Personele regeling herverdeling wegenbeheer

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-02-1993 t/m heden

Personele regeling herverdeling wegenbeheer

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 21, eerste lid, van de Wet herverdeling wegenbeheer (Stb. 1992, 563);

Besluit:

De volgende regels betreffende het overgaan van personeel vast te stellen:

Artikel 1

Onderhavige regeling heeft het karakter van een basisregeling volgens welke tenminste moet worden gehandeld: indien wegbeheerders regelingen overeenkomen die qua voorzieningen en garanties uitgaan boven de personele regeling herverdeling wegenbeheer, zijn laatst genoemde regelingen van toepassing.

Artikel 2. Begripsbepaling

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. herverdeling: de herverdeling van wegen over het Rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen als bedoeld in de Wet herverdeling wegenbeheer (Stb. 1992, 563);

    • b. beheerder/dienst: het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap, voorzover bij de overheid een weg of een brug in beheer is;

    • c. beheersovergang: de overgang van een weg of een brug in beheer van de oude naar de nieuwe beheerder op de overgangsdatum;

    • d. oude beheerder/dienst: een beheerder bij wie een weg of een brug tot aan de beheersovergang in beheer is of was;

    • e. nieuwe beheerder/dienst: een beheerder bij wie een weg of een brug door de beheersovergang in beheer zal komen of is gekomen;

    • f. passende werkzaamheden: werkzaamheden die het personeelslid in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden redelijkerwijs kunnen worden opgedragen;

    • g. functie: het samenstel van de werkzaamheden waarmee het personeelslid is belast;

    • h. opheffing van de functie: het geval dat bij de oude beheerder de werkzaamheden, waaruit de functie bestaat, zich althans voor een belangrijk deel niet meer voordoen, of het geval dat het samenstel als zodanig uiteenvalt;

    • i. plaatsing: plaatsing op een van de functies die betrokken zijn bij de herverdeling bij de oude of de nieuwe beheerder.

  • 2 Onder manlijke naamgeving wordt in deze regeling tevens vrouwelijke naamgeving begrepen.

Artikel 3.0. Algemeen

Uitgangspunten

Bij reorganisaties, fusies en overnemingen is het gebruikelijk dat de oplossing van de daarmee samenhangende personele problematiek primair in eigen kring plaatsvindt.

In die gevallen evenwel dat hele bedrijven (ondernemingen, diensten zoals bijvoorbeeld bij privatisering) overgaan naar een nieuwe/andere werkgever of complete onderdelen van bedrijven, ondernemingen en diensten worden overgenomen, is het gebruikelijk dat het personeel mee overgaat met het werk.

In het kader van de herziening van het wegenbeheer is van een dergelijke overgang van hele (onderdelen van) ondernemingen, bedrijven en diensten vrijwel geen sprake. In de praktijk blijkt evenwel, dat een personeelslid of meerdere personeelsleden aan het beheer en onderhoud van de over te dragen wegvakken en bruggen verbonden is/zijn. In die gevallen is het uitgangspunt dat het betrokken personeelslid met het werk overgaat.

In een aantal situaties is dit evenwel niet wenselijk of mogelijk:

  • a. Als de over te dragen taken niet kunnen worden gecombineerd tot hele functies bij de nieuwe beheerder. Ook kan soms sprake zijn van meer dan één nieuwe beheerder. De operatie wegenbeheer heeft immers een saldo-effect. Tussen de verschillende overheidswerkgevers onderling zullen wegen en bruggen van beheerder wisselen. In die situatie is het ‘taak over-man over’ principe niet uit te voeren.

  • b. Wanneer de nieuwe beheerder functies als beheer en onderhoud reeds vóór 01-01-1989 in zijn geheel uitbesteedt aan derden.

  • c. Als herplaatsing binnen het gezagsbereik van de oude beheerder een meer passende oplossing biedt voor het personeelslid.

Indien zich de voornoemde drie situaties voordoen, zullen deze ter toetsing aan de regionale plaatsingsadviescommissie (art. 4.1 e.v.) worden voorgelegd. Aldus is het mogelijk dat herplaatsing van het personeelslid om de bovengenoemde drie redenen bij de nieuwe beheerder op de over te dragen weg of brug niet gerealiseerd wordt.

In het onder c. genoemde geval is er sprake van een nieuwe functie voor het betreffende personeelslid bij de oude beheerder.

In de gevallen a. en b. is er nog geen nieuwe functie voor het personeelslid en is het de taak van de regionale plaatsingsadviescommissie om ook de overige functies, die ten gevolge van de herziening van het wegenbeheer volgens de beheerders ontstaan, te inventariseren.

Na een afstemming van vraag en aanbod via deze regeling, wordt alsnog getracht het personeelslid een passende functie aan te bieden.

Alle betrokken wegbeheerders hebben hierbij een gezamenlijke inspanningsverplichting om gedwongen ontslagen te voorkomen.

Zij doen alles dat in hun vermogen ligt om het personeelslid een passende functie te bieden, zulks overeenkomstig de lijn zoals in het bovenstaande is weergegeven. Wanneer op de datum van de overdrachten dan alsnog een herplaatsingsmogelijkheid ontbreekt, zal de regionale plaatsingsadviescommissie nog tot een jaar nadien zoeken naar een passende functie in het gezagsbereik van de betrokken diensten.

Overigens is het bij een dergelijke overplaatsing, zowel als bij alle in het voorafgaande genoemde overplaatsingen, dat de nieuwe beheerder verantwoordelijk is voor wijziging of aanpassing van de functie die over komt, of geheel nieuw ontstaat.

Bij vermeend in gebreke blijven kan door het personeelslid een bezwaar worden ingediend bij de bezwarencommissie (art. 4.35 e.v.).

Overige uitgangspunten zijn:

  • -

    kosten van overgang (opleidingen, reis- en verplaatsingskosten volgens regelingen van de nieuwe beheerder, garantietoeslag) zijn voor rekening van de nieuwe beheerder;

  • -

    kosten van wachtgeld en dergelijke zijn voor rekening van de oude beheerder;

  • -

    personele middelen, die verband houden met de over te dragen wegen, gaan over via algemene verdeelsleutels van gemeentefonds en provinciefonds, er is géén directe koppeling tussen de overgang van mensen en middelen.

Voorts:

3.1

De belangen van de dienst en het personeelslid zijn nevengeschikt, hetgeen betekent dat zij elkaar over en weer begrenzingen opleggen.

Sociale, financiële en organisatorische aspecten van de herverdeling van het wegenbeheer worden daarom bij het voorbereiden en verwezenlijken hiervan vanaf het begin in gelijke mate in beschouwing genomen.

3.2

De doelstelling van het rond de herverdeling te voeren personeelsbeleid is ingrijpende gevolgen voor het personeelslid als uitvloeisel van de herverdeling te voorkomen.

3.3

Gestreefd wordt naar overeenstemming met de betrokken overlegkaders bij de diverse diensten.

3.4

Gezien de betrokkenheid van meerdere diensten wordt tevens een gemeenschappelijk georganiseerd overleg in het leven geroepen. Taakstelling en afbakening met bestaande overlegvormen worden in overleg met de Centrales van Overheidspersoneel nader bepaald.

Tevens hebben vertegenwoordigers van de Centrales van Overheidspersoneel zitting in de plaatsingsadviescommissies en de bezwarencommissie.

3.5

De plaatsing wordt zorgvuldig voorbereid en verwezenlijkt, met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald.

3.6

Het personeelslid wordt door de eigen dienst regelmatig in kennis gesteld van de wijze en de voortgang van de voorbereiding van de herverdeling, de stand van zaken in de besluitvorming en de wijze waarop de herverdeling zal worden verwezenlijkt.

3.7

Beslissingen ten aanzien van het individuele personeelslid worden niet eerder genomen dan nadat het betrokken personeelslid indien hij dat wenst is gehoord en hij zijn wensen, belangstelling en alles wat hij van belang acht kenbaar heeft kunnen maken.

3.8

Bij het nemen van beslissingen ten aanzien van het individuele personeelslid wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met zijn wensen, persoonlijkheid, omstandigheden alsmede de voor hem bestaande vooruitzichten.

Artikel 4. De regeling

Plaatsing en overgang

4.1

Het Bestuurlijk Overleg Herziening Wegenbeheer stelt in het kader van de herverdeling voor iedere provincie een plaatsingsadviescommissie in.

4.2

De plaatsingsadviescommissie heeft tot taak het tot aanstellen bevoegd gezag van de in de provincie betrokken diensten te adviseren over de mogelijkheid tot plaatsing van het personeelslid op een passende functie binnen het gezagsbereik van de in de provincie betrokken diensten, alsmede inzake het al dan niet passend zijn van een aanvaarde betrekking. Zij stelt hiertoe een provinciaal plaatsingsplan op. Voor zover zij dit noodzakelijk acht kan de plaatsingsadviescommissie ook buiten de provinciale grenzen opereren.

4.3

Teneinde een provinciaal plaatsingsplan op te stellen draagt de plaatsingsadviescommissie, met inachtneming van de vastgestelde wegennetten en overige beleidsaanwijzingen, zorg voor het inventariseren van:

  • -

    de personeelsleden die door de herverdeling hun functie verliezen;

  • -

    de functies die na de herverdeling bij de diensten ontstaan.

4.4

De plaatsingsadviescommissie draagt tevens zorg voor het inventariseren van de voorkeuren en wensen van het personeelslid ten aanzien van een plaatsing alsmede van zijn capaciteiten, scholing en ervaring en hetgeen overigens relevant is met het oog op een plaatsing in een passende functie.

4.5

De bescherming van de persoonlijke levenssfeer van alle personeelsleden wordt gewaarborgd. Vertrouwelijke gegevens worden slechts verstrekt nadat het personeelslid daarvoor toestemming heeft gegeven.

4.6

De plaatsingsadviescommissie krijgt de beschikking over die informatie die zij voor een goede uitoefening van haar taak nodig acht. Zij is bevoegd tot het horen van al degenen waarvan zij dit nodig oordeelt.

4.7

Het advies van de plaatsingsadviescommissie wordt niet uitgebracht dan nadat het betrokken personeelslid indien hij dat wenst is gehoord en hij zijn wensen, belangstelling en alles wat hij van belang acht kenbaar heeft kunnen maken.

Hij kan zich bij het horen door een of meer raadslieden laten bijstaan.

4.8

In haar advies geeft de plaatsingsadviescommissie tevens aan de in verband met de plaatsing nodig te achten om-, her- of bijscholing.

4.9

Indien meer dan één personeelslid dat voor plaatsing in aanmerking komt geschikt is voor een zelfde functie, wordt de hieronder vermelde rangorde gehanteerd.

  • a. personeelsleden van 36 jaar en ouder, die in vaste dienst zijn of op arbeidsovereenkomst c.q. tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd met meer dan 2 dienstjaren, voor zover zij minder dan 35 jaar voor pensioen geldige dienstjaren hebben, te beginnen met hen, die het grootste aantal jaren in burgerlijke overheidsdienst werkzaam zijn;

  • b. personeelsleden in vaste dienst of op arbeidsovereenkomst c.q. tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd met meer dan 2 dienstjaren, die de leeftijd van 35 jaar nog niet hebben overschreden, te beginnen met hen die het grootste aantal jaren in burgerlijke overheidsdienst werkzaam zijn;

  • c. personeelsleden in vaste dienst of op arbeidsovereenkomst c.q. tijdelijke aanstelling voor onbepaalde tijd met meer dan 2 dienstjaren, die 35 of meer voor pensioen geldige dienstjaren hebben, waarbij jongeren in leeftijd voor ouderen gaan;

  • d. personeelsleden, die voor een proeftijd alsmede zij die anders dan voor een vast of kennelijk bepaalde tijd ofwel in tijdelijke ambtelijke dienst zijn aangesteld dan wel als zodanig op arbeidsovereenkomst in dienst zijn genomen of van wie de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd nog geen 2 jaar heeft geduurd.

    Voor zover mogelijk worden daarbij de rangorde-criteria van a t/m c aangehouden;

  • e. personeelsleden, die geen overwegend bezwaar hebben tegen beëindiging van hun dienstverband.

In het voorgaande wordt voor de berekening van het aantal jaren in burgerlijke overheidsdienst mede in aanmerking genomen tijd gewijd aan de verzorging van tot het huishouden van de ambtenaren behorende 0–4 jarige eigen stief- of pleegkinderen, tot een maximum van in totaal zes jaren.

4.10

Het advies wordt door de voorzitter van de commissie getekend en daarvan wordt gelijktijdig afschrift gezonden aan het betrokken personeelslid en het tot aanstellen bevoegd gezag van de bij de plaatsing betrokken dienst(-en).

4.11

Bij het ontbreken van overeenstemming in een plaatsingsadviescommissie wordt een meerderheidsadvies aan de betrokken diensten gedaan.

4.12

Het niet door de dienst opvolgen van het advies van de plaatsingsadviescommissie, moet door deze dienst gemotiveerd aan deze commissie en betrokkene kenbaar worden gemaakt.

4.13

Na verkregen overeenstemming tussen de betrokken diensten doch uiterlijk 6 maanden vóór de beheersovergang wordt het personeelslid in kennis gesteld van het voor hem geldende resultaat van het provinciale plaatsingsplan middels een aanbod van een passend te achten functie.

4.14

Ingeval een personeelslid de hem aan te bieden betrekking niet passend acht, wanneer hij er bezwaar tegen heeft dat hij als overtollig wordt aangemerkt, dan wel wanneer hij anderszins bezwaren heeft inzake de gevolgde procedure, dient hij die bezwaren binnen 30 dagen schriftelijk kenbaar te maken aan het bevoegd gezag van de oude beheerder.

4.15

Nadat door het tot aanstellen bevoegd gezag advies is ingewonnen bij de bezwarencommissie zoals bedoeld in art. 4.35 e.v. wordt tegen de achtergrond van de overwegingen ter zake door de plaatsingsadviescommissie een definitief overzicht opgesteld van personeelsleden aan wie een passend te achten betrekking kan worden aangeboden dan wel die overtollig worden (het definitief provinciaal plaatsingsplan). Na verkregen overeenstemming tussen de betrokken diensten wordt het personeelslid hiervan in kennis gesteld.

4.16

Het voor plaatsing aangemerkte personeelslid krijgt 2 maanden voor de beheersovergang en na het advies van de bezwarencommissie, definitief bericht van de inhoud van de functie (functiebeschrijving), het functieniveau, zijn bezoldigingsniveau en alle overige aspecten zijn salariëring en rechtstoestand betreffende.

4.17

Indien plaatsing bij een andere beheerder niet mogelijk is, zijn regelingen van herplaatsing en ontslag van de oude beheerder van toepassing.

4.18

Voor een personeelslid dat binnen de herverdeling van het wegenbeheer niet plaatsbaar is gebleken, zal door de plaatsingsadviescommissie gedurende maximaal 1 jaar worden gezocht naar een passende functie elders in de betrokken diensten.

4.19

Voor een personeelslid dat overgaat naar een andere dienst en dat binnen één jaar na die overgang te kennen geeft dat zijn betrekking naar zijn oordeel niet passend is, wordt door de plaatsingsadviescommissie een onderzoek ingesteld inzake het al dan niet passend zijn van die betrekking. Indien dit onderzoek leidt tot de conclusie dat de betrekking bij nader inzien inderdaad niet passend is, wordt gedurende maximaal een jaar na uitspraak van de plaatsingsadviescommissie bezien of hem alsnog een passende functie binnen de oude of de nieuwe dienst kan worden aangeboden.

Als de mogelijkheid hiertoe ontbreekt zal een eventuele wachtgeldverplichting ten laste komen van de oude beheerder.

Indien wordt geconcludeerd dat de nieuwe betrekking wel passend moet worden geacht, wordt de belanghebbende daarvan in kennis gesteld onder vermelding van de motieven daarvoor. Op de in dit artikel bedoelde heroverweging kan door het personeelslid één maal na de overgang beroep worden gedaan.

Tegen beslissingen als bedoeld in dit punt kan binnen 30 dagen na ontvangst daarvan bezwaar worden aangetekend bij de bezwarencommissie.

4.20

Aan een personeelslid dat om medische, sociale of andere redenen tijdens het proces van de beheersovergang niet of minder goed functioneert, kan niet om die reden de mogelijkheid van overgang naar de nieuwe beheerder worden onthouden, dit behoudens de navolgende gevallen:

  • -

    indien uit een door de bedrijfsgeneeskundige dienst gehouden onderzoek blijkt dat het personeelslid op grond van ziekte of gebreken is geraakt in een toestand van blijvende gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking;

  • -

    indien een procedure die er op is gericht aan het personeelslid ontslag op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken, zo ver is gevorderd dat een voorstel tot ontslagverlening aan het bevoegd gezag is voorgelegd.

Arbeidsvoorwaarden

4.21

Met ingang van de beheersovergang wordt het voor plaatsing aangemerkte personeelslid bij de nieuwe dienst aangesteld met inachtneming van het gestelde in deze regeling. Door de aanstelling bij de nieuwe dienst is het personeelslid van rechtswege eervol ontslagen uit de dienst van de oude beheerder.

4.22

De personeelsleden die voor plaatsing in aanmerking komen gaan in ten minste dezelfde salarisschaal en in een dienstverband van dezelfde aard over naar de nieuwe betrekking.

4.23

Aanspraken op aanstelling in vaste dienst zullen (voor zover deze schriftelijk zijn vastgelegd door het bevoegd gezag) niet op grond van de overgang naar een nieuwe dienst aan betrokkene worden onthouden.

4.24

Voor de bepaling van het salaris van het personeelslid wordt tenminste de salarisanciënniteit in aanmerking genomen welke vóór de beheersovergang voor de berekening van het salaris zou hebben gegolden.

Bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver volgt hij verder de nieuwe salarisschaal tot in ieder geval het niveau (incl. eventuele uitloopperiodieken) van de oude schaal.

4.25

Ten aanzien van het personeelslid, dat de bij zijn formatieplaats behorende schaal nog niet heeft bereikt, wordt het uitzicht op het bereiken van die schaal, alsmede op het bereiken van het maximum (incl. eventuele uitloopperiodieken) in die schaal gegarandeerd.

4.26

Een verschil tussen de netto-bezoldiging, inclusief genoten vergoedingen en toelagen op de dag voorafgaand aan de beheersovergang, en de netto-bezoldiging, inclusief genoten vergoedingen en toelagen op de dag van de beheersovergang bij de nieuwe dienst, wordt tot uiterlijk 5 jaar na de overgangsdatum aan het personeelslid uitgekeerd middels een garantietoelage ten bedrage van het naar een bruto bedrag omgerekende verschil.

Aansluitend wordt genoemde garantietoelage in 2 jaar afgebouwd tot nul: door toekenning in het eerste jaar van 2/3 van de garantietoelage, door toekenning in het tweede jaar van 1/3 van de garantietoelage.

Voor wat betreft de verrekening in deze netto-netto garantie van de premie van een verplichte collectieve ziektekostenverzekering, zal voor de te compenseren situatie worden uitgegaan van tenminste een standaard ziektekostenpakket bij gelijkblijvende persoonlijke omstandigheden.

Als ondanks de toepassing van dit artikel een kennelijk onredelijk en aanmerkelijk nadeel blijft bestaan, zal de nieuwe beheerder alsnog voorzieningen treffen om dit nadeel op te heffen.

4.27

Vakantie-aanspraken blijven in de nieuwe betrekking behouden tot maximaal de aanspraken van het lopende jaar en de helft van de aanspraken van het voorafgaande jaar.

Niet opgenomen vakantiedagen worden volgens de bij de oude beheerder vigerende regelgeving (al dan niet) uitbetaald.

In de nieuwe betrekking wordt rekening gehouden met reeds in de vorige betrekking gemaakte vakantie-afspraken.

Tussen partijen kunnen aanvullende afspraken worden gemaakt.

4.28

Afspraken betreffende studiefaciliteiten (voor zover deze schriftelijk zijn vastgelegd door het bevoegd gezag), worden in de nieuwe betrekking overgenomen.

4.29

De nieuwe dienst neemt aanspraken op regelingen van landelijk geldende ambtsjubilea (12 1/2, 25, 40 en 50 dienstjaren) en anciënniteitsregeling bij bijvoorbeeld herplaatsing, vervroegde uittreding of ontslag over.

Om-, her- of bijscholing

4.30

Het personeelslid dat als gevolg van de herverdeling van het wegenbeheer wordt herplaatst, wordt voor zover dat met het oog op de aan de te vervullen betrekking verbonden functioneringseisen nodig wordt geacht, in de gelegenheid gesteld zich volledig of gedeeltelijk om-, her- of bij te scholen.

4.31

De bedoelde opleiding of scholing brengt voor het personeelslid geen kosten met zich mee.

4.32

Voor bedoelde opleiding en scholing wordt de nodige werktijd beschikbaar gesteld.

4.33

De keuze van de te volgen opleiding(en) geschiedt in overleg met het personeelslid, de directe chef, de nieuwe dienst en de plaatsingsadviescommissie.

4.34

Afspraken over om, her- en bijscholing worden schriftelijk vastgelegd en opgenomen in het personeelsplan.

Bezwarenprocedure

4.35

Het personeelslid dat bezwaar heeft tegen voorgenomen maatregelen, zoals bijvoorbeeld het opdragen van (een) andere betrekking(en), niet aanbieden van bepaalde betrekkingen, de passendheid van een aangeboden of aanvaarde betrekking, kan hiertegen schriftelijk binnen 30 dagen bezwaar aantekenen bij het tot aanstellen bevoegd gezag van de oude beheerder.

4.36

De Minister van Binnenlandse Zaken stelt in het kader van de herverdeling van het wegenbeheer een bezwarencommissie in.

4.37

De commissie heeft tot taak het tot aanstellen bevoegd gezag van de dienst tegen wiens beslissing een bezwaar zich richt te adviseren omtrent de ontvankelijkheid en gegrondheid van het bezwaar van het personeelslid tegen:

  • a. voorgenomen maatregelen.

  • b. de gevolgde procedure daarbij.

4.38

De commissie bestaat uit 2 ambtelijke leden aangewezen door de vier overheden en 2 leden aangewezen door de Centrales van Overheidspersoneel.

Op gelijke wijze worden plv.-leden aangewezen. De commissie wordt voorgezeten door een door de Minister voornoemd aan te wijzen onafhankelijk voorzitter en bijgestaan door een op gelijke manier aan te wijzen secretaris.

4.39

Een lid van de bezwarencommissie wordt vervangen bij de behandeling van een individueel bezwaar, indien hij uit hoofde van zijn functie rechtstreeks bij de herverdeling danwel bij de personele gevolgen voor het betreffende personeelslid betrokken wordt.

4.40

De commissie hoort binnen een maand nadat de bezwaren aan haar zijn voorgelegd het betrokken personeelslid.

4.41

Wordt de in het vorige lid bedoelde termijn overschreden, dan wordt hiervan met redenen omkleed kennis gegeven aan het betrokken personeelslid.

4.42

Het betrokken personeelslid kan zich bij het horen door de commissie door een of meer raadslieden laten bijstaan.

4.43

De commissie kan, indien zij dit nodig oordeelt ook anderen dan het personeelslid horen en overlegging van alle stukken vorderen waarvan zij kennisneming nodig acht. De commissie kan ook op verzoek van het personeelslid iemand horen.

4.44

Binnen 14 dagen nadat het betrokken personeelslid en eventueel andere personen zijn gehoord, brengt de commissie een met redenen omkleed advies uit aan het tot aanstellen bevoegd gezag voornoemd.

4.45

Het advies wordt door de voorzitter van de commissie ondertekend.

4.46

Het betrokken personeelslid en het tot aanstellen bevoegd gezag voornoemd worden gelijktijdig van dit advies in kennis gesteld.

4.47

Het tot aanstellen bevoegd gezag voornoemd neemt in overeenstemming met de nieuwe beheerder dan wel beheerders binnen 14 dagen na ontvangst van het advies een beslissing over de ingediende bezwaren.

4.48

Ingeval het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard wordt met inachtneming van de overwegingen terzake en het bepaalde in dit statuut alsnog bezien of een oplossing mogelijk is.

4.49

Ingeval de bezwaren niet-ontvankelijk of ongegrond worden verklaard, wordt de bestreden beslissing of het bestreden voornemen alsnog ten uitvoer gelegd.

4.50

Tegen beslissingen, handelingen of weigeringen om te beslissen of te handelen voortvloeiend uit dit statuut, waardoor een personeelslid rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen, staat binnen 30 dagen beroep open bij de Rechtbank.

Artikel 5

Dit besluit kan worden aangehaald als: Personele regeling herverdeling wegenbeheer.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

J.R.H. Maij-Weggen

Naar boven