Instelling Evaluatiecommissie Wet algemene bepalingen milieuhygiëne

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-03-1993 t/m heden

Instelling Evaluatiecommissie Wet algemene bepalingen milieuhygiëne

De Minister van Volkshuisvesting. Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Overwegende dat het met het oog op de in artikel 80 van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne bedoelde verslaglegging gewenst is de Evaluatiecommissie Wet algemene bepalingen milieuhygiëne hernieuwd in te stellen met het oog op de advisering over opzet in inhoud van deze verslaglegging.

Besluit:

Artikel 1

Voor de duur van ten hoogste acht jaren wordt ingesteld de Evaluatiecommissie Wet milieubeheer, verder te noemen: de commissie.

Artikel 2

De commissie heeft tot taak:

  • a. de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van advies te dienen met betrekking tot de opzet en de inhoud van het ingevolge artikel 21.2 van de Wet milieubeheer aan de Staten-Generaal uit te brengen verslag over de wijze waarop de Wet milieubeheer—nader te noemen: de wet—is toegepast, rekening houdend met de uitbouw van deze wet tot de Wet milieubeheer. Met name zal worden gekeken naar de effectiviteit van de wettelijke regelingen. De commissie zal tijdig voor 1 september 1993 en 1 september 1998 een desbetreffend evaluatierapport uitbrengen.

  • b. de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van advies te dienen over de werking van algemene maatregelen van bestuur ingevolge artikel 2a van de Hinderwet. Het eerste advies wordt uiterlijk 1 april 1991 uitgebracht.

  • c. op verzoek van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of eigener beweging de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, te adviseren over mogelijkheden tot verbetering van in de praktijk gebleken tekortkomingen van milieuregelgeving, met name uit een oogpunt van uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en effectiviteit, mede in het perspectief van het streven naar duurzame ontwikkeling.

Artikel 3

De commissie bestaat tenminste uit de volgende leden:

  • a. prof. dr. A. B. Ringeling, hoogleraar Bestuurskunde aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam, voorzitter;

  • b. prof. dr. J. T. A. Bressers, hoogleraar Milieubeleid aan de Universiteit Twente, plv. voorzitter;

  • c. prof. mr. P. C. Gilhuis, hoogleraar Staats- en bestuursrecht, met inbegrip van het recht van de ruimtelijke ordening en het milieurecht, aan de Katholieke Universiteit Brabant; prof. dr. W. A. Hafkamp, hoogleraar Milieu- en natuurvraagstukken aan de Katholicke Universiteit Brabant; prof. dr. M. Herweijer, hoogleraar Bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen;

  • d. mr. H. J. A. M. van Geest, Nijmegen, secretaris.

Artikel 4

Namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zal een door hem aan te wijzen vaste vertegenwoordiger de vergaderingen van de commissie bijwonen.

Artikel 5

De commissie kan haar werkwijze naar eigen inzicht regelen De commissie stelt hiertoe een werkplan vast, na de Minister in de gelegenheid te hebben gesteld om op een ontwerp ervan te reageren.

Artikel 6

De commissie hoort, indien zij dat voor een goede vervulling van de haar opgedragen taak wenselijk acht, degenen die bij de uitvoering van de wet betrokken zijn.

Artikel 7

De voor het functioneren van de commissie noodzakelijk geachte kosten komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Voor het gebruik maken van de diensten van derden alsmede apparaatskosten krijgt de commissie een budget ter beschikking gesteld, dat jaarlijks in overleg met de directeur Bestuurszaken wordt vastgesteld.

Artikel 8

  • 1 Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt met inachtneming van de bepalingen van het Besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijksadministratie (Stb. 1980, 182) op overeenkomstige wijze als bij het departement van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

  • 2 De bescheiden worden bij opheffing van de commissie in het Centraal Archief van dit departement opgenomen.

    Deze beschikking en de bijbehorende toelichting zullen worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en in afschrift worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer en aan belanghebbenden.

's-Gravenhage, 15 oktober 1990

De

Minister

van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. G. M. Alders

Naar boven