Les- en cursusgeldwet

Geraadpleegd op 19-03-2024.
Geldend van 01-08-2018 t/m 31-07-2019

Wet van 7 juli 1987, tot uitbreiding van de lesgeldregeling tot de groep 16- tot 18-jarigen, vervanging van en intrekking van de Lesgeldwet voor boven 17-jarigen alsmede intrekking van de School- en cursusgeldwet 1972

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de toestand van ’s Rijks financiën alsmede in verband met ontwikkelingen op het gebied van de studiefinanciering wenselijk is over te gaan tot uitbreiding van de lesgeldregeling tot de groep van 16- tot 18-jarigen en voorts de Lesgeldwet voor boven 17-jarigen (Stb. 1986, 250) te vervangen en genoemde wet alsmede de School- en cursusgeldwet 1972 (Stb. 1983, 360) in te trekken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet anders bepaald, verstaan onder:

Artikel 2. Heffing les- en cursusgeld

Ter zake van uit de openbare kas bekostigd onderwijs aan een dagschool of uit de openbare kas bekostigde cursussen wordt lesgeld onderscheidenlijk cursusgeld geheven met inachtneming van de bepalingen van deze wet. Ter zake van het volgen van onderwijs in het kader van contractactiviteiten wordt geen lesgeld of cursusgeld volgens de bepalingen van deze wet geheven.

Hoofdstuk II. Lesgeld

Artikel 3. Lesgeldplicht

  • 1 Lesgeld is verschuldigd ter zake van het door een leerling die op de eerste dag van het desbetreffende cursusjaar de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, volgen van uit de openbare kas bekostigd onderwijs - daaronder begrepen de van het onderwijs deel uitmakende praktijktijd - aan een dagschool.

  • 2 Het lesgeld is door de leerling verschuldigd per cursusjaar en wordt voldaan aan Onze Minister.

Artikel 4. Inschrijvingsplicht

  • 1 Een leerling die op de eerste dag van een cursusjaar de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, dient zich om in dat cursusjaar onderwijs te kunnen volgen, te laten inschrijven.

  • 2 De inschrijving geschiedt door of namens het bevoegd gezag. Aan de desbetreffende leerling wordt een bewijs van inschrijving verstrekt.

  • 3 De leerling wordt ingeschreven voor het gehele cursusjaar, voor zover niet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur anders is bepaald.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de inschrijving.

Artikel 5. Inschrijving en lesgeldbedrag

  • 1 Tot de inschrijving wordt niet overgegaan dan nadat het bewijs is overgelegd dat het lesgeld wordt voldaan aan Onze Minister, met inachtneming van het bepaalde krachtens het vierde lid.

  • 2 Het lesgeld bedraagt naar de maatstaf van 1 augustus 2004 € 936,– [Red: per 01-08-2018: € 1.155,–] . Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex. Het bedrag wordt vastgesteld bij ministeriële regeling, waarin tevens wordt bepaald wat onder de consumentenprijsindex wordt verstaan. Het bedrag wordt afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. Deze regeling wordt vastgesteld voor 1 oktober voorafgaand aan het cursusjaar waarop de herziening van het lesgeld betrekking heeft.

  • 3 De indexering wordt bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de consumentenprijs over de maand april, voorafgaand aan de aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand april van het daaraan voorafgaande jaar.

  • 4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de voldoening en de vrijstelling, vermindering en terugbetaling van het lesgeld, alsmede met betrekking tot de te verstrekken gegevens, waaronder het burgerservicenummer of onderwijsnummer.

Artikel 5a. Gebruik burgerservicenummer of onderwijsnummer

Onze Minister gebruikt het burgerservicenummer of onderwijsnummer van de leerling ter zake van de uitvoering van deze wet als registratienummer slechts:

  • a. in het verkeer met de leerling op wie het nummer betrekking heeft;

  • b. in contacten met personen en instanties voor zover deze zelf gemachtigd zijn tot het opnemen van het burgerservicenummer of onderwijsnummer in een persoonsregistratie;

  • c. teneinde de gegevens van de leerling te vergelijken met de gegevens die over hem zijn opgenomen in het basisregister onderwijs, bedoeld in artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht, voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel 5b. Verstrekken van gegevens aan minister

Onze Minister kan aan onze minister ten behoeve van de bekostiging van instellingen gegevens verstrekken over het in artikel 5, eerste lid, bedoelde bewijs voor zover het personen betreft die zijn opgenomen in het basisregister onderwijs.

Hoofdstuk III. Cursusgeld

Artikel 6. Algemene bepaling en nadere regeling cursusgeld

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald voor welke uit de openbare kas bekostigde cursussen cursusgeld verschuldigd is.

  • 2 Degene die tot het onderwijs aan een cursus is toegelaten, dient zich om in een bepaald cursusjaar onderwijs te kunnen volgen, te laten inschrijven.

  • 3 Tot de inschrijving wordt niet overgegaan dan nadat het bewijs is overgelegd dat het verschuldigde cursusgeld is of zal worden voldaan.

  • 4 Het in het eerste lid bedoelde cursusgeld, alsmede de heffing en de voldoening daarvan, en de in het tweede lid bedoelde inschrijving worden geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

  • 5 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de vrijstelling, vermindering en terugbetaling van het cursusgeld.

  • 6 In aanvulling op het derde lid wordt niet overgegaan tot inschrijving als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan nadat een meerderjarige leerling die niet zelf het cursusgeld voldoet, schriftelijk heeft verklaard dat hij ermee instemt dat een in die verklaring vermelde derde namens hem het cursusgeld voldoet.

  • 7 De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het vierde lid, wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal overgelegd. De maatregel treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens wordt te kennen gegeven tot overleg over de maatregel. Het bepaalde in de vorige twee volzinnen blijft buiten toepassing, indien het ontwerp van de maatregel voordien aan de Kamer is voorgelegd en door of namens de Kamer te kennen is gegeven dat aan overlegging van de maatregel geen behoefte bestaat.

Hoofdstuk IV. Bijzondere bepalingen

Artikel 7. Toezicht

  • 1 Het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde is opgedragen aan Onze minister.

Artikel 8. Inhouding vergoeding

Indien het bevoegd gezag van een bijzondere of een gemeentelijke school of cursus de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften niet nakomt, kan Onze minister besluiten dat de vergoeding uit de openbare kas geheel of gedeeltelijk wordt ingehouden.

Artikel 9. Schadevergoeding

  • 1 Degene die op de eerste dag van het cursusjaar de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt en uit de openbare kas bekostigd onderwijs volgt aan een dagschool, maar niet is ingeschreven, is deswege aan Onze Minister een schadevergoeding verschuldigd gelijk aan het voor het desbetreffende cursusjaar verschuldigde bedrag aan lesgeld.

  • 2 Degene die uit de openbare kas bekostigd onderwijs volgt aan een cursus, maar niet is ingeschreven, is deswege aan Onze Minister een schadevergoeding verschuldigd gelijk aan het voor het desbetreffende cursusjaar ten hoogste verschuldigde bedrag voor het volgen van het onderwijs aan de desbetreffende cursus.

Artikel 9a. Invordering en dwangbevel

Onze Minister vaardigt een dwangbevel uit aan de nalatige, indien het bij of krachtens deze wet verschuldigde lesgeld geheel of gedeeltelijk niet tijdig is voldaan.

Artikel 9b. Hardheidsclausule

Onze Minister kan voor bepaalde gevallen de wet buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10. Vaststelling lesgeld cursusjaar 1987-1988

Het bedrag van het lesgeld, bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt voor het cursusjaar 1987-1988 vastgesteld op f 1030. De derde volzin van het derde lid van genoemd artikel vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot het cursusjaar 1988-1989.

Artikel 11. Intrekking Lesgeldwet voor boven 17-jarigen in het voortgezet onderwijs

  • 1 De Lesgeldwet voor boven 17-jarigen in het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 250) wordt ingetrokken.

  • 2 Het bepaalde bij of krachtens die wet blijft van toepassing voor zover het betreft lesgeld verschuldigd dan wel voldaan met betrekking tot het cursusjaar 1986-1987.

Artikel 12. Intrekking School- en cursusgeldwet 1972

  • 1 De School- en cursusgeldwet 1972 (Stb. 1983, 360) wordt ingetrokken.

  • 2 Het bepaalde bij of krachtens die wet blijft van toepassing met betrekking tot de heffing en invordering van school- en cursusgelden over schoolgeldjaren onderscheidenlijk cursusjaren voorafgaand aan het cursusjaar waarop deze wet voor het eerst van toepassing is.

  • 3 Het Besluit cursusgeld voortgezet onderwijs (Stb. 1985, 431) strekt met ingang van de datum, bedoeld in artikel 21, eerste lid, tot uitvoering van artikel 6, vierde lid, totdat bedoelde maatregelen krachtens deze wet zijn vastgesteld.

Artikel 20. Verrekening met tegemoetkoming studiekosten

[Vervallen per 01-08-2001]

Artikel 21. Inwerkingtreding

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst, en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot het cursusjaar dat in 1987 aanvangt.

  • 3 Artikel 18 vervalt met ingang van 1 januari 1990.

Artikel 22. Citeertitel

Deze wet kan worden aangehaald als "Les- en cursusgeldwet".

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 7 juli 1987

Beatrix

De Minister van Onderwijs en Wetenschappen,

W. J. Deetman

De Minister van Landbouw en Visserij,

G. J. M. Braks

Uitgegeven de drieëntwintigste juli 1987

De Minister van Justitie a.i.,

C. P. van Dijk

Naar boven