Uitgangspunten
Bij reorganisaties, fusies en overnemingen is het gebruikelijk dat de oplossing van
de daarmee samenhangende personele problematiek primair in eigen kring plaatsvindt.
In die gevallen evenwel dat hele bedrijven (ondernemingen, diensten zoals bijvoorbeeld
bij privatisering) overgaan naar een nieuwe/andere werkgever of complete onderdelen
van bedrijven, ondernemingen en diensten worden overgenomen, is het gebruikelijk dat
het personeel mee overgaat met het werk.
In het kader van de herziening van het wegenbeheer is van een dergelijke overgang
van hele (onderdelen van) ondernemingen, bedrijven en diensten vrijwel geen sprake.
In de praktijk blijkt evenwel, dat een personeelslid of meerdere personeelsleden aan
het beheer en onderhoud van de over te dragen wegvakken en bruggen verbonden is/zijn.
In die gevallen is het uitgangspunt dat het betrokken personeelslid met het werk overgaat.
In een aantal situaties is dit evenwel niet wenselijk of mogelijk:
-
a. Als de over te dragen taken niet kunnen worden gecombineerd tot hele functies bij
de nieuwe beheerder. Ook kan soms sprake zijn van meer dan één nieuwe beheerder. De
operatie wegenbeheer heeft immers een saldo-effect. Tussen de verschillende overheidswerkgevers
onderling zullen wegen en bruggen van beheerder wisselen. In die situatie is het ‘taak
over-man over’ principe niet uit te voeren.
-
b. Wanneer de nieuwe beheerder functies als beheer en onderhoud reeds vóór 01-01-1989
in zijn geheel uitbesteedt aan derden.
-
c. Als herplaatsing binnen het gezagsbereik van de oude beheerder een meer passende oplossing
biedt voor het personeelslid.
Indien zich de voornoemde drie situaties voordoen, zullen deze ter toetsing aan de
regionale plaatsingsadviescommissie (art. 4.1 e.v.) worden voorgelegd. Aldus is het
mogelijk dat herplaatsing van het personeelslid om de bovengenoemde drie redenen bij
de nieuwe beheerder op de over te dragen weg of brug niet gerealiseerd wordt.
In het onder c. genoemde geval is er sprake van een nieuwe functie voor het betreffende
personeelslid bij de oude beheerder.
In de gevallen a. en b. is er nog geen nieuwe functie voor het personeelslid en is
het de taak van de regionale plaatsingsadviescommissie om ook de overige functies,
die ten gevolge van de herziening van het wegenbeheer volgens de beheerders ontstaan,
te inventariseren.
Na een afstemming van vraag en aanbod via deze regeling, wordt alsnog getracht het
personeelslid een passende functie aan te bieden.
Alle betrokken wegbeheerders hebben hierbij een gezamenlijke inspanningsverplichting
om gedwongen ontslagen te voorkomen.
Zij doen alles dat in hun vermogen ligt om het personeelslid een passende functie
te bieden, zulks overeenkomstig de lijn zoals in het bovenstaande is weergegeven.
Wanneer op de datum van de overdrachten dan alsnog een herplaatsingsmogelijkheid ontbreekt,
zal de regionale plaatsingsadviescommissie nog tot een jaar nadien zoeken naar een
passende functie in het gezagsbereik van de betrokken diensten.
Overigens is het bij een dergelijke overplaatsing, zowel als bij alle in het voorafgaande
genoemde overplaatsingen, dat de nieuwe beheerder verantwoordelijk is voor wijziging
of aanpassing van de functie die over komt, of geheel nieuw ontstaat.
Bij vermeend in gebreke blijven kan door het personeelslid een bezwaar worden ingediend
bij de bezwarencommissie (art. 4.35 e.v.).
Overige uitgangspunten zijn:
- -
kosten van overgang (opleidingen, reis- en verplaatsingskosten volgens regelingen
van de nieuwe beheerder, garantietoeslag) zijn voor rekening van de nieuwe beheerder;
- -
kosten van wachtgeld en dergelijke zijn voor rekening van de oude beheerder;
- -
personele middelen, die verband houden met de over te dragen wegen, gaan over via
algemene verdeelsleutels van gemeentefonds en provinciefonds, er is géén directe koppeling
tussen de overgang van mensen en middelen.
Voorts:
3.1
De belangen van de dienst en het personeelslid zijn nevengeschikt, hetgeen betekent
dat zij elkaar over en weer begrenzingen opleggen.
Sociale, financiële en organisatorische aspecten van de herverdeling van het wegenbeheer
worden daarom bij het voorbereiden en verwezenlijken hiervan vanaf het begin in gelijke
mate in beschouwing genomen.
3.2
De doelstelling van het rond de herverdeling te voeren personeelsbeleid is ingrijpende
gevolgen voor het personeelslid als uitvloeisel van de herverdeling te voorkomen.
3.3
Gestreefd wordt naar overeenstemming met de betrokken overlegkaders bij de diverse
diensten.
3.4
Gezien de betrokkenheid van meerdere diensten wordt tevens een gemeenschappelijk
georganiseerd overleg in het leven geroepen. Taakstelling en afbakening met bestaande
overlegvormen worden in overleg met de Centrales van Overheidspersoneel nader bepaald.
Tevens hebben vertegenwoordigers van de Centrales van Overheidspersoneel zitting in
de plaatsingsadviescommissies en de bezwarencommissie.
3.5
De plaatsing wordt zorgvuldig voorbereid en verwezenlijkt, met inachtneming van hetgeen
in deze regeling is bepaald.
3.6
Het personeelslid wordt door de eigen dienst regelmatig in kennis gesteld van de
wijze en de voortgang van de voorbereiding van de herverdeling, de stand van zaken
in de besluitvorming en de wijze waarop de herverdeling zal worden verwezenlijkt.
3.7
Beslissingen ten aanzien van het individuele personeelslid worden niet eerder genomen
dan nadat het betrokken personeelslid indien hij dat wenst is gehoord en hij zijn
wensen, belangstelling en alles wat hij van belang acht kenbaar heeft kunnen maken.
3.8
Bij het nemen van beslissingen ten aanzien van het individuele personeelslid wordt
zoveel mogelijk rekening gehouden met zijn wensen, persoonlijkheid, omstandigheden
alsmede de voor hem bestaande vooruitzichten.
Plaatsing en overgang
4.1
Het Bestuurlijk Overleg Herziening Wegenbeheer stelt in het kader van de herverdeling
voor iedere provincie een plaatsingsadviescommissie in.
4.2
De plaatsingsadviescommissie heeft tot taak het tot aanstellen bevoegd gezag van
de in de provincie betrokken diensten te adviseren over de mogelijkheid tot plaatsing
van het personeelslid op een passende functie binnen het gezagsbereik van de in de
provincie betrokken diensten, alsmede inzake het al dan niet passend zijn van een
aanvaarde betrekking. Zij stelt hiertoe een provinciaal plaatsingsplan op. Voor zover
zij dit noodzakelijk acht kan de plaatsingsadviescommissie ook buiten de provinciale
grenzen opereren.
4.3
Teneinde een provinciaal plaatsingsplan op te stellen draagt de plaatsingsadviescommissie,
met inachtneming van de vastgestelde wegennetten en overige beleidsaanwijzingen, zorg
voor het inventariseren van:
4.4
De plaatsingsadviescommissie draagt tevens zorg voor het inventariseren van de voorkeuren
en wensen van het personeelslid ten aanzien van een plaatsing alsmede van zijn capaciteiten,
scholing en ervaring en hetgeen overigens relevant is met het oog op een plaatsing
in een passende functie.
4.5
De bescherming van de persoonlijke levenssfeer van alle personeelsleden wordt gewaarborgd.
Vertrouwelijke gegevens worden slechts verstrekt nadat het personeelslid daarvoor
toestemming heeft gegeven.
4.6
De plaatsingsadviescommissie krijgt de beschikking over die informatie die zij voor
een goede uitoefening van haar taak nodig acht. Zij is bevoegd tot het horen van al
degenen waarvan zij dit nodig oordeelt.
4.7
Het advies van de plaatsingsadviescommissie wordt niet uitgebracht dan nadat het
betrokken personeelslid indien hij dat wenst is gehoord en hij zijn wensen, belangstelling
en alles wat hij van belang acht kenbaar heeft kunnen maken.
Hij kan zich bij het horen door een of meer raadslieden laten bijstaan.
4.8
In haar advies geeft de plaatsingsadviescommissie tevens aan de in verband met de
plaatsing nodig te achten om-, her- of bijscholing.
4.9
Indien meer dan één personeelslid dat voor plaatsing in aanmerking komt geschikt
is voor een zelfde functie, wordt de hieronder vermelde rangorde gehanteerd.
-
a. personeelsleden van 36 jaar en ouder, die in vaste dienst zijn of op arbeidsovereenkomst
c.q. tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd met meer dan 2 dienstjaren, voor
zover zij minder dan 35 jaar voor pensioen geldige dienstjaren hebben, te beginnen
met hen, die het grootste aantal jaren in burgerlijke overheidsdienst werkzaam zijn;
-
b. personeelsleden in vaste dienst of op arbeidsovereenkomst c.q. tijdelijke aanstelling
voor onbepaalde tijd met meer dan 2 dienstjaren, die de leeftijd van 35 jaar nog niet
hebben overschreden, te beginnen met hen die het grootste aantal jaren in burgerlijke
overheidsdienst werkzaam zijn;
-
c. personeelsleden in vaste dienst of op arbeidsovereenkomst c.q. tijdelijke aanstelling
voor onbepaalde tijd met meer dan 2 dienstjaren, die 35 of meer voor pensioen geldige
dienstjaren hebben, waarbij jongeren in leeftijd voor ouderen gaan;
-
d. personeelsleden, die voor een proeftijd alsmede zij die anders dan voor een vast of
kennelijk bepaalde tijd ofwel in tijdelijke ambtelijke dienst zijn aangesteld dan
wel als zodanig op arbeidsovereenkomst in dienst zijn genomen of van wie de arbeidsovereenkomst
voor onbepaalde tijd nog geen 2 jaar heeft geduurd.
Voor zover mogelijk worden daarbij de rangorde-criteria van a t/m c aangehouden;
-
e. personeelsleden, die geen overwegend bezwaar hebben tegen beëindiging van hun dienstverband.
In het voorgaande wordt voor de berekening van het aantal jaren in burgerlijke overheidsdienst
mede in aanmerking genomen tijd gewijd aan de verzorging van tot het huishouden van
de ambtenaren behorende 0–4 jarige eigen stief- of pleegkinderen, tot een maximum
van in totaal zes jaren.
4.10
Het advies wordt door de voorzitter van de commissie getekend en daarvan wordt gelijktijdig
afschrift gezonden aan het betrokken personeelslid en het tot aanstellen bevoegd gezag
van de bij de plaatsing betrokken dienst(-en).
4.11
Bij het ontbreken van overeenstemming in een plaatsingsadviescommissie wordt een
meerderheidsadvies aan de betrokken diensten gedaan.
4.12
Het niet door de dienst opvolgen van het advies van de plaatsingsadviescommissie,
moet door deze dienst gemotiveerd aan deze commissie en betrokkene kenbaar worden
gemaakt.
4.13
Na verkregen overeenstemming tussen de betrokken diensten doch uiterlijk 6 maanden
vóór de beheersovergang wordt het personeelslid in kennis gesteld van het voor hem
geldende resultaat van het provinciale plaatsingsplan middels een aanbod van een passend
te achten functie.
4.14
Ingeval een personeelslid de hem aan te bieden betrekking niet passend acht, wanneer
hij er bezwaar tegen heeft dat hij als overtollig wordt aangemerkt, dan wel wanneer
hij anderszins bezwaren heeft inzake de gevolgde procedure, dient hij die bezwaren
binnen 30 dagen schriftelijk kenbaar te maken aan het bevoegd gezag van de oude beheerder.
4.15
Nadat door het tot aanstellen bevoegd gezag advies is ingewonnen bij de bezwarencommissie
zoals bedoeld in art. 4.35 e.v. wordt tegen de achtergrond van de overwegingen ter
zake door de plaatsingsadviescommissie een definitief overzicht opgesteld van personeelsleden
aan wie een passend te achten betrekking kan worden aangeboden dan wel die overtollig
worden (het definitief provinciaal plaatsingsplan). Na verkregen overeenstemming tussen
de betrokken diensten wordt het personeelslid hiervan in kennis gesteld.
4.16
Het voor plaatsing aangemerkte personeelslid krijgt 2 maanden voor de beheersovergang
en na het advies van de bezwarencommissie, definitief bericht van de inhoud van de
functie (functiebeschrijving), het functieniveau, zijn bezoldigingsniveau en alle
overige aspecten zijn salariëring en rechtstoestand betreffende.
4.17
Indien plaatsing bij een andere beheerder niet mogelijk is, zijn regelingen van herplaatsing
en ontslag van de oude beheerder van toepassing.
4.18
Voor een personeelslid dat binnen de herverdeling van het wegenbeheer niet plaatsbaar
is gebleken, zal door de plaatsingsadviescommissie gedurende maximaal 1 jaar worden
gezocht naar een passende functie elders in de betrokken diensten.
4.19
Voor een personeelslid dat overgaat naar een andere dienst en dat binnen één jaar
na die overgang te kennen geeft dat zijn betrekking naar zijn oordeel niet passend
is, wordt door de plaatsingsadviescommissie een onderzoek ingesteld inzake het al
dan niet passend zijn van die betrekking. Indien dit onderzoek leidt tot de conclusie
dat de betrekking bij nader inzien inderdaad niet passend is, wordt gedurende maximaal
een jaar na uitspraak van de plaatsingsadviescommissie bezien of hem alsnog een passende
functie binnen de oude of de nieuwe dienst kan worden aangeboden.
Als de mogelijkheid hiertoe ontbreekt zal een eventuele wachtgeldverplichting ten
laste komen van de oude beheerder.
Indien wordt geconcludeerd dat de nieuwe betrekking wel passend moet worden geacht,
wordt de belanghebbende daarvan in kennis gesteld onder vermelding van de motieven
daarvoor. Op de in dit artikel bedoelde heroverweging kan door het personeelslid één
maal na de overgang beroep worden gedaan.
Tegen beslissingen als bedoeld in dit punt kan binnen 30 dagen na ontvangst daarvan
bezwaar worden aangetekend bij de bezwarencommissie.
4.20
Aan een personeelslid dat om medische, sociale of andere redenen tijdens het proces
van de beheersovergang niet of minder goed functioneert, kan niet om die reden de
mogelijkheid van overgang naar de nieuwe beheerder worden onthouden, dit behoudens
de navolgende gevallen:
- -
indien uit een door de bedrijfsgeneeskundige dienst gehouden onderzoek blijkt dat
het personeelslid op grond van ziekte of gebreken is geraakt in een toestand van blijvende
gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking;
- -
indien een procedure die er op is gericht aan het personeelslid ontslag op grond van
onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond
van ziels- of lichaamsgebreken, zo ver is gevorderd dat een voorstel tot ontslagverlening
aan het bevoegd gezag is voorgelegd.
Arbeidsvoorwaarden
4.21
Met ingang van de beheersovergang wordt het voor plaatsing aangemerkte personeelslid
bij de nieuwe dienst aangesteld met inachtneming van het gestelde in deze regeling.
Door de aanstelling bij de nieuwe dienst is het personeelslid van rechtswege eervol
ontslagen uit de dienst van de oude beheerder.
4.22
De personeelsleden die voor plaatsing in aanmerking komen gaan in ten minste dezelfde
salarisschaal en in een dienstverband van dezelfde aard over naar de nieuwe betrekking.
4.23
Aanspraken op aanstelling in vaste dienst zullen (voor zover deze schriftelijk zijn
vastgelegd door het bevoegd gezag) niet op grond van de overgang naar een nieuwe dienst
aan betrokkene worden onthouden.
4.24
Voor de bepaling van het salaris van het personeelslid wordt tenminste de salarisanciënniteit
in aanmerking genomen welke vóór de beheersovergang voor de berekening van het salaris
zou hebben gegolden.
Bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver volgt hij verder de nieuwe
salarisschaal tot in ieder geval het niveau (incl. eventuele uitloopperiodieken) van
de oude schaal.
4.25
Ten aanzien van het personeelslid, dat de bij zijn formatieplaats behorende schaal
nog niet heeft bereikt, wordt het uitzicht op het bereiken van die schaal, alsmede
op het bereiken van het maximum (incl. eventuele uitloopperiodieken) in die schaal
gegarandeerd.
4.26
Een verschil tussen de netto-bezoldiging, inclusief genoten vergoedingen en toelagen
op de dag voorafgaand aan de beheersovergang, en de netto-bezoldiging, inclusief genoten
vergoedingen en toelagen op de dag van de beheersovergang bij de nieuwe dienst, wordt
tot uiterlijk 5 jaar na de overgangsdatum aan het personeelslid uitgekeerd middels
een garantietoelage ten bedrage van het naar een bruto bedrag omgerekende verschil.
Aansluitend wordt genoemde garantietoelage in 2 jaar afgebouwd tot nul: door toekenning
in het eerste jaar van 2/3 van de garantietoelage, door toekenning in het tweede jaar
van 1/3 van de garantietoelage.
Voor wat betreft de verrekening in deze netto-netto garantie van de premie van een
verplichte collectieve ziektekostenverzekering, zal voor de te compenseren situatie
worden uitgegaan van tenminste een standaard ziektekostenpakket bij gelijkblijvende
persoonlijke omstandigheden.
Als ondanks de toepassing van dit artikel een kennelijk onredelijk en aanmerkelijk
nadeel blijft bestaan, zal de nieuwe beheerder alsnog voorzieningen treffen om dit
nadeel op te heffen.
4.27
Vakantie-aanspraken blijven in de nieuwe betrekking behouden tot maximaal de aanspraken
van het lopende jaar en de helft van de aanspraken van het voorafgaande jaar.
Niet opgenomen vakantiedagen worden volgens de bij de oude beheerder vigerende regelgeving
(al dan niet) uitbetaald.
In de nieuwe betrekking wordt rekening gehouden met reeds in de vorige betrekking
gemaakte vakantie-afspraken.
Tussen partijen kunnen aanvullende afspraken worden gemaakt.
4.28
Afspraken betreffende studiefaciliteiten (voor zover deze schriftelijk zijn vastgelegd
door het bevoegd gezag), worden in de nieuwe betrekking overgenomen.
4.29
De nieuwe dienst neemt aanspraken op regelingen van landelijk geldende ambtsjubilea
(12 1/2, 25, 40 en 50 dienstjaren) en anciënniteitsregeling bij bijvoorbeeld herplaatsing,
vervroegde uittreding of ontslag over.
Om-, her- of bijscholing
4.30
Het personeelslid dat als gevolg van de herverdeling van het wegenbeheer wordt herplaatst,
wordt voor zover dat met het oog op de aan de te vervullen betrekking verbonden functioneringseisen
nodig wordt geacht, in de gelegenheid gesteld zich volledig of gedeeltelijk om-, her-
of bij te scholen.
4.31
De bedoelde opleiding of scholing brengt voor het personeelslid geen kosten met zich
mee.
