Wijzigingsbesluit Schepenbesluit 1965 (2)

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-1992 t/m heden

Besluit van 13 november 1991, houdende wijziging van het Schepenbesluit 1965

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 februari 1991. nr. S/J 31 313/91, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;

Overwegende, dat

alle zeegaande schepen, ongeacht lengte en tonnage moeten voldoen aan het bepaalde in het Schepenbesluit 1965 (Stb. 367);

het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen 1966 (Trb. 1966, 275 en 1976, 104) geen specifieke regels geeft voor schepen met een lengte van minder dan 24 meter;

het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee 1974 (Trb. 1976, 157 en 1977, 77) in het algemeen geen specifieke regels geeft voor schepen van minder dan 500 ton met uitzondering van passagiersschepen, gas- en chemicaliëntankers;

Gelet op de artikelen 5, 9 en 73 van de Schepenwet (Stb. 1932, 86);

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 9 oktober 1991, nr. W09.91 0115/K);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 november 1991, nr. S/J 31 811/91, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel III. Overgangsbepalingen

  • 1 Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn op schepen gebouwd vóór 1 januari 1992 de bepalingen van het Schepenbesluit 1965, zoals gewijzigd bij dit besluit, met betrekking tot de constructie, inrichting en de uitrusting, voor zover deze afwijken van die welke voor deze wijziging werden gehanteerd, van toepassing voor zover dit naar het oordeel van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie praktisch uitvoerbaar en redelijk is.

  • 2 De uit het bepaalde in het eerste lid voortvloeiende veranderingen van de constructie en inrichting van in dat lid bedoelde schepen, moeten in overleg met de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie, worden uitgevoerd bij belangrijke reparaties en vernieuwingen aan het casco, bij ingrijpende veranderingen in de accommodatie en bij het vernieuwen van installaties. De uit het bepaalde in het eerste lid voortvloeiende veranderingen van de constructie en inrichting behoeven slechts te worden aangebracht aan die delen van het casco dan wel onderdelen van het schip of de installaties, die onderwerp van verandering zijn.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid zijn de bepalingen van het Schepenbesluit 1965, zoals gewijzigd bij dit besluit, met betrekking tot de waterdichte indeling, lekstabiliteit, brandbestijding, en uitrusting onverkort van toepassing op schepen gebouwd vóór 1 januari 1992, die tot passagiersschip worden omgebouwd.

  • 4 In het geval dat de bepalingen van het Schepenbesluit 1965 zoals gewijzigd bij dit besluit, tot gevolg hebben dat de uitrusting van een schip als bedoeld in het eerste lid moet worden aangevuld, vervangen dan wel aangepast:

    • a. moet de vervanging en aanpassing plaatsvinden bij vernieuwing van de betreffende artikelen of wanneer deze grote reparaties vereisen;

    • b. moeten op schepen gebouwd vóór 1 juli 1986, aan het bepaalde in de leden 2.1 en 3.1 van artikel 56 van bijlage XIA vóór 1 januari 1992 zijn voldaan.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State van het Koninkrijk.

's-Gravenhage, 13 november 1991

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de zeventiende december 1991

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven