De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur;
Overwegende, dat in het Besluit stralenbescherming Kernenergiewet (Stb. 1986, 465)
de regelingen van het Radioactieve-stoffenbesluit Kernenergiewet (Stb. 1981, 564)
en het Toestellenbesluit Kernenergiewet (Stb. 1981, 565) zijn samengevoegd;
Overwegende, dat ingevolge artikel 80 van het Besluit stralenbescherming Kernenergiewet
het Radioactieve-stoffenbesluit Kernenergiewet en het Toestellenbesluit Kernenergiewet
zijn ingetrokken;
Overwegende, dat artikel 7, derde lid, onder c en d, van het Besluit stralenbescherming
Kernenergiewet overeenstemt met artikel 7, derde lid, onder c en d, van het Radioactieve-stoffenbesluit
Kernenergiewet;
Overwegende, dat krachtens artikel 7, derde lid, onder d, van het Radioactieve-stoffenbesluit
Kernenergiewet de beschikking is genomen, waarbij de Centrale Organisatie voor Radioactief
Afval B.V. wordt erkend als ophaaldienst voor splijtstoffen of ertsen bevattende afvalstoffen,
splijtstoffen en ertsen, en radioactieve stoffen:
Overwegende, dat in het Besluit stralenbescherming Kernenergiewet niet is bepaald
dat een beschikking inzake erkenning van een ophaaldienst voor radioactieve afvalstoffen
krachtens artikel 7, derde lid, onder d, van het Radioactieve-stoffenbesluit Kernenergiewet
wordt geacht te zijn genomen krachtens artikel 7, derde lid, onder d, van het Besluit
Stralenbescherming Kernenergiewet;
Overwegende, dat er geen redenen zijn om de COVRA B.V. – thans N.V. – niet krachtens
artikel 7, derde lid, van het Besluit Stralenbescherming Kernenergiewet als ophaaldienst
te erkennen; Gezien het schrijven met bijlagen dd. 3 september 1984 van de besloten
vennootschap COVRA B.V. waarbij deze vennootschap zich verplicht tot het nakomen van
de volgende voorwaarden:
-
het tegen vergoeding ophalen van aan haar aangeboden splijtstoffen of ertsen bevattende
afvalstoffen als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onder d, van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en
ertsen (Stb. 1969, 403) en van radioactieve afvalstoffen als bedoeld in artikel 7, derde
lid, onder d, van het Radioactieve-stoffenbesluit Kernenergiewet (Stb. 1981, 564),
voor zover deze afvalstoffen zijn verpakt en aangeduid overeenkomstig de voor het
vervoer ervan geldende voorschriften;
-
het in Nederland bewaren of zich ontdoen door deponering van de onder a genoemde afvalstoffen
op een zodanige wijze en onder zodanige omstandigheden dat bestraling en besmetting
van mensen, dieren, planten en goederen door die stoffen op doeltreffende wijze wordt
tegengegaan:
-
het zich niet ontdoen van de onder a genoemde afvalstoffen door afgifte met toepassing
van artikel 43, eerste lid, onder c, van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en
ertsen of van artikel 7, derde lid, onder c, van het Radioactieve-stoffenbesluit Kernenergiewet;
Gelet op artikel 43, eerste lid, onder d, van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en
ertsen (Stb. 1969, 403) en artikel 7, derde lid, onder d, van het Besluit stralenbescherming
Kernenergiewet;