-
1 Deze regeling geeft uitvoering aan artikel 3, vijfde lid, 4, tweede lid, 6, derde lid, 8, 9b, vierde lid, 10, tweede lid, 15a, elfde lid, 15b, tiende en veertiende lid, 17, derde lid, en 34 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.
-
1 De laadruimte voldoet aan de gestelde voorwaarden met betrekking tot de lengte en
de hoogte indien deze in gesloten toestand een rechthoekig, rechtop geplaatst blok
kan bevatten waarvan de lengte, de hoogte en de breedte ten minste gelijk zijn aan
de in artikel 3 van de wet voor de desbetreffende laadruimte genoemde afmetingen, en waarvan de lengte-as evenwijdig
is aan die van het desbetreffende motorrijtuig. Voor de toepassing van deze bepaling
worden, indien de laadruimte niet van de bestuurderszitplaats is afgescheiden door
een vaste wand, de zitplaatsen voor de bestuurder en de bijrijder in de achterste
stand geplaatst.
-
2 Het verschil in hoogte tussen de cabine en de laadruimte is de verticale afstand tussen
het denkbeeldige horizontale vlak waarin de beide hoogste punten van de dagopening
van de deuren bij de voorzitplaatsen zijn gelegen, en het hoogste gedeelte van het
dak van de laadruimte, gemeten over een breedte van ten minste 20 cm.
-
5 De lengte van de laadruimte van een motorrijtuig met een dubbele cabine is gelijk
aan de lengte van het langste rechthoekige, rechtop geplaatste blok met een hoogte
van 130 cm en een breedte van 20 cm dat de laadruimte in gesloten toestand kan bevatten,
waarvan de lengte-as evenwijdig is aan die van het desbetreffende motorrijtuig.
-
6 De lengte die de laadruimte van een motorrijtuig met een dubbele cabine zou hebben
indien de zitruimte achter de bestuurder zou ontbreken, is gelijk aan de lengte van
het langste rechthoekige, rechtop geplaatste blok met een hoogte van 130 cm en een
breedte van 20 cm dat de laadruimte in gesloten toestand kan bevatten, waarvan de
lengte-as evenwijdig is aan die van het desbetreffende motorrijtuig, en waarbij er
voor het nemen van de maat van wordt uitgegaan dat die laadruimte van de cabine is
gescheiden door middel van een 115 cm achter het achterste punt van het stuurwiel
geplaatste vaste wand.
Met motorrijwielen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet worden gelijkgesteld motorrijtuigen op drie of vier wielen die:
-
1. geschikt zijn voor het vervoer van ten hoogste twee personen;
-
2. niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie of een daarmee vergelijkbare constructie;
-
3. zijn geconstrueerd met een frame;
-
4. een directe stuuroverbrenging hebben naar het voorwiel of de voorwielen; en
-
5. waarin de motor en versnellingsbak centraal zijn geplaatst.
Ingeval de eenheid van de Belastingdienst waar aangifte moet worden gedaan ter zake
van de aanvang van het gebruik van de weg, gesloten is op de dag waarop dan wel op
de dag vóórdat het gebruik aanvangt, behoeft de belasting in afwijking van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van de wet pas te worden betaald op de eerste dag waarop die eenheid na de aanvang van het gebruik
is geopend.
-
3 De inspecteur kan aan degene aan wie de toestemming als bedoeld in artikel 8, van de wet is verleend de verplichting opleggen de motorrijtuigen waarvoor een kenteken is aangevraagd,
te tonen op een door de inspecteur aan te wijzen plaats.
-
4 Indien niet wordt voldaan aan het in het eerste, tweede of derde lid bepaalde, kan
de inspecteur de toestemming als bedoeld in artikel 8, van de wet bij voor bezwaar vatbare beschikking weigeren of intrekken.
-
3 Bij de in het tweede lid bedoelde individuele keuring van de auto wordt door belanghebbende
het goedkeuringsformulier, als bedoeld in bijlage X behorende bij richtlijn nr. 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge
aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die
moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren
met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (PbEG L 76), overgelegd. Uit dit goedkeuringsformulier
dient te blijken wat de gemeten emissie van deeltjes is.
-
4 Indien uit het goedkeuringsformulier zelf niet blijkt wat de gemeten emissie van deeltjes
is, kan het aantonen daarvan geschieden door overlegging van het bij het goedkeuringsformulier
behorende testrapport. Het testrapportnummer dient volledig overeen te komen met het
nummer dat is vermeld op het goedkeuringsformulier.
-
1 Onder een niet-opvouwbare rolstoel wordt voor de toepassing van artikel 15a van de wet mede verstaan een ander in verband met de handicap noodzakelijk hulpmiddel van een
dusdanige omvang of een dusdanig gewicht, dat de gehandicapte, rekening houdend met
zijn specifieke handicap, voor zijn vervoer is aangewezen op het gebruik van een bestelauto.
-
2 Onder een bestelauto, ingericht voor het vervoer als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de wet, wordt verstaan een bestelauto die voorzieningen bevat ten behoeve van het vervoer
van een niet-opvouwbare rolstoel of het vervoer van een ander hulpmiddel als bedoeld
in het eerste lid en het gelijktijdige vervoer van de gehandicapte, zoals voorzieningen
voor het met of vanuit een rolstoel of een ander hulpmiddel kunnen plaatsnemen in
en verlaten van de bestelauto, voor het vastzetten van een rolstoel of een ander hulpmiddel
in de cabine op de plaats van een zitplaats, en voor het vastzetten van een rolstoel
of een ander hulpmiddel zonder passagier in de laadruimte.
Bij wijziging van de tenaamstelling van een bestelauto blijven in afwijking van artikel 15b, negende lid, van de wet, het zesde, zevende en achtste lid van dat artikel buiten toepassing zonder dat degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld (de
koper) en degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld (de verkoper) daartoe
een gezamenlijk verzoek hebben gedaan, indien:
-
a. de koper een natuurlijk persoon of rechtspersoon is waaraan een erkenning is verleend
als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 5, van de Wegenverkeerswet 1994;
-
b. de koper de bestelauto in zijn bedrijfsvoorraad registreert;
-
c. de verkoper het door de koper afgegeven vrijwaringbewijs van de bestelauto in zijn
administratie bewaart; en
-
d. in de administratie van de verkoper een verklaring is opgenomen waarin de koper en
de verkoper ten aanzien van de bestelauto zijn overeengekomen dat de koper voor de
toepassing van artikel 15b, negende lid, van de wet in de plaats treedt van de verkoper.
-
1 De in artikel 15b, tiende lid, van de wet bedoelde periode van terbeschikkingstelling van een bestelauto bedraagt vier weken,
verminderd met voorafgaande aansluitende periodes van terbeschikkingstelling van enige
bestelauto door de ondernemer aan dezelfde persoon.
-
2 Indien een ondernemer een bestelauto waarvoor op de voet van artikel 15b, eerste lid, van de wet teruggaaf van belasting is verleend ter beschikking stelt aan een derde, neemt hij
in zijn administratie de volgende gegevens en bescheiden op:
-
a. de naam, het adres en een kopie van het legitimatiebewijs van degene aan wie de bestelauto
ter beschikking wordt gesteld; en
-
b. een kopie van het contract tussen de ondernemer en degene aan wie de bestelauto ter
beschikking wordt gesteld, waaruit het kenteken van de bestelauto en de periode van
terbeschikkingstelling blijkt.
-
3 Ingeval de in het tweede lid bedoelde ondernemer de bestelauto langer dan de in het
eerste lid bedoelde periode ter beschikking stelt aan een derde die voldoet aan het
gestelde in artikel 15b, tiende lid, van de wet, verstrekt degene aan wie de bestelauto ter beschikking wordt gesteld aan de ondernemer
een verklaring:
-
5 Indien de in het derde lid bedoelde verklaring niet langer juist is, brengt degene
aan wie de bestelauto ter beschikking wordt gesteld onmiddellijk de ondernemer die
de bestelauto aan hem ter beschikking stelt daarvan op de hoogte, onder intrekking
van de eerder afgegeven verklaring.
-
1 De zekerheid bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet wordt bepaald aan de hand van het bedrag van de belasting dat degene aan wie de toestemming
als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet is verleend gemiddeld per aangiftetijdvak verschuldigd is ter zake van de registratie
van de motorrijtuigen waarvoor door hem kentekens zijn aangevraagd.
-
4 Degene aan wie de toestemming als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet is verleend kan een verzoek tot verlaging van de zekerheid indienen bij de inspecteur,
die daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist.
In afwijking van artikel 31, eerste lid, van de wet, worden met betrekking tot personenauto's en motorrijwielen die na 31 december 1992
worden geregistreerd en waarvoor vóór 1 januari 1993 bijzondere verbruiksbelasting
van personenauto's of bijzondere verbruiksbelasting van motorrijwielen verschuldigd
is geworden, die belastingen inclusief de daarover ter zake verschuldigde omzetbelasting
verrekend met de belasting van personenauto's en motorrijwielen, voor zover die omzetbelasting
niet in aanmerking komt voor aftrek op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 329).
Met betrekking tot naheffingsaanslagen in de bijzondere verbruiksbelasting van personenauto's
en de bijzondere verbruiksbelasting van motorrijwielen blijven de bepalingen van de
Invorderingswet 1990 (Stb. 221) zoals deze luidden op 31 december 1992 van toepassing.