Besluit Raadskamers

[Regeling vervallen per 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-1992 t/m 31-12-2010

Besluit van 12 december 1991, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, houdende de regeling van de omvang en de samenstelling van elk der Kamers, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Pensioen- en Uitkeringsraad

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 5 juli 1991, nr. DVVB/WUP-U-911169;

Gelet op artikel 11, tweede lid, en artikel 47 van de Wet op de Pensioen- en Uitkeringsraad (Stb. 1990, 324);

De Raad van State gehoord (advies van 4 september 1991, nr. W.13.91.0354);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 5 december 1991, nr. DVVB/WUP-U-912169;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 De Kamers, belast met de in artikel 12 van de wet genoemde taken, bestaan elk uit een voorzitter alsmede ten minste twee en ten hoogste acht leden. Aan elk van deze Kamers kunnen ten hoogste vier plaatsvervangende leden worden toegevoegd.

  • 2 De Kamers worden naar hun werkzaamheden geduid als Raadskamer Wetten buitengewoon pensioen, Raadskamer Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers en Raadskamer Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Elk der Kamers wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan en kan, eveneens uit haar midden, een tweede plaatsvervangend voorzitter aanwijzen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

  • 1 De Kamers zijn zodanig samengesteld, dat

    • a. daarin de verschillende categorieën oorlogsgetroffenen waarop de werkzaamheden van een Kamer betrekking hebben op een evenwichtige wijze zijn vertegenwoordigd, en

    • b. binnen een Kamer als geheel voldoende historische, juridische en zonodig andere specifieke kennis aanwezig is.

  • 2 Het voorzitterschap, het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van een Kamer zijn onverenigbaar met:

    • a. de bekleding van enigerlei functie bij een derde als bedoeld in artikel 16 van de wet;

    • b. de uitoefening in dienstverband van enigerlei functie bij de Raad dan wel een organisatie of instelling als bedoeld in artikel 27 van de wet;

    • c. het doen gelden van een recht op buitengewoon pensioen, uitkering, toeslag, vergoeding of tegemoetkoming krachtens een der wetten, genoemd in artikel 3 van de wet;

    • d. de uitoefening van enigerlei functie bij de Commissie Indisch Verzet dan wel de Centrale Hoofdbestuurscommissie van de Stichting 1940-1945, voor zover het betreft de Raadskamer Wetten buitengewoon pensioen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Bij de inwerkingtreding van dit besluit geschiedt de benoeming van de helft der leden van elk der Kamers voor een periode van twee jaren.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1992.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2011]

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit Raadskamers.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 12 december 1991

Beatrix

De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

H. d'Ancona

Uitgegeven de vierentwintigste december 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven