deel uitmakende van de verzameling van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsmede archieven en instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed die niet het behalen van direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven en publieke media-instellingen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Mediawet 2008, indien de rechthebbende na een zorgvuldige zoektocht niet is geïdentificeerd en opgespoord. De artikelen 16o tot en met 16q en 17 van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing;

  • m. het vervaardigen van een reproductie van op grond van deze wet beschermde materiaal in een voor een leesgehandicapte toegankelijke vorm door een leesgehandicapte, een namens hem optredende persoon of een toegelaten entiteit, mits de leesgehandicapte of de toegelaten entiteit rechtmatig toegang heeft tot het op grond van deze wet beschermd materiaal, de reproductie daarvan in de voor de leesgehandicapte toegankelijke vorm bestemd is voor het uitsluitend gebruik door de leesgehandicapte en de reproductie de integriteit van het op grond van deze wet beschermde materiaal zoveel mogelijk eerbiedigt; de artikelen 15j, tweede en derde lid, 15l, 15m, 16g en 17d van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing;

  • n. het beschikbaar stellen voor het publiek of anderszins openbaar maken, het uitlenen of anderszins in het verkeer brengen van een ingevolge artikel 10, onder m, vervaardigde reproductie van op grond van deze wet beschermd materiaal door een toegelaten entiteit aan een leesgehandicapte of een andere toegelaten entiteit, mits de leesgehandicapte woonachtig is of een andere toegelaten entiteit gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij het Leesgehandicaptenverdrag, de hiervoor genoemde handelingen uitsluitend geschieden met het oog op gebruik door de leesgehandicapte en plaatsvindt zonder winstoogmerk; de artikelen 15j, tweede en derde lid, 15l, 15m, 16g en 17d van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing; en

  • o. het invoeren door een leesgehandicapte of een toegelaten entiteit van een reproductie van op grond van deze wet beschermd materiaal dat op grond van een op het Leesgehandicaptenverdrag gebaseerde beperking door een toegelaten entiteit in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij het Leesgehandicaptenverdrag is omgezet in een voor een leesgehandicapte toegankelijke vorm; de artikelen 15k, 15l en 15m van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing;

  • p. de reproductie van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, of opname van een programma, of een reproductie daarvan, door onderzoeksorganisaties en cultureel erfgoedinstellingen, die daartoe rechtmatig toegang hebben, om tekst- en datamining te verrichten met het oog op wetenschappelijk onderzoek; artikel 15n, tweede tot en met vierde lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing;

  • q. onverminderd het in onderdeel p bepaalde, de reproductie van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie of opname van een programma, of een reproductie daarvan, in het kader van tekst- en datamining door degene die daartoe rechtmatige toegang hebben en het naburige recht niet uitdrukkelijk op passende wijze is voorbehouden, zoals door middel van machinaal leesbare middelen bij een online ter beschikking gestelde opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie of opname van een programma, of reproductie daarvan; artikel 15o, tweede lid, van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing; en

  • r. het voor niet-commerciële doeleinden beschikbaar stellen voor het publiek van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, perspublicatie of opname van een programma, of een reproductie daarvan, door een cultureel erfgoedinstelling mits:

    • 1°. de op grond van deze wet beschermde prestatie niet in de handel is;

    • 2°. de op grond van deze wet beschermde prestatie permanent deel uitmaakt van de collectie van de erfgoedinstelling;

    • 3°. de op grond van deze wet beschermde prestatie beschikbaar wordt gesteld op een niet-commerciële website; en

    • 4°. de naam van de rechthebbende wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt;

    de artikelen 18c, tweede en derde lid, en 47d, tweede lid, van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

Als inbreuk op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, en 8, wordt niet beschouwd het reproduceren van een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, of opname van een programma, of een reproductie daarvan, mits het reproduceren geschiedt zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van een natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt; de artikelen 16c, tweede tot en met zevende lid, 16d tot en met 16ga, 17d en 35c van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

  • 1 De rechten van uitvoerende kunstenaars vervallen door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de uitvoering heeft plaatsgehad.