4.32
Voor bedoelde opleiding en scholing wordt de nodige werktijd beschikbaar gesteld.
4.33
De keuze van de te volgen opleiding(en) geschiedt in overleg met het personeelslid,
de directe chef, de nieuwe dienst en de plaatsingsadviescommissie.
4.34
Afspraken over om, her- en bijscholing worden schriftelijk vastgelegd en opgenomen
in het personeelsplan.
Bezwarenprocedure
4.35
Het personeelslid dat bezwaar heeft tegen voorgenomen maatregelen, zoals bijvoorbeeld
het opdragen van (een) andere betrekking(en), niet aanbieden van bepaalde betrekkingen,
de passendheid van een aangeboden of aanvaarde betrekking, kan hiertegen schriftelijk
binnen 30 dagen bezwaar aantekenen bij het tot aanstellen bevoegd gezag van de oude
beheerder.
4.36
De Minister van Binnenlandse Zaken stelt in het kader van de herverdeling van het
wegenbeheer een bezwarencommissie in.
4.37
De commissie heeft tot taak het tot aanstellen bevoegd gezag van de dienst tegen
wiens beslissing een bezwaar zich richt te adviseren omtrent de ontvankelijkheid en
gegrondheid van het bezwaar van het personeelslid tegen:
4.38
De commissie bestaat uit 2 ambtelijke leden aangewezen door de vier overheden en
2 leden aangewezen door de Centrales van Overheidspersoneel.
Op gelijke wijze worden plv.-leden aangewezen. De commissie wordt voorgezeten door
een door de Minister voornoemd aan te wijzen onafhankelijk voorzitter en bijgestaan
door een op gelijke manier aan te wijzen secretaris.
4.39
Een lid van de bezwarencommissie wordt vervangen bij de behandeling van een individueel
bezwaar, indien hij uit hoofde van zijn functie rechtstreeks bij de herverdeling danwel
bij de personele gevolgen voor het betreffende personeelslid betrokken wordt.
4.40
De commissie hoort binnen een maand nadat de bezwaren aan haar zijn voorgelegd het
betrokken personeelslid.
4.41
Wordt de in het vorige lid bedoelde termijn overschreden, dan wordt hiervan met redenen
omkleed kennis gegeven aan het betrokken personeelslid.
4.42
Het betrokken personeelslid kan zich bij het horen door de commissie door een of
meer raadslieden laten bijstaan.
4.43
De commissie kan, indien zij dit nodig oordeelt ook anderen dan het personeelslid
horen en overlegging van alle stukken vorderen waarvan zij kennisneming nodig acht.
De commissie kan ook op verzoek van het personeelslid iemand horen.
4.44
Binnen 14 dagen nadat het betrokken personeelslid en eventueel andere personen zijn
gehoord, brengt de commissie een met redenen omkleed advies uit aan het tot aanstellen
bevoegd gezag voornoemd.
4.45
Het advies wordt door de voorzitter van de commissie ondertekend.
4.46
Het betrokken personeelslid en het tot aanstellen bevoegd gezag voornoemd worden
gelijktijdig van dit advies in kennis gesteld.
4.47
Het tot aanstellen bevoegd gezag voornoemd neemt in overeenstemming met de nieuwe
beheerder dan wel beheerders binnen 14 dagen na ontvangst van het advies een beslissing
over de ingediende bezwaren.
4.48
Ingeval het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard wordt met inachtneming
van de overwegingen terzake en het bepaalde in dit statuut alsnog bezien of een oplossing
mogelijk is.
4.49
Ingeval de bezwaren niet-ontvankelijk of ongegrond worden verklaard, wordt de bestreden
beslissing of het bestreden voornemen alsnog ten uitvoer gelegd.
4.50
Tegen beslissingen, handelingen of weigeringen om te beslissen of te handelen voortvloeiend
uit dit statuut, waardoor een personeelslid rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen,
staat binnen 30 dagen beroep open bij de Rechtbank.