Wet bestrijding ongevallen Noordzee

[Regeling vervallen per 01-01-2016.]
Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2015

Wet van 12 maart 1992, houdende aanvullende regels met betrekking tot het voorkomen, beperken of ongedaan maken van schadelijke gevolgen van ongevallen op de Noordzee

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter bescherming van de belangen van Nederland als kuststaat, alsook met het oog op de toepassing van het op 29 november 1969 te Brussel tot stand gekomen Verdrag inzake optreden in volle zee bij ongevallen die verontreiniging door olie kunnen veroorzaken (met Bijlage) (Trb. 1970, 197) en van het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Protocol inzake optreden in volle zee bij ongevallen die verontreiniging door andere stoffen dan olie kunnen veroorzaken (Trb. 1977, 162), wenselijk is aanvullende regelen te stellen met betrekking tot het voorkomen, beperken of ongedaan maken van schadelijke gevolgen van ongevallen op de Noordzee;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

    • b. schip: elke zaak, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en drijft of heeft gedreven;

    • c. kapitein: degene die het gezag heeft over het schip;

    • d. ongeval: een aanvaring, een stranding of een ander incident met een schip bij de navigatie, dan wel een ander voorval aan boord van het schip of daarbuiten, dat materiële schade aan het schip of aan zaken aan boord daarvan veroorzaakt of dreigt te veroorzaken.

  • 2 Indien het schip toebehoort aan een rederij die een boekhouder heeft aangesteld, of indien er sprake is van rompbevrachting, treedt de boekhouder, onderscheidenlijk de rompbevrachter voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen in de plaats van de scheepseigenaar.

  • 3 Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder het verlenen van hulp aan een schip mede verstaan het verlenen van hulp aan zaken die zich aan boord daarvan bevinden of aan van dat schip afkomstige driftige, of gezonken zaken.

  • 4 Onverminderd het bepaalde in het zesde lid, is het bij of krachtens deze wet ten aanzien van een schip bepaalde van overeenkomstige toepassing op:

    • a. elke installatie;

    • b. elke andere zaak in drijvende of gezonken staat.

  • 5 Het bij of krachtens deze wet ten aanzien van de kapitein bepaalde is van overeenkomstige toepassing op degene die ter plaatse de leiding of het opzicht heeft over een installatie of een andere zaak, bedoeld in het vierde lid.

  • 6 Van de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn uitgezonderd:

    • a. mijnbouwinstallaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet;

    • b. installaties of schepen, die tot opsporing of winning van delfstoffen in gebruik zijn op een ander dan het Nederlandse deel van het continentaal plat.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder de Noordzee verstaan de Nederlandse territoriale zee, alsmede het gedeelte van de volle zee dat daarop aansluit en zich uitstrekt in het noorden tot de breedtegraad van 56° noorderbreedte, en in het zuiden tot de breedtegraad van 51°10' noorderbreedte.

  • 2 Voor de toepassingen van het bepaalde in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder de Nederlandse territoriale zee mede verstaan het gedeelte van de Westerschelde, dat is gelegen tussen de territoriale zee en de lengtegraad van 3°35' oosterlengte.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder schadelijke gevolgen van een ongeval begrepen:

    • a. een ernstig en dreigend gevaar vanuit de Noordzee voor de Nederlandse kust of voor daarmee samenhangende belangen van Nederland door verontreiniging of dreigende verontreiniging, welk gevaar ontstaat als gevolg van een ongeval of van daarmee verband houdende handelingen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zeer ernstige schade tot gevolg zullen hebben;

    • b. een ernstige belemmering van de scheepvaart in de Nederlandse territoriale zee, die ontstaat of dreigt te ontstaan als gevolg van een ongeval of van daarmee verband houdende handelingen;

    • c. een ernstige schade vanuit de Noordzee aan:

      • 1°. zeeweringen aan de Nederlandse kust, of

      • 2°. andere waterstaatswerken die in de Nederlandse territoriale zee zijn gelegen of installaties die zijn opgericht op de bodem van de Nederlandse territoriale zee,

    die ontstaat of dreigt te ontstaan als gevolg van een ongeval of daarmee verband houdende handelingen, waarbij het schip niet is vastgeraakt op of in een zeewering of een ander waterstaatswerk, als bedoeld onder 1° en 2°.

  • 2 In het eerste lid, onderdeel a, worden onder "daarmee samenhangende belangen van Nederland" verstaan de belangen van Nederland als kuststaat, die door schadelijke gevolgen van een ongeval als bedoeld in die bepaling, rechtstreeks worden getroffen of bedreigd, zoals:

    • a. maritieme bedrijvigheid op of voor de kust, in een haven of zeearm, met inbegrip van de visserij die een hoofdmiddel van bestaan vormt voor de betrokken personen;

    • b. toeristische attracties in het betrokken gebied;

    • c. de gezondheid van de kustbevolking en het welzijn van het betrokken gebied, met inbegrip van het behoud van de levende rijkdommen van de zee en van de in het wild levende dieren.

Hoofdstuk 2. Melding van ongevallen en van in verband daarmee vanwege het schip genomen maatregelen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Indien zich een ongeval heeft voorgedaan ten gevolge waarvan schadelijke gevolgen ontstaan of, naar redelijkerwijs is te voorzien, zullen ontstaan en het desbetreffende schip zich in de Nederlandse territoriale zee bevindt, dient de kapitein van dat ongeval zo spoedig mogelijk melding te maken aan een daartoe door Onze Minister aangewezen instantie.

  • 2 In een situatie als bedoeld in het eerste lid zijn de kapitein en de exploitant van het desbetreffende schip en de eigenaar van gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord van het desbetreffende schip verder verplicht om alle in verband met het ongeval gevraagde gegevens terstond te verstrekken en om desgevraagd terstond mededeling te doen van alle maatregelen die vanwege het schip in verband met het ongeval zijn genomen.

  • 3 Indien zich een ongeval heeft voorgedaan ten gevolge waarvan schadelijke gevolgen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, ontstaan of, naar redelijkerwijs is te voorzien, zullen ontstaan, zijn het eerste en tweede lid ook van toepassing als het desbetreffende schip zich buiten de Nederlandse territoriale zee in de Noordzee bevindt.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud van de melding en van de te verstrekken informatie, en de wijze waarop de melding geschiedt en de informatie wordt verstrekt.

  • 5 Indien de kapitein in een situatie als bedoeld in het eerste lid van het ongeval melding heeft gemaakt overeenkomstig de daartoe geregelde verplichtingen in en krachtens artikel 12 van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Stb. 1983, 683), geldt de in het eerste lid bedoelde verplichting niet.

Hoofdstuk 3. Bestrijding van schadelijke gevolgen van ongevallen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Indien een ongeval heeft plaatsgevonden en naar het oordeel van Onze Minister en Onze Ministers wie het mede aangaat door de maatregelen van de kapitein of de scheepseigenaar schadelijke gevolgen van het ongeval niet worden voorkomen, niet in voldoende mate worden beperkt, of niet ongedaan worden gemaakt, kan Onze Minister aan de kapitein, de scheepseigenaar en degenen die hulp verlenen aan het desbetreffende schip aanwijzingen geven tot het voorkomen, beperken of ongedaan maken van de schadelijke gevolgen van het ongeval.

  • 2 De aan de kapitein en de scheepseigenaar te geven aanwijzingen kunnen betrekking hebben op:

    • a. de aanwezigheid van het schip en de zaken die zich aan boord daarvan bevinden op een bepaalde plaats of in een bepaald gebied;

    • b. het verplaatsen van het schip en de zaken die zich aan boord daarvan bevinden van of naar een bepaalde plaats of een bepaald gebied;

    • c. het verlenen van hulp aan het schip;

    • d. het aan de grond zetten, tot zinken brengen of vernietigen van het schip alsmede het onschadelijk maken, verwijderen, overboord zetten, tot zinken brengen of vernietigen van de zaken die zich aan boord van het schip bevinden op een bepaalde plaats of in een bepaald gebied.

  • 3 Aanwijzingen aan degenen die hulp verlenen aan een schip dat wordt gesleept onder een sleep- of bergingsovereenkomst, kunnen betrekking hebben op de in het tweede lid, onderdeel a of b, genoemde onderwerpen. Voor het overige kunnen aanwijzingen aan degenen die hulp verlenen aan een schip slechts een verbod tot het uitvoeren van overeengekomen hulpverlening of tot het voortzetten van reeds aangevangen hulpverlening inhouden.

  • 4 Aanwijzingen moeten evenredig zijn aan de schadelijke gevolgen van het ongeval en mogen niet verder gaan dan redelijkerwijs noodzakelijk is om die schadelijke gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.

  • 5 Aanwijzingen tot het voorkomen, beperken of ongedaan maken van schadelijke gevolgen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, mogen worden gegeven wanneer het desbetreffende schip zich op de Noordzee bevindt.