  • 2 Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een opname van de uitvoering anders dan op een fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of openbaar gemaakt, vervallen de rechten door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de opname voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of, indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.

  • 3 Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een opname van de uitvoering op een fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of openbaar gemaakt, vervallen de rechten door verloop van 70 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin het fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of, indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.

  • 4 De rechten van producenten van fonogrammen vervallen door verloop van 70 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin het fonogram is vervaardigd. Indien binnen deze termijn het fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, vervallen de rechten door verloop van 70 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgende op dat waarin het fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht. Indien het fonogram binnen de in de vorige zin bedoelde termijn niet op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht maar wel openbaar is gemaakt, vervallen de rechten 70 jaar na de datum waarop het fonogram voor het eerst is openbaar gemaakt. Indien een uitvoerend kunstenaar na verloop van vijftig jaar nadat het fonogram openbaar is gemaakt dan wel op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, de overeenkomst waarin hij de rechten van zijn uitvoering aan de producent van een fonogram over heeft gedragen op grond van artikel 2b en artikel 25e van de Auteurswet ontbindt, vervallen de rechten van de producent van het fonogram.

  • 5 De rechten van omroeporganisaties vervallen door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin een programma voor het eerst is uitgezonden, ongeacht welke technische hulpmiddelen daarbij worden gebruikt.

  • 6 De rechten van producenten van de eerste vastlegging van een film vervallen door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de eerste vastlegging heeft plaatsgehad. Indien echter binnen deze termijn de eerste vastlegging op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of is openbaar gemaakt, vervallen de rechten door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de eerste vastlegging voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.

  • 7 De rechten van uitgevers van perspublicaties vervallen door verloop van 2 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de perspublicatie is openbaar gemaakt.

Hoofdstuk 3. De uitoefening en de handhaving van de naburige rechten

Artikel 13

De in artikel 2 bedoelde rechten kunnen, ingeval het een gezamenlijke uitvoering door zes of meer personen betreft, uitsluitend worden uitgeoefend door een door de aan die uitvoering deelnemende uitvoerende kunstenaars bij meerderheid gekozen vertegenwoordiger. Het bepaalde in de eerste zin van dit artikel is niet van toepassing op de aan de gezamenlijke uitvoering meewerkende solist, regisseur en dirigent. De handhaving van de in artikel 2 bedoelde rechten kan, ingeval het een gezamenlijke uitvoering betreft, door een ieder van de aan die uitvoering deelnemende uitvoerende kunstenaars geschieden, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel 14

Indien aan twee of meer producenten van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films of omroeporganisaties een gemeenschappelijk recht ten aanzien van eenzelfde fonogram, eerste vastlegging van een film of programma toekomt, kan de handhaving van dit recht door ieder van hen geschieden, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel 14a

Op het recht toestemming te verlenen voor het openbaar maken door middel van het doorgeven van op grond van deze wet beschermd materiaal via de kabel of langs andere weg, zijn de artikelen 26a tot en met 26c van de Auteurswet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14b

Wanneer een omroeporganisatie de programmadragende signalen rechtstreeks aanlevert bij degene die de uitzending van op grond van deze wet beschermd materiaal via de kabel of langs andere weg verzorgt zonder dat de omroeporganisatie de signalen zelf gelijktijdig uitzendt, is er sprake van een enkele mededeling aan het publiek van in een radio of televisieprogramma opgenomen op grond van deze wet beschermd materiaal waarvoor de omroeporganisatie en degene die de programmadragende signalen uitzendt ieder voor zijn eigen bijdrage aan die mededeling aan het publiek verantwoordelijk is.

Artikel 15

  • 1 De betaling van de in artikel 7 bedoelde billijke vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie aan te wijzen representatieve rechtspersoon die met uitsluiting van anderen met de inning en verdeling van deze vergoeding is belast. Ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening van het uitsluitend recht vertegenwoordigt de in de vorige zin bedoelde rechtspersoon de rechthebbenden in en buiten rechte.

Artikel 15a

  • 1 De betaling van de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen naar hun oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast is met de inning en de verdeling van deze vergoeding. In aangelegenheden betreffende de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening van het uitsluitende recht vertegenwoordigt de in de vorige zin bedoelde rechtspersoon de rechthebbenden in en buiten rechte.

Artikel 15b

De hoogte van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van rechthebbenden en de ingevolge voornoemde artikelen betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het aantal bestuursleden van deze stichting dient oneven te zijn.

Artikel 15c

Geschillen met betrekking tot de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding worden in eerste aanleg bij uitsluiting beslist door de rechtbank Den Haag.

Artikel 15d

Degene die tot betaling van de in de artikelen 2, derde lid, 6, derde lid, 7a, derde lid, en 8, derde lid, bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden, voor zover geen ander tijdstip is overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in artikel 15a, eerste lid, bedoelde rechtspersoon opgave te doen van het aantal rechtshandelingen, bedoeld in eerstgenoemde artikelen. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.

Artikel 15e

De rechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op zijn naburig recht te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.

Artikel 15f

De voorzieningenrechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de rechthebbende geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in artikel 15e toestaan.

Artikel 15g

  • 1 De betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding geschiedt aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen rechtspersoon. Deze rechtspersoon is met uitsluiting van anderen belast met de inning en verdeling van de vergoeding.

  • 2 Degene die is verplicht tot betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding verschaft de gerechtigde tot die vergoeding op zijn verzoek alle informatie die noodzakelijk is ter verkrijging van de betaling.

  • 3 Degene die is verplicht tot betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding, doet, voor zover geen ander tijdstip is overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon opgave van de inkomsten die hij met het fonogram heeft verkregen. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.

  • 4 Degene die de in het vorige lid bedoelde opgave opzettelijk nalaat dan wel in die opgave opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 16

  • 1 In passende gevallen kan de rechter de schadevergoeding vaststellen als een forfaitair bedrag.

  • 2 Naast schadevergoeding kan de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, vorderen dat degene die inbreuk op zijn recht heeft gemaakt wordt veroordeeld de door deze tengevolge van de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen.

  • 3 De rechthebbende kan de in het tweede lid bedoelde vorderingen of een van deze ook namens of mede namens een licentienemer instellen, onverminderd de bevoegdheid van deze laatste in een al of niet namens hem of mede namens hem door de rechthebbende ingesteld geding tussen te komen om rechtstreeks de door hem geleden schade vergoed te krijgen of om zich een evenredig deel van de door de verweerder af te dragen winst te doen toewijzen. De in het tweede lid bedoelde vorderingen of een van deze kan een licentienemer slechts instellen als hij de bevoegdheid daartoe heeft bedongen.

Artikel 17

  • 1 De rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, geven de bevoegdheid om opnamen of reproducties daarvan die in strijd met die rechten in het verkeer zijn gebracht alsmede niet geoorloofde opnamen of reproducties, als zijn eigendom op te eisen dan wel onttrekking aan het handelsverkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Gelijke bevoegdheid bestaat ten aanzien van roerende zaken die geen registergoederen zijn en die rechtstreeks hebben gediend tot de vervaardiging van de in de eerste zin bedoelde opnamen of reproducties. Bevoegdheid tot opeising bestaat tevens ten aanzien van gelden waarvan aannemelijk is dat zij zijn verkregen door of als gevolg van inbreuk op een van de in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8 bedoelde rechten. Teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan, kan de gerechtigde de afgifte van deze zaken vorderen.

  • 2 De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslag en executie tot afgifte van roerende zaken die geen registergoederen zijn, zijn van toepassing. Bij samenloop met een ander beslag gaat degene die beslag heeft gelegd krachtens dit artikel voor.

  • 3 Tenzij anders is overeengekomen, heeft de licentienemer het recht de uit het eerste lid voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan de uitoefening hem is toegestaan.

  • 4 Gelijke bevoegdheid tot opeising, dan wel tot onttrekking aan het handelsverkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking alsmede tot afgifte teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan, bestaat ten aanzien van inrichtingen, producten en onderdelen als bedoeld in artikel 19 en reproducties als bedoeld in artikel 19a, die geen registergoederen zijn.

  • 5 De maatregelen bedoeld in het eerste en vierde lid worden op kosten van de verweerder uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.

  • 6 De rechter kan op vordering van de rechthebbende bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken, aan de gerechtigde mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.

  • 7 Bij de beoordeling van de maatregelen die de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, of diens licentienemer kan vorderen ingevolge de bevoegdheden, genoemd in het eerste en vierde lid, houdt de rechter rekening met de noodzakelijke evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen en met de belangen van derden.

Artikel 18

De in artikel 17, eerste lid, bedoelde bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van opnamen of reprodukties daarvan, die onder personen berusten, die niet in soortgelijke zaken handel drijven en deze uitsluitend voor eigen gebruik hebben verkregen, tenzij zij zelf inbreuk op het desbetreffende recht hebben gemaakt.

Artikel 18a

De rechter kan op vordering van de rechthebbende, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8, gelasten dat op kosten van degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt passende maatregelen worden getroffen tot verspreiding van informatie over de uitspraak.

Artikel 19

  • 1 Degene, die doeltreffende technische voorzieningen omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten, handelt onrechtmatig.

  • 2 Degene die diensten verricht of inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, distribueert, verkoopt, verhuurt, adverteert of voor commerciële doeleinden bezit die:

    • a) aangeboden, aangeprezen of in de handel gebracht worden met het doel om de beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen te omzeilen, of

    • b) slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben anders dan het omzeilen van de beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen, of

    • c) vooral ontworpen, vervaardigd of aangepast worden met het doel het omzeilen van de beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen mogelijk of gemakkelijker te maken,

    handelt onrechtmatig.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden vastgesteld die de uitvoerende kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van films, uitgever van perspublicaties en omroeporganisatie, of hun rechtverkrijgenden, er toe verplichten aan de gebruiker van een uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, film, perspublicatie of programma, of een reproductie daarvan voor doeleinden als omschreven in artikel 10, onderdelen g, i en k, en artikel 11 de nodige middelen te verschaffen om van deze beperkingen te profiteren, mits de gebruiker rechtmatig toegang tot door de technische voorziening beschermde uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, film, perspublicatie of programma, of reproductie daarvan, heeft. Het bepaalde in de voorgaande zin geldt niet ten aanzien van uitvoeringen, opnamen van uitvoeringen, fonogrammen, films, perspublicaties of programma's, of reproducties daarvan, die onder contractuele voorwaarden aan gebruikers beschikbaar worden gesteld op een door hen individueel gekozen plaats en tijd. Artikel 17d van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld die de uitvoerende kunstenaar, producent van fonogrammen, producent van films en omroeporganisatie, of hun rechtverkrijgenden, er toe verplichten aan de gebruiker van een uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, programma en opname van een programma, of een reproductie daarvan, voor het gebruik als omschreven in artikel 10, onderdelen e, f, m, n, p en q, de nodige middelen te verschaffen om van deze beperkingen te profiteren, mits de gebruiker rechtmatig toegang heeft tot door de technische voorziening beschermde uitvoering, opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film, programma of opname van een programma, of reproductie daarvan. Artikel 17d van de Auteurswet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19a

Degene die opzettelijk en zonder daartoe gerechtigd te zijn elektronische informatie betreffende het beheer van rechten verwijdert of wijzigt, of van opnamen van uitvoeringen, fonogrammen, films, perspublicaties of programma's, of reproducties daarvan, op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, verspreidt, ter verspreiding invoert, uitzendt of anderszins openbaar maakt, en weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot inbreuk op de rechten als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a, 7b en 8 dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, handelt onrechtmatig.

Artikel 19b

Een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud stelt de door de gebruikers van zijn dienst aangeboden opnames van uitvoeringen, fonogrammen, eerste vastleggingen van films, opnames van programma’s, of reproducties daarvan, beschikbaar voor het publiek of maakt die op grond van deze wet beschermde prestaties anderszins openbaar. De artikelen 17d, 29c, eerste tot en met achtste lid, 29d en 29e van de Auteurswet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19c

Artikel 20

  • 1 Op verzoek van een of meer naar het oordeel van de Minister van Justitie representatieve organisaties van bedrijfs- of beroepsgenoten, die rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid zijn en die ten doel hebben de behartiging van de belangen van personen die beroeps- of bedrijfsmatig opnamen of reprodukties daarvan, verkopen, verhuren, uitlenen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, aanbieden of in voorraad hebben, kan voornoemde minister bepalen dat door hem aangewezen beroeps- of bedrijfsgenoten verplicht zijn hun administratie te voeren op een nader door hem aan te geven wijze.

  • 2 Hij die de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie. Het feit is een overtreding.

Hoofdstuk 4. Bepalingen van strafrecht

Artikel 21

Hij die opzettelijk inbreuk maakt op de rechten, bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 22

Hij, die opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op de rechten als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film of een opname van een programma, of een reproductie daarvan, is vervat,

  • a. openlijk ter verspreiding aanbiedt,

  • b. ter reproductie of ter verspreiding voorhanden heeft,

  • c. invoert, doorvoert of uitvoert, of

  • d. bewaart uit winstbejag,

wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 23

Hij, die van het plegen van de misdrijven als bedoeld in de artikelen 21 en 22, zijn beroep maakt of het plegen van deze misdrijven als bedrijf uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 24

Hij, die een voorwerp waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarin met inbreuk op de rechten als bedoeld in de artikelen 2, 6, 7a en 8 van deze wet een opname van een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film of een opname van een programma, of een reproductie daarvan, is vervat,

  • a. openlijk ter verspreiding aanbiedt,

  • b. ter reproductie of ter verspreiding voorhanden heeft,

  • c. invoert, doorvoert of uitvoert of

  • d. bewaart uit winstbejag,

wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.

Artikel 25

Hij die opzettelijk in een uitvoering, in de benaming daarvan of in de aanduiding van de uitvoerende kunstenaar wederrechtelijk enige wijziging aanbrengt, of wel een zodanige uitvoering op enige andere wijze, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de uitvoerende kunstenaar of aan zijn waarde in deze hoedanigheid, aantast, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 27

Hij die in een schriftelijke aanvrage of opgave aan de in artikel 15, eerste lid, bedoelde rechtspersoon, dienende voor de vaststelling van het op grond van artikel 7 van deze wet verschuldigde, opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 27a

Degene die een opgave, bedoeld in artikel 15d, opzettelijk nalaat dan wel in een dergelijke opgave opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 28

De opsporingsambtenaren zijn bevoegd, tot het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten en ter inbeslagneming van hetgeen daarvoor vatbaar is, elke plaats te betreden. Indien hun de toegang wordt geweigerd, verschaffen zij zich die desnoods met inroeping van de sterke arm. In woningen treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan op vertoon van een schriftelijke bijzondere last van of in tegenwoordigheid van een officier van justitie of een hulpofficier van justitie. Van dit binnentreden wordt door hen binnen vierentwintig uren procesverbaal opgemaakt.

Artikel 29

De opsporingsambtenaren kunnen te allen tijde tot het opsporen van bij deze wet strafbaar gestelde feiten inzage vorderen van alle bescheiden of andere gegevensdragers, waarvan inzage voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig is, bij hen die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf opnamen of reprodukties daarvan, waarop de in de artikelen 2, 6, 7a en 8 bedoelde rechten betrekking hebben, reproduceren, verkopen, afleveren of anderszins in het verkeer brengen dan wel voor die doeleinden invoeren, doorvoeren, uitvoeren aanbieden of in voorraad hebben of openbaar maken.

Artikel 30

  • 1 De door de strafrechter verbeurd verklaarde opnamen en reprodukties worden vernietigd; echter kan de rechter bij het vonnis bepalen, dat zij aan de rechthebbende zullen worden afgegeven, indien deze zich daartoe ter griffie aanmeldt binnen een maand nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

  • 2 Door de afgifte gaat de eigendom van de opnamen en reprodukties op de rechthebbende over. De rechter zal kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen een bepaalde door de rechthebbende te betalen vergoeding, welke ten bate komt van de Staat.

Hoofdstuk 5. Toepassingscriteria

Artikel 32

  • 1 De voorgaande artikelen zijn op de uitvoerende kunstenaar van toepassing ingeval:

    • a. hij onderdaan is van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 of zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft dan wel onderdaan is van een Staat die partij is bij het Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties; of

    • b. zijn uitvoering in Nederland plaats had dan wel in een Staat die partij is bij het Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties; of

    • c. zijn uitvoering is opgenomen op een fonogram als bedoeld in het tweede lid van dit artikel; of

    • d. zijn uitvoering, die niet is opgenomen op een fonogram, is openbaar gemaakt door middel van een programma van een omroeporganisatie als bedoeld in het zesde lid van dit artikel.

  • 2 De voorgaande artikelen zijn op de producenten van fonogrammen van toepassing ingeval:

    • a. hij onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in Nederland zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft of onderdaan is van dan wel rechtspersoon is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen; of

    • b. het opnemen in Nederland plaats had dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen; of

    • c. het fonogram voor de eerste maal, of binnen dertig dagen na de eerste uitgave in een ander land, in het verkeer is gebracht in Nederland dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen.

  • 3 Van het in het verkeer brengen als bedoeld in het tweede lid is sprake, wanneer van op rechtmatige wijze vervaardigde reprodukties van een fonogram een zodanig aanbod van exemplaren daarvan heeft plaatsgevonden dat daardoor wordt voorzien in de redelijke behoeften van het publiek.

  • 4 Met betrekking tot fonogrammen, waarvan de producent onderdaan is van dan wel rechtspersoon is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome is artikel 7 slechts van toepassing in de mate waarin en voor de duur waarvoor deze Staat bescherming verleent ten aanzien van fonogrammen waarvan de producent Nederlander is dan wel zijn zetel heeft in Nederland.

  • 5 Het recht op een billijke vergoeding, als bedoeld in artikel 7, geldt niet voor fonogrammen waarvan de producent geen onderdaan is van noch rechtspersoon is opgericht naar het recht van een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome.

  • 6 De voorgaande artikelen zijn op omroeporganisaties van toepassing ingeval:

    • a. het hoofdkantoor van de omroeporganisatie is gevestigd in een van de lid-staten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid, onder a, bedoelde Verdrag van Rome; of

    • b. de uitzending van het programma heeft plaatsgevonden in Nederland dan wel in een Staat die partij is bij het in het eerste lid onder a, bedoelde Verdrag van Rome; of

  • 7 Het bepaalde in het vierde en vijfde lid van dit artikel is niet van toepassing op fonogrammen waarvan de producent onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.

  • 8 De voorgaande artikelen zijn op de producent van de eerste vastleggingen van films van toepassing ingeval:

    • a. hij onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lid-staten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in Nederland zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft; of

    • b. de vastlegging in Nederland plaats had; of

    • c. de vastlegging voor de eerste maal, of binnen dertig dagen na de eerste uitgave in een ander land, in het verkeer is gebracht in Nederland.

    Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 9 De voorgaande artikelen zijn op de uitgever van een perspublicatie van toepassing ingeval hij onderdaan is van of rechtspersoon is opgericht naar het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 dan wel in Nederland zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft.

Artikel 32a

  • 1 De voorgaande artikelen zijn van toepassing op het uitzenden van een uitvoering, fonogram, of programma of een reproduktie daarvan door middel van een satelliet, indien in Nederland onder controle en verantwoordelijkheid van een omroeporganisatie de programmadragende signalen voor ontvangst door het publiek zijn ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt. Indien de programmadragende signalen in gecodeerde vorm worden uitgezonden, is er sprake van een uitzending, bedoeld in de eerste zin, indien de middelen voor het decoderen van de uitzending door of met toestemming van de omroeporganisatie ter beschikking van het publiek worden gesteld.

  • 2 De voorgaande artikelen zijn voorts van toepassing op het uitzenden, bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a. de handeling, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt in een land dat niet tot de Europese Unie behoort of dat niet partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992;

    • b. het land waar de handeling, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt niet het niveau van bescherming biedt, voorzien in hoofdstuk II van richtlijn nr. 93/83/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PbEG L 248); en

    • c. hetzij de programmadragende signalen naar de satelliet worden doorgezonden vanuit een grondstation in Nederland, hetzij een omroeporganisatie die in Nederland haar hoofdvestiging heeft, opdracht heeft gegeven tot de uitzending en geen gebruik wordt gemaakt van een grondstation in een lid-staat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.

Artikel 32b

  • 1 Iedere mededeling aan het publiek en beschikbaarstelling voor het publiek van op grond van deze wet beschermd materiaal in:

    • a. radioprogramma’s;

    • b. televisieprogramma’s die:

      • i. nieuws- en actualiteitenprogramma’s betreffen; of

      • ii. volledig door de omroeporganisatie, bedoeld in artikel 1.1. van de Mediawet, gefinancierd zijn;

    door middel van een ondersteunende onlinedienst die onder toezicht en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie wordt uitgevoerd, alsmede de reproductie die noodzakelijk is voor het aanbieden van deze dienst of voor de toegang tot of het gebruik van deze dienst, wordt geacht enkel plaats te vinden in Nederland, indien de omroeporganisatie hier haar hoofdvestiging heeft. Het vorenstaande is niet van toepassing op televisie-uitzendingen van sportevenementen en de daarin vervatte op grond van deze wet beschermd materiaal.

Artikel 33

Ten aanzien van uitvoeringen, fonogrammen of programma's, die voor het tijdstip van in werking treden van deze wet hebben plaatsgevonden, zijn vervaardigd onderscheidenlijk zijn uitgezonden, zijn de door deze wet verleende rechten van toepassing voor zover het gedragingen betreft die plaatsvinden na het tijdstip van in werking treden van deze wet.

Artikel 33a

  • 1 Uitvoerende kunstenaars die onderdaan zijn van een staat, niet zijnde een lid-staat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, die geen partij is bij het Verdrag van Rome inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties, en omroeporganisaties, waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in een staat als hiervoor bedoeld, kunnen geen beroep doen op de door deze wet verleende rechten, indien de duur daarvan ingevolge de nationale wetgeving reeds is verstreken.

  • 2 Het in het eerste lid bepaalde is eveneens van toepassing op

    • a. producenten van fonogrammen die onderdaan zijn van een staat, niet zijnde ene lid-staat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, die geen partij is bij het in het eerste lid bedoelde Verdrag of bij de Overeenkomst ter bescherming van producenten van fonogrammen tegen het ongeoorloofd kopiëren van hun fonogrammen;

    • b. producenten van eerste vastlegging van films die onderdaan zijn van een staat, niet zijnde een lid-staat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, waarvan de nationale wetgeving in een kortere beschermingstermijn voorziet dan die bedoeld in artikel 12, vierde lid.

Hoofdstuk 6. Overgangsbepaling

Artikel 35

  • 1 De in deze wet voorziene beschermingstermijnen zijn met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel van toepassing op uitvoeringen, fonogrammen, eerste vastleggingen van films of programma's, die op 1 juli 1995 in ten minste één lid-staat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 beschermd worden door de nationale wetgeving op het gebied van de naburige rechten of die op die datum voldoen aan de beschermingscriteria van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 november 1992, PbEG 1992, L 346/61, betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom.

  • 3 Deze wet laat vóór inwerkingtreding van dit artikel rechtmatig verrichte exploitatiehandelingen alsmede vóór dat tijdstip verworven rechten onverlet.

  • 4 Hij die met betrekking tot een uitvoering, fonogram, eerste vastlegging van een film of een programma, waarvan de beschermingstermijn vóór inwerkingtreding van dit artikel was verstreken en waarop met ingang van inwerkingtreding van dit artikel deze wet weer van toepassing is, vóór 24 november 1993 rechtmatig exploitatiehandelingen heeft verricht, is bevoegd deze exploitatiehandelingen met ingang van inwerkingtreding van dit artikel voort te zetten.

Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 18 maart 1993

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. d’Ancona

Uitgegeven de eerste april 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven