Warenwetregeling Monsterneming

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 06-07-2007 t/m heden

Warenwetregeling Monsterneming

De staatsecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, in overeenstemming met de staatssecretaris van Economische Zaken, A. J. Evenhuis, en de minister van Landbouw en Visserij,

Overwegende, dat uit oogpunt van rechtszekerheid, regels met betrekking tot het nemen van monsters van waren ten behoeve van de uitvoering van het toezicht gewenst zijn;

Overwegende, dat tevens uitvoering moet worden gegeven aan de Richtlijn van de Commissie tot vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit (79/700/EEG) (PbEG L 207);

Overwegende, dat tevens uitvoering moet worden gegeven aan bepalingen in de Richtlijn van de Raad betreffende het gebruik van bepaalde conserveermiddelen voor de oppervlaktebehandeling van citrusvruchten alsmede betreffende de controlemaatregelen voor de opsporing en de kwantitatieve bepaling van conserveermiddelen in en op citrusvruchten (67/427/EEG) (PbEG, nr. 148), voor zover het betreft de in dat verband voorgeschreven monsterneming;

Overwegende, dat de Nederlandse regelgeving die uitvoering gaf aan vorengenoemde richtlijnen inmiddels van rechtswege is komen te vervallen vanwege de inwerkingstelling van de Wijzigingswet 1988 Warenwet;

Overwegende, dat uitvoering moet worden gegeven aan de Eerste Richtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van communautaire methoden voor chemisch onderzoek met het oog op de controle op verduurzaamde melkprodukten (897/524/EEG) (PbEG L 306);

Gelet op artikel 26, derde lid, van de Warenwet (Stb. 1988, 360);

Besluit:

Paragraaf 1. Monsterneming in het algemeen

Artikel 1

  • 1 Bij elke monsterneming geldt in het algemeen, dat het monster zo nauwkeurig mogelijk de gemiddelde samenstelling van de bemonsterde partij dient weer te geven. Te dien einde wordt, waar dit mogelijk is, de te bemonsteren voorraad goed dooreengemengd, waarna een gedeelte als monster wordt genomen.

  • 2 In de gevallen waar de grootte van de partij, de wijze van verpakking of de aard der te bemonsteren waar een dergelijke dooreenmenging bezwaarlijk maakt, worden van verschillende plaatsen der partij voetstoots kleine gedeelten genomen, waaruit het monster wordt samengesteld, of waaruit, na zorgvuldige menging, het monster wordt genomen.

  • 3 Van partijen, bestaande uit al dan niet verpakte consumenteneenheden, kunnen verschillende eenheden genomen worden, waaruit het monster wordt samengesteld.

  • 4 Monsters bestemd voor bacteriologisch onderzoek moeten, voor zover dit mogelijk is, in oorspronkelijke verpakking worden genomen; waar dit niet mogelijk is, dienen zij genomen te worden onder de voor dat doel gebruikelijke voorzorgen.

  • 5 De grootte der te nemen monsters die in de eerste plaats afhankelijk is van de aard van het in te stellen onderzoek, blijkt uit de voor de desbetreffende waar of het desbetreffende onderzoek vastgestelde methode van onderzoek. Bij gebreke van een dergelijk specifiek voorschrift wordt de grootte van het monster vastgesteld door of namens de directeur van de krachtens artikel 25 van de Warenwet aangewezen toezichthoudende instelling.

Artikel 1a

Bij monsterneming van een eet- of drinkwaar deelt de controleambtenaar de belanghebbende mede dat hij, voor zover dat technisch uitvoerbaar is, recht heeft op een tweede monster als bedoeld in artikel 5:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dan wel in artikel 21, derde lid, van de Wet op de economische delicten.

Artikel 2

  • 1 Na de monsterneming wordt het monster ter plaatse, eventueel na verpakking, verzegeld en zodanig van een opschrift voorzien, dat de herkomst vaststaat.

  • 2 De monsterneming, de verpakking, het transport en de bewaring van de monsters behoort dusdanig te geschieden, dat verandering van eigenschappen zoveel mogelijk wordt voorkomen, in zoverre deze veranderingen van invloed op de beoordeling zouden kunnen zijn.

  • 3 De verzegeling behoort zodanig te geschieden, dat opening der verpakking zonder beschadiging van verpakkingsmateriaal of van het zegel onmogelijk is.

  • 4 Dadelijk na de monsterneming dient daarvan door de monsternemer aantekening te geschieden in een tot dat doel gehouden zakboekje waarbij vermeld worden naam en woonplaats van de belanghebbende, plaats, datum en uur van monsterneming, naam van de bemonsterde waar of van het bemonsterde artikel en nummer en merk van de verpakking. Tevens kunnen andere gegevens die voor een juiste beoordeling van belang mochten zijn of welke de monsternemer vermeldenswaard mocht achten, aangetekend worden.

  • 5 Nadat de monsters in het laboratorium ontvangen zijn, worden alle gegevens in de administratie opgenomen met vermelding van de naam van de monsternemer.

Paragraaf 2. Monsterneming ten behoeve van controle op de radioactiviteit van groenten en fruit

Artikel 3

  • 1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1 en 2, is ten behoeve van de controle op de gezamenlijke radioactiviteit van cesium 134 en 137 van groenten en fruit het bepaalde in de volgende leden van toepassing.

  • 2 Van elke te onderzoeken partij moet een apart monster genomen worden.

  • 3 Bij het nemen van het monster moeten voorzorgsmaatregelen genomen worden om elke verandering te vermijden die de gezamenlijke radioactiviteit kan beïnvloeden, die een ongunstige invloed kan hebben op de analyse of die tot gevolg kan hebben dat het monster niet meer representatief is.

  • 4 Ten behoeve van het samenstellen van een monster worden, zoveel mogelijk op verschillende plaatsen, grepen uit de te bemonsteren partij genomen. Indien van deze werkwijze wordt afgeweken, moet zulks vermeld worden in de in artikel 2, vierde lid, bedoelde aantekening. Volledige of grotendeels bedorven produkten mogen niet voor bemonstering worden gebruikt.

  • 5 Het minimum aantal te nemen grepen wordt in onderstaande tabel 1 aangegeven. De grepen moeten zoveel mogelijk van gelijke grootte zijn.

    Tabel 1

    Gewicht van de partij

    (in kg)

    Minimum aantal te

    nemen grepen

    < 50

    3

    50 tot 500

    5

    > 500

    10

  • 6 Bij ingevroren produkten of indien de monsternemer het gewicht van de partij niet kent of indien dat gewicht niet nauwkeurig genoeg kan worden geschat, mag het minimumaantal grepen, in afwijking van het vijfde lid, volgens onderstaande tabel 2 worden vastgesteld.

    Tabel 2

    Aantal verpakkingen of

    eenheden in de partij

    Minimumaantal af te

    nemen verpakkingen

    of eenheden

    1 tot 25

    1

    26 tot 100

    5

    > 100

    10

  • 7 Een verzamelmonster wordt verkregen door samenvoeging en menging van de grepen.

  • 8 Het verzamelmonster kan als monster worden gebruikt. Indien het verzamelmonster te groot is, kan het door middel van een passende methode tot monster worden verkleind, bijvoorbeeld door het in vieren te verdelen, twee diagonale kwarten te verwijderen, de rest te mengen en opnieuw in vieren te verdelen, enzovoorts, totdat de gewenste omvang is verkregen. Hierbij mogen afzonderlijke vruchten of groenten evenwel niet in stukken gesneden of gedeeld worden.

  • 9 Voor paddestoelen en truffels, keukenkruiden en kappertjes moet elk monster ten minste 0,5 kg wegen.

  • 10 Voor andere groenten en fruit moet elk monster ten minste 1 kg wegen en ten minste tien stuks voor de betrokken soort omvatten. Indien deze tien stuks evenwel meer dan 5 kg wegen, mag het monster uit slechts vijf stuks bestaan.

Paragraaf 3. Monsterneming ten behoeve van de controle op verduurzaamde gedehydrateede melkprodukten

Artikel 5

In afwijking van het bepaalde in artikel 1, is ten behoeve van het chemisch onderzoek van verduurzaamde gedehydrateerde melkprodukten, het bepaalde in de bijlage bij de Eerste Richtlijn van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van communautaire methoden voor chemisch onderzoek met het oog op de controle op verduurzaamde melkprodukten (87/524/EEG) (PbEG L 306) van toepassing.

Paragraaf 4. Monsterneming ten behoeve van de controle van de temperatuur van diepgevroren levensmiddelen

Artikel 5b

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. diepvriezen:

het bevriezingsproces waardoor zo snel als nodig is de maximale kristallisatiezone wordt overschreden, met het gevolg dat na thermische stabilisatie de temperatuur overal in de waar zonder onderbreking gehandhaafd blijft op –18°C of lager;

b. diepgevroren levensmiddelen:

diepgevroren eet- of drinkwaren, andere dan consumptie-ijs, die verhandeld worden op een wijze waaruit blijkt dat zij dat kenmerk bezitten.

Artikel 5c

  • 1 In afwijking van artikel 1 en onverminderd artikel 2, zijn ten behoeve van de officiële controle van de temperatuur van diepgevroren levensmiddelen de volgende leden van toepassing.

  • 2 De aard en de hoeveelheid van de te controleren verpakkingen worden zodanig gekozen dat hun temperatuur representatief is voor de warmste punten in de geïnspecteerde partij.

  • 3 De monsters worden genomen op verschillende kritieke plaatsen van het vrieshuis, bij voorbeeld bij de deuren (aan de bovenkant en aan de onderkant), in het midden van het vrieshuis (aan de bovenkant en aan de onderkant) en bij de luchtinlaat van de verdampers. Er wordt rekening gehouden met de verblijfsduur van de produkten in het vrieshuis (in verband met de stabilisatie van de temperatuur).

  • 4 Als er tijdens het vervoer monsters worden genomen, worden monsters genomen bij elke deur of stel deuren van de bovenkant en de onderkant van de lading naast de rand van de deuropening.

  • 5 Als er bij het uitladen monsters worden genomen, worden monsters genomen op vier van de volgende kritieke plaatsen:

    • -

      de bovenkant en de onderkant van de lading naast de rand van de deuropening;

    • -

      de bovenhoeken aan de achterkant van de lading (zo ver mogelijk van de koelinstallatie);

    • -

      het centrum van de lading;

    • -

      het midden van de voorzijde van de lading (zo dicht mogelijk bij de koelinstallatie);

    • -

      de bovenste en onderste hoeken van de voorzijde van de lading.

  • 6 Een te controleren monster uit een winkelmeubel wordt genomen op drie plaatsen die representatief zijn voor de warmste punten van het gebruikte winkelmeubel.

Artikel 5d

Onverminderd artikel 5c mogen voor de daar bedoelde controle ook andere wetenschappelijk-adequate methoden worden gebruikt, onder de voorwaarde dat het vrije verkeer van diepgevroren levensmiddelen, waarvan aan de hand van de Warenwetregeling Diepgevroren levensmiddelen is aangetoond dat zij aan de desbetreffende voorschriften voldoen, hierdoor niet wordt belemmerd.

Paragraaf 5. Monsterneming voor de chemische analyse van caseïne en caseïnaten

Artikel 5e

De monsternemingsmethoden voor de chemische analyse van caseïne en caseïnaten, bedoeld in de Warenwetregeling Melkeiwitten (caseïne en caseïnaten), zijn opgenomen in de eerste Richtlijn nr. 86/424/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1986 tot vaststelling van de bemonsteringsmethoden voor chemische analyse van caseïne en caseïnaten (PbEG L 243).

Paragraaf 6. Monsterneming voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong

Artikel 5i

De bemonstering van producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong met het oog op de bepaling van het gehalte aan residuen van bestrijdingsmiddelen, geschiedt met inachtneming van richtlijn nr. 2002/63/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juli 2002 (PbEG L 187) houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van richtlijn 79/700/EG.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 6

  • 1 Deze regeling kan worden aangehaald als Warenwetregeling Monsterneming.

  • 2 Het bepaalde in de artikelen 1 tot en met 4 treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking van deze regeling, en werkt terug tot en met 30 juli 1988.

  • 3 Het bepaalde in artikel 5 treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van de bekendmaking van deze regeling.

  • 4 Een wijziging van:

    • a. richtlijn nr. 87/524/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 oktober 1987 tot vaststelling van communautaire methoden voor de monsterneming voor chemisch onderzoek met het oog op de controle op verduurzaamde melkproducten (PbEG L 306);

    • b. richtlijn nr. 86/424/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1986 tot vaststelling van de bemonsteringsmethoden voor chemische analyse van caseïne en caseïnaten (PbEG L 243);

    • c. richtlijn nr. 2002/63/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juli 2002 (PbEG L 187) houdende vaststelling van communautaire bemonsteringsmethoden voor de officiële controle op residuen van bestrijdingsmiddelen in en op producten van plantaardige en van dierlijke oorsprong en tot intrekking van richtlijn 79/700/EG;

    gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

Rijswijk, 20 april 1989

De

staatssecretaris

van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,

D. J. D. Dees

Naar boven