  • 6 Aanwijzingen tot het voorkomen, beperken of ongedaan maken van schadelijke gevolgen van het ongeval, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b of c, mogen alleen worden gegeven, wanneer het desbetreffende schip zich in de Nederlandse territoriale zee bevindt.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Indien naar het oordeel van Onze Minister en Onze Ministers wie het mede aangaat door het geven van aanwijzingen ingevolge artikel 5 niet kan worden bereikt of niet wordt bereikt, dat schadelijke gevolgen van het ongeval worden voorkomen, in voldoende mate worden beperkt, of ongedaan worden gemaakt, kan Onze Minister maatregelen nemen tot het voorkomen, beperken of ongedaan maken van schadelijke gevolgen van het ongeval.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde maatregelen kunnen inhouden:

    • a. het verrichten van datgene, met betrekking waartoe ingevolge artikel 5 aanwijzingen kunnen worden gegeven;

    • b. het verrichten van onderzoek naar de toestand van het schip en de aard en de toestand van de zaken die zich aan boord daarvan bevinden;

    • c. het overnemen van het gezag over het schip;

    • d. het brengen van het schip naar een Nederlandse haven, in beheer bij het Rijk of een andere openbaar lichaam, indien het schip een ongeval is overkomen dat schadelijke gevolgen heeft als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a.

  • 3 Bij een maatregel als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, kunnen aan de kapitein of de scheepseigenaar met betrekking tot de toegang van het schip tot of het verblijf van het schip in de haven beperkende voorschriften worden opgelegd in het belang van de openbare veiligheid van het gebied waarin de haven is gelegen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Onze Minister oefent zijn bevoegdheid om op grond van artikel 5 aanwijzingen te geven of om op grond van artikel 6 maatregelen te nemen niet uit dan na overleg met de scheepseigenaar en, indien hulpverlening is aangevangen of overeengekomen, na overleg met de hulpverlener, tenzij zich een situatie voordoet die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt.

  • 2 Onze Minister oefent zijn bevoegdheid om op grond van artikel 5 aanwijzingen te geven of om op grond van artikel 6 maatregelen te nemen niet uit ten aanzien van een schip onder buitenlandse vlag dan nadat met de vlaggestaat overleg is gepleegd, tenzij zich een situatie voordoet die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt.

  • 3 Wanneer een schip op grond van een aanwijzing als bedoeld in artikel 5 naar een Nederlandse haven wordt gebracht, kan Onze Minister de exploitant, agent of kapitein van het schip verzoeken een verzekeringsbewijs met betrekking tot een verzekering tegen maritieme vorderingen over te leggen.

  • 4 Een verzoek tot overlegging van een verzekeringsbewijs leidt niet tot vertraging bij de opvang van een schip dat bijstand behoeft.

  • 5 Het ontbreken van een verzekeringsbewijs is geen grond voor een weigering een aanwijzing te geven of een maatregel te treffen gericht op de opvang van een schip dat bijstand behoeft op een daarvoor geschikte locatie.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Onze Minister oefent zijn bevoegdheid om op grond van artikel 5 aanwijzingen te geven en om op grond van artikel 6 maatregelen te nemen niet uit dan in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat, tenzij zich een situatie voordoet die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Indien zich schadelijke gevolgen van een ongeval voordoen die van invloed zijn voor het gebied van een gemeente, verstrekt Onze Minister de nodige inlichtingen aan de burgemeester, aan de commissaris van de Koning en, in geval van een situatie als bedoeld in artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s, aan de voorzitter van de veiligheidsregio.

  • 2 Indien de tenuitvoerlegging van de ingevolge artikel 5 gegeven aanwijzingen of de uitvoering van de ingevolge artikel 6 genomen maatregelen van invloed zal zijn voor het gebied van de gemeente, dient over de gevolgen van de aanwijzingen of maatregelen vooraf overleg te worden gevoerd met de burgemeester, dan wel, in geval van een situatie als bedoeld in artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s, de voorzitter van de veiligheidsregio, tenzij zich een situatie voordoet die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt. In dat geval wordt dit overleg zo spoedig mogelijk gevoerd. Onze Minister verstrekt de commissaris van de Koning de nodige inlichtingen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Indien, nadat een ongeval heeft plaatsgevonden, Onze Minister ingevolge artikel 6, tweede lid, onderdeel d, het desbetreffende schip naar een Nederlandse haven, in beheer bij het Rijk of een ander openbaar lichaam, doet brengen, dient het daartoe bevoegde gezag het schip in de aangewezen haven toe te laten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde maatregel mag slechts worden genomen na overleg met het in het eerste lid bedoelde gezag.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Ten behoeve van de goede uitvoering van de artikelen 5, 6 en 8 worden bij besluit van Onze Minister handelend in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat regels gesteld inzake de organisatie en de coördinatie van de bestrijding van schadelijke gevolgen van ongevallen.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van de aanwijzingen, gegeven krachtens artikel 5, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Zij zijn tevens belast met het uitvoeren van maatregelen, genomen krachtens artikel 6.

  • 3 De krachtens het tweede lid aangewezen ambtenaren zijn bevoegd een schip te betreden, voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de uitoefening van de in het tweede lid bedoelde taken.

  • 4 Zij gebruiken zo nodig de hulp van de sterke arm voor het betreden van het schip en voor het aan boord uitvoeren van maatregelen, genomen ingevolge artikel 6.

  • 5 Bij toepassing van het derde lid legitimeren de daarin bedoelde ambtenaren zich desgevraagd en doen zij mededeling van het doel van het betreden van het schip.

  • 6 De krachtens het tweede lid aangewezen ambtenaren kunnen zich bij toepassing van het derde lid door bepaalde door hen aan te wijzen personen doen vergezellen.

Hoofdstuk 4. Vergoeding van kosten

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Indien, nadat een ongeval heeft plaatsgevonden, het desbetreffende schip ingevolge artikel 6, tweede lid, onderdeel d, naar een Nederlandse haven, in beheer bij het Rijk of een ander openbaar lichaam, wordt gebracht, vergoedt het Rijk de redelijke kosten van die maatregelen van het daartoe bevoegde gezag, die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om het gevaar verbonden aan het brengen van het schip naar en het verblijf in de haven, te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Indien een persoon, nadat een ongeval heeft plaatsgevonden, hulp heeft verleend aan het desbetreffende schip en als gevolg van aanwijzingen, gegeven ingevolge artikel 5, of maatregelen, genomen ingevolge artikel 6 bij de hulpverlening schade heeft geleden die hij niet kan verhalen op de eigenaar van dat schip of de rechthebbende op de zaken als bedoeld in artikel 1, derde lid, dan wel op een andere persoon, kent Onze Minister de hulpverlener op diens verzoek een billijke tegemoetkoming in die schade toe.

  • 2 Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd of kan slechts gedeeltelijk worden toegekend, indien de door de hulpverlener geleden schade geheel respectievelijk gedeeltelijk is te wijten aan diens schuld of de schuld van degenen voor wie hij aansprakelijk is.

  • 3 Onze Minister neemt bij de toepassing van het eerste lid bij de bepaling van de door de hulpverlener geleden schade in het bijzonder in aanmerking:

    • a. de bij de hulpverlening gemaakte kosten;

    • b. het verlies of de beschadiging van het bij de hulpverlening ingezet materieel of gebruikte materialen;

    • c. de bij de hulpverlening gelopen risico's;

    • d. het gederfde hulploon.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Beroep tegen een beschikking van Onze Minister, genomen op een verzoek om een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 13, eerste lid, geschiedt bij verzoekschrift.

Hoofdstuk 5. Verplichting inzake te nemen maatregelen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De kapitein of de scheepseigenaar neemt, nadat een ongeval heeft plaatsgevonden, de nodige maatregelen om schadelijke gevolgen van het ongeval als bedoeld in artikel 3, eerste lid, te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

  • 1 Deze wet is niet van toepassing op buitenlandse oorlogsschepen en buitenlandse militaire luchtvaartuigen, alsmede buitenlandse schepen of buitenlandse luchtvaartuigen, die eigendom zijn van of in beheer zijn bij een Staat ten tijde dat zij uitsluitend worden gebruikt in dienst van de overheid voor andere dan handelsdoeleinden.

  • 2 Deze wet is, behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel, niet van toepassing op Nederlandse oorlogsschepen en Nederlandse militaire luchtvaartuigen.

  • 3 Onze Minister van Defensie treft na overleg met Onze Minister en Onze Ministers wie het mede aangaat ten aanzien van Nederlandse oorlogsschepen en Nederlandse militaire luchtvaartuigen de maatregelen die zijn geboden om de schadelijke gevolgen van ongevallen met deze schepen of luchtvaartuigen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De Wrakkenwet (Stb. 1934, 401) is niet van toepassing in de Nederlandse territoriale zee met betrekking tot een ongeval dat schadelijke gevolgen heeft als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a en b.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

De toepasselijkheid van deze wet wordt beperkt door de in het volkenrecht erkende uitzonderingen.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2016]

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet bestrijding ongevallen Noordzee.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 12 maart 1992

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de zevende mei 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven