Besluit van 9 mei 1985, houdende regelen ten aanzien van de invoer van goederen, waarvoor
de EEG-regeling "actieve veredeling" is toegepast of die daaruit of met behulp daarvan
zijn verkregen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, F. Bolkestein, en
Onze Minister van Landbouw en Visserij van 11 februari 1985, nr. 685/131 WJA, gehoord
de Commissie Regelingen In- en uitvoerwet, door de Sociaal-Economische Raad ingesteld op grond van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K 22);
Overwegende, dat naar Ons oordeel het belang van de volkshuishouding, mede gelet op
richtlijn (EEG), nr. 84/318 van de Commissie der Europese Gemeenschappen van 23 mei
1984, houdende toepassingsbepalingen van de artikelen 13 en 14 van richtlijn (EEG) nr. 69/73 met betrekking tot het in het vrije verkeer brengen van veredelingsprodukten in het
kader van de "actieve veredeling" (PbEG L 166), vereist dat regelen worden gesteld ten aanzien van de invoer van goederen,
waarvoor in een andere Lid-Staat van de EEG de regeling "actieve veredeling" is toegepast
of die daaruit of met behulp daarvan zijn verkregen;
Gelet op de artikelen 2, 2a en 4 van de In- en uitvoerwet (Stb. 1962, 295);
De Raad van State gehoord (advies van 2 april 1985, nr. W10.85.0080/ 10.5.13);
Gezien het nader rapport van de voornoemde Staatssecretaris en van Onze voornoemde
Minister van 2 mei 1985, nr. 685/446 W.J.A.;
Hebben goedgevonden en verstaan: