Besluit kwaliteitseisen en monitoring water

[Regeling vervallen per 17-03-2010.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 22-12-2009 t/m 16-03-2010

Besluit van 3 november 1983, houdende regelen inzake kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 24 januari 1983, DGMH/BWS/W, nr. 176814;

Overwegende dat uitvoering moet worden gegeven aan de richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen:

van 16 juni 1975, 75/440/EEG, betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor de produktie van drinkwater in de Lid-staten;

van 8 december 1975, 76/160/EEG, betreffende de kwaliteit van zwemwater;

van 18 juli 1978, 78/659/EEG, betreffende de kwaliteit van zoet water dat bescherming of verbetering behoeft teneinde geschikt te zijn voor het leven van vissen;

van 9 oktober 1979, 79/869/EEG, inzake de meetmethoden en de frequentie van de bemonstering en de analyse van het oppervlaktewater dat is bestemd voor de produktie van drinkwater in de Lid-staten;

van 30 oktober 1979, 79/923/EEG, inzake de vereiste kwaliteit van schelpdierwater;

Gelet op de artikelen 13 en 15 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1981, 573);

Gezien het advies van de Raad van de Waterstaat van 14 mei 1982;

De Centrale raad voor de Milieuhygiëne gehoord;

De Raad van State gehoord (advies van 18 mei 1983, no. W08.83.0114/11.3.19.);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 30 september 1983, DGMH/BWS, nr. 2053202;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • Onze Ministers: Onze Minister tezamen met Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ieder voor zover het onderdelen van het milieubeleid betreft, die tot zijn verantwoordelijkheid behoren;

    • stroomgebieddistrict: stroomgebieddistrict als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, van de Waterwet;

    • monitoringsprogramma: programma als bedoeld in artikel 5.3, vijfde lid, van de Wet milieubeheer;

    • stroomgebiedsbeheersplan: stroomgebiedsbeheersplan als bedoeld in artikel 13 van de kaderrichtlijn water.

  • 2 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt onder de begrippen oppervlaktewatertoestand en grondwatertoestand datgene verstaan wat daaronder wordt verstaan in de kaderrichtlijn water.

§ 1a. Oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Artikel 1a

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 De kwaliteitsdoelstelling oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater is het geheel van normen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage I.

  • 2 Aan de in het eerste lid bedoelde kwaliteitsdoelstelling is de datum van 1 januari 1985 verbonden.

  • 3 Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder oppervlaktewater niet verstaan zout en brak water.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 Een oppervlaktewaterlichaam waaraan de in artikel 1a bedoelde kwaliteitsdoelstelling is verbonden, dient te worden onderzocht met een minimumfrequentie als aangegeven in bijlage I ten aanzien van de in die bijlage aangegeven parameters en op de wijze als aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage V.

  • 2 De gegevens die uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek zijn verkregen, dienen zo spoedig mogelijk te worden gezonden aan de betrokken waterleidingbedrijven.

§ 2. Zwemwater

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 De kwaliteitsdoelstelling zwemwater is het geheel van normen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage II.

  • 2 Aan de in het eerste lid bedoelde kwaliteitsdoelstelling is de datum van 1 januari 1986 verbonden.

  • 3 Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder badseizoen verstaan de periode van 1 mei tot en met 30 september.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 Een oppervlaktewaterlichaam waaraan de in artikel 3 bedoelde kwaliteitsdoelstelling is verbonden, dient te worden onderzocht met een minimumfrequentie als aangegeven in bijlage II ten aanzien van de in die bijlage aangegeven parameters en op de wijze als aangegeven in bijlage V.

  • 2 De gegevens die uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek zijn verkregen, dienen zo spoedig mogelijk te worden gezonden aan:

  • 3 Eenmaal per badseizoen dient voorts onderzoek te worden verricht naar de omstandigheden in de omgeving van de plaats waar het zwemwater zich bevindt en die van invloed zijn of kunnen zijn op de kwaliteit van het zwemwater. Het in de eerste volzin bedoelde onderzoek dient in ieder geval het aantal, de aard en de omvang van de lozingen die van invloed zijn of kunnen zijn op de kwaliteit van het zwemwater te betreffen.

§ 3. Water voor zalmachtigen en water voor karperachtigen

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 De kwaliteitsdoelstelling water voor zalmachtigen onderscheidenlijk water voor karperachtigen is het geheel van daarop onderscheidenlijk betrekking hebbende normen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage III.

  • 2 Aan de in het eerste lid bedoelde kwaliteitsdoelstellingen is een termijn verbonden van vijf jaar, beginnende op het tijdstip waarop in een plan als bedoeld in de artikelen 4.1, 4.4 en 4.6 van de Waterwet voor de in het plan aangewezen oppervlaktewaterlichamen die kwaliteitsdoelstellingen zijn aangegeven.

  • 3 Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder water als bedoeld in het eerste lid niet verstaan zout en brak water.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Een oppervlaktewaterlichaam waaraan één van de in artikel 5 bedoelde kwaliteitsdoelstellingen is verbonden, dient te worden onderzocht met een minimumfrequentie als aangegeven in bijlage III ten aanzien van de in die bijlage aangegeven parameters en op de wijze als aangegeven in bijlage V.

§ 4. Schelpdierwater

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 De kwaliteitsdoelstelling schelpdierwater is het geheel van normen zoals aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage IV.

  • 2 Aan de in het eerste lid bedoelde kwaliteitsdoelstelling is een termijn verbonden van zes jaar, beginnende op het tijdstip waarop in een plan als bedoeld in de artikelen 4.1, 4.4 en 4.6 van de Waterwet voor de in het plan aangewezen oppervlaktewaterlichamen de kwaliteitsdoelstelling is aangegeven.

  • 3 Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder schelpdierwater verstaan zout en brak schelpdierwater.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 Een oppervlaktewaterlichaam waaraan de in artikel 7 bedoelde kwaliteitsdoelstelling is verbonden, dient te worden onderzocht met een minimumfrequentie als aangegeven in bijlage IV ten aanzien van de in die bijlage aangegeven parameters en op de wijze als aangegeven in bijlage V.

  • 2 De gegevens die uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek zijn verkregen, dienen zo spoedig mogelijk te worden gezonden aan het Produktschap voor Vis en Visprodukten.

§ 4a. Onderzoek ter uitvoering van de kaderrichtlijn water

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Artikel 8a

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 Onze Ministers stellen met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in de kaderrichtlijn water voor elk stroomgebieddistrict een monitoringsprogramma op.

  • 2 Het monitoringsprogramma wordt getoetst en bijgesteld in gevallen waarin dat vereist wordt door de kaderrichtlijn water.

  • 3 In afwijking van het eerste lid wordt een onderdeel van het monitoringsprogramma dat betrekking heeft op monitoring voor nader onderzoek, in gevallen als bedoeld in bijlage V, onder 1.3.3, bij de kaderrichtlijn water, met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in de kaderrichtlijn water opgesteld door het bestuursorgaan dat krachtens artikel 8b, tweede lid, verantwoordelijk is voor het meten of berekenen van de toestand van het waterlichaam ten aanzien waarvan de monitoring zal plaatsvinden.

  • 4 Van een monitoringsprogramma of een bijstelling daarvan wordt openbaar kennis gegeven door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 8b

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden met het oog op de uitvoering van het monitoringsprogramma overeenkomstig het daaromtrent in de kaderrichtlijn water bepaalde regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop en de frequentie waarmee de toestand van een waterlichaam wordt gemeten en berekend.

  • 2 De bestuursorganen die bevoegd zijn een vergunning krachtens artikel 6.2 van de Waterwet te verlenen, zijn verantwoordelijk voor het meten en berekenen van de oppervlaktewatertoestand, ieder voor zover het de oppervlaktewaterlichamen of gedeelten daarvan betreft waarvoor hij bevoegd is.

  • 3 Gedeputeerde staten zijn verantwoordelijk voor het meten en berekenen van de grondwatertoestand, ieder voor zover het de grondwaterlichamen of gedeelten daarvan betreft die zijn gelegen in de provincie waarvan zij het bestuursorgaan zijn.

Artikel 8c

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

De in artikel 8b bedoelde bestuursorganen doen van de metingen en berekeningen, waarvoor zij verantwoordelijk zijn, verslag aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van de opstelling of de bijstelling van een stroomgebiedsbeheersplan.

§ 5. Verdere bepalingen

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 Binnen drie maanden na afloop van elk kalenderjaar dienen de gegevens die zijn verkregen uit het in het kalenderjaar verrichte onderzoek als bedoeld in artikelen 2, 4, eerste lid, 6 en 8 te worden getoetst aan de desbetreffende kwaliteitsdoelstelling met inachtneming van de terzake gestelde voorschriften in de bijlagen I tot en met IV.

  • 2 Van de resultaten van de in het eerste lid bedoelde toetsing alsmede van de resultaten van het in artikel 4, derde lid, bedoelde onderzoek dient een overzicht te worden opgesteld, dat in afschrift aan Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Verkeer en Waterstaat wordt gezonden.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

De verplichtingen, bedoeld in de artikelen 2, 4, 6, 8 en 9 rusten op het overheidsorgaan dat ingevolge de Waterwet bevoegd is tot het verlenen van vergunningen als bedoeld in artikel 6.2 van die wet.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit kwaliteitseisen en monitoring water.

  • 2 Het treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 3 november 1983

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. Winsemius

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

N. Smit-Kroes

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 1983

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Bijlage I. Oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Parameter

Norm

Onderzoeksfrequentie per jaar1

Zuurgraad

pH

6,5 ≤ pH ≤ 9,02

12

Kleurintensiteit

mg/l (Pt)

≤ 503

12

Gesuspendeerde stoffen

mg/l

/ 50 het rekenkundig gemiddelde van de uitkomsten van het onderzoek

4

Temperatuur

°C

≤ 25

12

Geleidingsvermogen voor elektriciteit

mS/m

≤ 1004

12

Geurverdunningsfactor

-

≤ 16

12

Nitraat

mg/l-N

≤ 105

12

Fluoride

mg/l-F

≤ 1

4

Sulfaat

mg/l-SO4

≤ 1006

4

Chloride

mg/l-Cl

≤ 2007

12

Natrium

mg/l-Na

≤ 1208

4

IJzer opgelost

mg/l-Fe

≤ 0,59

4

Mangaan

mg/l-Mn

≤ 0,510

4

Boor

mg/l-B

≤ 1

4

Koper

µg/l-Cu

≤ 50

4

Zink

µg/l-Zn

≤ 200

4

Beryllium

µg/l-Be

≤ 1

4

Arseen

µg/l-As

≤ 20

4

Cadmium

µg/l-Cd

≤ 1,5

4

Chroom

µg/l-Cr

≤ 50

4

Lood

µg/l-Pb

≤ 30

4

Seleen

µg/l-Se

≤ 10

4

Kwik

µg/l-Hg

≤ 0,3

4

Barium

µg/l-Ba

≤ 200

4

Cyanide

µg/l-CN

≤ 50

4

Met waterdamp vluchtige fenolen

µg/l-C6H5OH

≤ 5

4

Minerale olie

µg/l

≤ 200

4

Oppervlakte-actieve stoffen die reageren met methyleen-blauw

µg/l (lauryl-sulfaat)

≤ 200

4

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

µg/l

≤ 0,2

4

Extraheerbaar organisch gebonden chloor

µg/l-CI

≤ 10

4

Vluchtig organisch gebonden chloor

µg/l-CI

≤ 20

4

Organochloor-pesticiden totaal

µg/l

≤ 0,1

4

Organochloor-pesticiden per afzonderlijke stof:

µg/l

≤ 0,05

4

aldrin

     

dieldrin

     

endrin

     

heptachloorepoxide

     

dichloordifenyl-trichloorethaan

     

dichloordifenyl-dichloorethaan

     

dichloordifenyl-dichloooretheen

     

hexachloorbenzeen

     

α-hexachloorcyclohexaan

     

γ-hexachloorcyclohexaan

     

Overige bestrijdingsmiddelen11 en hun belangrijkste afbraakprodukten12 per afzonderlijke stof

µg/l

≤ 0,1

zo dikwijls als er zich aanwijzingen voordoen dat de waterkwaliteit niet aan de norm voldoet

Overige bestrijdingsmiddelen13 en hun belangrijkste afbraakprodukten14 totaal

µg/l

< 0,5

zo dikwijls als er zich aanwijzingen voordoen dat de waterkwaliteit niet aan de norm voldoet

Fosfaat

µg/l-P

/ 20015

12

   

De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de uitkomsten van het onderzoek en is niet van toepassing op een oppervlaktewaterlichaam waarin zich geen overmatige groei van hogere waterplanten voordoet en het gemiddelde gehalte aan algenbiomassa gedurende de maanden april tot en met september lager dan of gelijk is aan: 100 µg/I-chlorofyl-a

 

Organisch gebonden stikstof

mg/l-N

≤ 2,5

4

Ammonium

mg/l-N

≤ l,216

12

Biochemisch zuurstofverbruik

mg/l-O2

≤ 7

12

Chemisch zuurstofverbruik

mg/l-O2

≤ 3017

12

Zuurstof opgelost

mg/l-O2

≥ 518

12

Algen biomassa

µg/l-chlorofyl-a

≤ 100

6

   

De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de uitkomsten van het onderzoek en geldt gedurende de maanden april tot en met september

 

Thermotolerante bacteriën van de coli-groep

aantal/ml

≤ 20 de mediaan-waarde van de uitkomsten van het onderzoek

12

Faecale streptococcen

aantal/ml

≤ 10 de mediaan-waarde van de uitkomsten van het onderzoek

12

Salmonellae

aantal/100 ml

≤ 1 de mediaan-waarde van de uitkomsten van het onderzoek

4

Voorschriften ten aanzien van de toetsing

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Met het oog op de beantwoording van de vraag of aan de kwaliteitsdoelstelling is voldaan, dient te worden nagegaan of er overschrijdingen van de normen zijn opgetreden. Daarbij dienen niet te worden meegerekend:

  • a. overschrijdingen van de normen, die zijn veroorzaakt door uitzonderlijke weersomstandigheden, of uitzonderlijke hydrodynamische omstandigheden zoals die afgeleid kunnen worden uit hoge gehalten aan gesuspendeerde stoffen,

  • b. per kalenderjaar per parameter één overschrijding van de norm voor parameters ten aanzien waarvan 12 keer per jaar onderzoek dient plaats te vinden, indien minstens 11 waarnemingen beschikbaar zijn waaronder geen overschrijding als bedoeld onder a voorkomt, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 50% van de norm. Wanneer waarnemingen zijn uitgevallen als gevolg van ijsbedekking, geldt dit voorschrift indien minstens 10 waarnemingen beschikbaar zijn waaronder geen overschrijding als bedoeld onder a voorkomt.

Bij parameters ten aanzien waarvan een gemiddelde of mediaanwaarde is gegeven, worden de waarnemingen die zijn beïnvloed door uitzonderlijke weersomstandigheden, of uitzonderlijke hydrodynamische omstandigheden zoals afgeleid worden uit hoge gehalten aan gesuspendeerde stoffen, niet meegerekend.

Bijlage II. Zwemwater

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Bijlage 2625.png

Voorschriften ten aanzien van de toetsing

Met het oog op de beantwoording van de vraag of aan de kwaliteitsdoelstelling is voldaan, dient te worden nagegaan of er overschrijding van de normen is opgetreden. Daarbij dienen niet te worden meegerekend overschrijdingen van de normen die veroorzaakt zijn door uitzonderlijke weersomstandigheden, of uitzonderlijke hydrodynamische omstandigheden zoals die afgeleid kunnen worden uit hoge gehalten aan gesuspendeerde stoffen. Bij parameters ten aanzien waarvan een gemiddelde of een mediaanwaarde is gegeven, worden de waarnemingen die zijn beïnvloed door uitzonderlijke weersomstandigheden, of uitzonderlijke hydrodynamische omstandigheden zoals die afgeleid kunnen worden uit hoge gehalten aan gesuspendeerde stoffen, niet meegerekend.

Het zwemwater wordt geacht overeen te stemmen met de in deze bijlage gegeven normen indien blijkt dat de monsters, genomen op een zelfde plaats van monsterneming, volgens de in deze bijlage aangegeven frequentie:

  • - bij de parameters "bacteriën van de coligroep" en "thermotolerante bacteriën van de coligroep" 95% in overeenstemming is met de normen voor de betreffende parameter.

  • - bij de overige parameters, met uitzondering van faecale streptokokken, 95% in overeenstemming is met de normen voor de betreffende parameter. Voor de (maximaal) 5% van de monsters die niet conform de norm zijn, mag deze afwijking niet meer bedragen dan 50% van de normwaarde voor de betreffende parameters, waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor pH en opgeloste zuurstof.

Bijlage III. Water voor zalmachtigen en water voor karperachtigen

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Parameter

Norm

Onderzoeksfrequentie per jaar19

 

water voor zalmachtigen

water voor karperachtigen

 
         

Zuurgraad

pH

6,5 ≤ pH ≤ 9,020

6,5 ≤ pH ≤ 9,021

12

     
       
   

De schommelingen in de pH ten opzichte van de natuurlijke pH-waarde mogen niet meer dan ½ pH eenheid binnen de hierboven gestelde waarde bedragen mits deze schommelingen niet de schadelijke werking van andere in het water aanwezige stoffen verhogen

 
       

Temperatuur

°C

De verhoging ten opzichte van de natuurlijke waarde dient minder te zijn dan:

 
       
   

1,5 °C

3 °C

52

       
   

met dien verstande dat de maximale temperatuur van het water de volgende waarden niet mag overschrijden:

 
       
   

21,5 °C

28 °C

 
       
   

en dat voor wateren waarin soorten kunnen voorkomen die koud water nodig hebben voor hun voortplanting, de temperatuur gedurende de voortplantingsperiode de volgende waarden niet mag overschrijden:

 
       
   

10 °C

10 °C

 

Gesuspendeerde stoffen

mg/l

≤ 50 het rekenkundig gemiddelde van de uitkomsten van het onderzoek

≤ 50 het rekenkundig gemiddelde van de uitkomsten van het onderzoek

12

       

Smaak

De in een oppervlaktewaterlichaam aanwezige vissen mogen niet worden gekenmerkt door een onnatuurlijke smaak zoals die in het bijzonder kan optreden door de invloed van fenolen of olie

-22

Olie

-

Geen zichtbare oliefilm op het wateroppervlak of oliebezinksel op de bodem. Geen schadelijke effecten voor de vissen door produkten op oliebasis

12

       

Fosfaat

µg/l-P

< 20023

≤ 20024

12

       
   

De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de waarnemingen en is niet van toepassing op een oppervlaktewaterlichaam waarin zich geen overmatige groei van hogere waterplanten voordoet en het gemiddelde gehalte aan algenbiomassa gedurende de maanden april tot en met september lager dan of gelijk is aan:

 
   

30 µg/l-chlorofyl-a

100 µg/l-chlorofyl-a

 

Ammonium

mg/l-N

≤ 0,825

≤ 0,826

12

   

Bij een watertemperatuur van minder dan 10°C geldt als norm ≤ 4,0

Bij een watertemperatuur van minder dan 10°C geldt als norm ≤ 4,0

 

Biochemisch zuurstofverbruik

mg/l-O2

/ 6

/ 10

12

Zuurstof opgelost

µg/l-O2

≥ 727

≥ 628

12

Ammoniak

µg/l-N

≤ 20

≤ 20

12

Residueel chloor

µg/l-HOCI

≤ 5

≤ 5

-29

Nitriet

µg/l-N

≤ 100

≤ 300

4

Koper

µg/l-Cu

≤ 30

≤ 30

12

Zink

µg/l-Zn

≤ 200

≤ 200

12

<<Algemene opmerking>>

Bij de vaststelling van de normen voor genoemde parameters is er vanuit gegaan dat deze en waarden van niet genoemde parameters niet zodanig zijn voor de functies van vissen, zoals groei, voortplanting en benutting, dat deze ongunstig worden beïnvloed.

Voorschriften ten aanzien van de toetsing

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Met het oog op de beantwoording van de vraag of aan de kwaliteitsdoelstelling is voldaan, dient te worden nagegaan of er overschrijdingen van de normen zijn opgetreden. Daarbij dienen niet te worden meegerekend:

  • a. overschrijdingen van de normen die zijn veroorzaakt door uitzonderlijke weersomstandigheden, of uitzonderlijke hydrodynamische omstandigheden zoals die afgeleid kunnen worden uit hoge gehalten aan gesuspendeerde stoffen,

  • b. per kalenderjaar per parameter één overschrijding van de norm voor parameters ten aanzien waarvan 12 keer per jaar onderzoek dient plaats te vinden indien minstens 11 waarnemingen beschikbaar zijn waaronder geen overschrijding als bedoeld onder a voorkomt, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 50% van de norm. Wanneer waarnemingen zijn uitgevallen als gevolg van ijsbedekking, geldt dit voorschrift indien minstens 10 waarnemingen beschikbaar zijn waaronder geen overschrijding als bedoeld onder a voorkomt.

  • c. per kalenderjaar per parameter één overschrijding van de norm voor parameters ten aanzien waarvan 52 keer per jaar onderzoek dient plaats te vinden indien minstens 51 waarnemingen beschikbaar zijn waaronder geen overschrijding als bedoeld onder a voorkomt, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 50% van de norm. Wanneer waarnemingen zijn uitgevallen als gevolg van ijsbedekking, geldt dit voorschrift indien minstens 48 waarnemingen beschikbaar zijn waaronder geen overschrijding als bedoeld onder a voorkomt.

Bij parameters ten aanzien waarvan een gemiddelde of mediaanwaarde is gegeven, worden de waarnemingen die zijn beïnvloed door uitzonderlijke weersomstandigheden, of uitzonderlijke hydrodynamische omstandigheden zoals die afgeleid kunnen worden uit hoge gehalten aan gesuspendeerde stoffen, niet meegerekend.

Bijlage IV. Schelpdierwater

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Parameter

Norm

 

Onderzoeks frequentie per jaar 30

       

Zuurgraad

pH

7,5 ≤ pH ≤ 9,0

4

Temperatuur

°C

De verhoging van de gemeten waarde ten opzichte van de natuurlijke waarden mag niet meer zijn dan 2°C

4

Kleurintensiteit

mg/l (Pt)

Het verschil tussen de gemeten waarde en de natuurlijke waarde mag niet meer zijn dan 10 mg Pt/l

4

Gesuspendeerde stoffen

mg/l

De verhoging van de gemeten waarde ten opzichte van de natuurlijke waarde mag niet meer zijn dan 30% van de natuurlijke waarde

4

Saliniteit

g/kg

≤ 40

12

   

Het verschil tussen de gemeten waarde en de natuurlijke waarde mag niet meer zijn dan 10% van de natuurlijke waarde

 

Olie

Geen zichtbare film op het wateroppervlak. Geen afzetting op de schelpdieren

4

Geur

De schelpdieren mogen niet worden gekenmerkt door een onnatuurlijke geur

31

Smaak

De schelpdieren mogen niet worden gekenmerkt door een onnatuurlijke smaak

32

Thermotolerante bacteriën van de coli-groep

aantal/ml

≤ 3 in het schelpdiervlees en de vloeistof binnen de schelp van het schelpdier

4

Zuurstof opgelost

mg/l-O2

≥ 7

12

Gehalogeneerde organische stoffen en de metalen:

 

De concentraties van deze stoffen in het schelpdier-

2

Arseen

 

water of in het schelpdiervlees mogen geen schadelijke

 

Cadmium

 

effecten veroorzaken op de schelpdieren en hun larven

 

Chroom

     

Koper

     

Kwik

     

Lood

     

Nikkel

     

Zilver

     

Zink

     

Voorschriften ten aanzien van de toetsing

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Met het oog op de beantwoording van de vraag of aan de kwaliteitsdoelstelling is voldaan, dient te worden nagegaan of er overschrijdingen van de normen zijn opgetreden. Daarbij dienen niet te worden meegerekend:

  • a. overschrijdingen van de normen die zijn veroorzaakt door uitzonderlijke weersomstandigheden,

  • b. per kalenderjaar per parameter één overschrijding van de norm voor parameters ten aanzien waarvan 12 keer per jaar onderzoek dient plaats te vinden, indien minstens 11 waarnemingen beschikbaar zijn waaronder geen ov erschrijding als bedoeld onder a voorkomt, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 50% van de norm. Wanneer waarnemingen zijn uitgevallen als gevolg van ijsbedekking, geldt dit voorschrift indien minstens 10 waarnemingen beschikbaar zijn waaronder geen overschrijding als bedoeld onder a voorkomt.

Bijlage V. Voorschriften met betrekking tot het onderzoek omtrent de in de bijlagen I-IV genoemde parameters

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

1. De plaats van het onderzoek

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Ten aanzien van oppervlaktewaterlichamen waaraan de kwaliteitsdoelstelling oppervlaktewater voor de bereiding van drinkwater is verbonden, dient het onderzoek te worden verricht op een plaats die representatief is voor de waterkwaliteit op het punt waar een oppervlaktewaterlichaam vóór de zuiveringsbehandeling wordt onttrokken.

Ten aanzien van een oppervlaktewaterlichaam waaraan de kwaliteitsdoelstelling zwemwater is verbonden, dient het onderzoek te worden verricht op een plaats die representatief is voor het gedeelte van een oppervlaktewaterlichaam, waar doorgaans de meeste zwemmers worden aangetroffen.

Ten aanzien van een oppervlaktewaterlichaam waaraan de kwaliteitsdoelstelling water voor zalmachtigen, water voor karperachtigen of schelpdierwater is verbonden, dient het onderzoek te worden verricht op een plaats die representatief is voor de hoedanigheid van het water waarop genoemde kwaliteitsdoelstelling van toepassing is.

2. De tijdstippen van onderzoek

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Het onderzoek dient op een zodanig tijdstip te geschieden, dat de uitkomsten van het onderzoek representatief zijn voor de hoedanigheid van het betreffende water.

Ten aanzien van de parameters temperatuur, zuurgraad en zuurstof opgelost, waarbij de resultaten van het onderzoek afhankelijk zijn van dagelijks voorkomende natuurlijke fluctuaties, dient een zodanig tijdstip gekozen te worden dat de uitkomsten van het onderzoek representatief zijn voor het etmaalgemiddelde over de dag waarop het onderzoek plaatsvindt.

3. De conservering van het monster

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

Een monster dat niet ter plaatse wordt onderzocht, dient zodanig te worden bewaard dat de uitkomst van het onderzoek niet in betekenende mate wordt beïnvloed.

Voor de conservering van het monster wordt aanbevolen de voorschriften zoals gesteld in de praktijkrichtlijn 6601 van het Nederlands Normalisatie-instituut in acht te nemen.

4. De werkwijze ten aanzien van metingen

[Regeling vervallen per 17-03-2010]

4.1.Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

  • - meetmethode: een methode voor de bepaling van een in de bij deze bijlage behorende tabel genoemde parameter;

  • - meetprincipe: omschrijving van het beginsel waarop een meetmethode berust;

  • - standaardmeetmethode: een door het Nederlands Normalisatie-instituut vastgestelde meetmethode;

  • - enkelvoudige meetuitkomst: een door één meting verkregen waarde;

  • - gemiddelde van de meetuitkomsten: het rekenkundig gemiddelde van een eindige serie enkelvoudige meetuitkomsten;

  • - werkelijke waarde: de waarde van een parameter, niet zijnde de parameters temperatuur, zuurgraad en zuurstof opgelost, die wordt verkregen door aan een bekende hoeveelheid gedestilleerd gedemineraliseerd water een eveneens bekende hoeveelheid van de desbetreffende stof toe te voegen;

  • - standaardafwijking(s): de standaardafwijking, te berekenen met de formule:

Bijlage 2626.png

waarbij n het aantal enkelvoudige meetuitkomsten dat in beschouwing genomen wordt aangeeft, ∑ het gemiddelde van de uitkomsten en i het rangnummer, behorende bij het resultaat van de in beschouwing genomen uitkomsten.

4.2.Van de meetmethoden moet kunnen worden aangetoond dat deze voldoen aan de hierna gestelde eisen ten aanzien van precisie, systematische afwijking en aantoonbaarheidsgrens.

  • a. Precisie

    Tweemaal de waarde van de standaardafwijking van een serie meetuitkomsten dient kleiner te zijn dan of gelijk aan de in de tabel onder "precisie" aangegeven waarde.

  • b. Systematische afwijking

    Het verschil tussen de werkelijke waarde en de waarde van het rekenkundig gemiddelde van een serie meetuitkomsten dient kleiner te zijn dan of gelijk aan de in de tabel onder "systematische afwijking" aangegeven waarde.

  • c. Aantoonbaarheidsgrens

    Bij meting van een oplossing met een in de tabel onder "aantoonbaarheidsgrens" aangegeven waarde, dient van een serie meetuitkomsten een gemiddelde meetuitkomst te worden verkregen, die groter is dan drie maal de standaardafwijking van een serie meetuitkomsten, met behulp van de toegepaste meetmethode verkregen bij meting van gedestilleerd gedemineraliseerd water, vermeerderd met het gemiddelde van laatstbedoelde meetuitkomsten.

    • - De hiervoor onder a, b en c bedoelde meetuitkomsten dienen te zijn verkregen uit metingen, verricht door dezelfde waarnemer met dezelfde middelen en dezelfde hulpstoffen onder zoveel mogelijk gelijke omstandigheden.

    • - De in a, b en c genoemde serie meetuitkomsten bestaan uit tenminste 10 enkelvoudige meetuitkomsten.

    • - Voor de vaststelling van de precisie en de systematische afwijking dient gebruik te worden gemaakt van een oplossing waarin de te onderzoeken stof voorkomt in een nauwkeurig bekende concentratie die ten hoogste 20% mag afwijken van de voor de betreffende parameter in bijlage I aangegeven waarde.

    In afwijking van het voorafgaande dient voor de vaststelling van de precisie en de systematische afwijking van de parameters temperatuur, zuurgraad en zuurstof opgelost gebruik gemaakt te worden van de volgende methoden.

    Voor temperatuur: vergelijking met een geijkte thermometer bij 0°C en 25°C.

    Voor zuurgraad: vergelijking met twee of meer standaard bufferoplossingen waarvan de pH-waarde nauwkeurig bekend is en ligt tussen 6,5 en 9.

    Voor zuurstof opgelost: vergelijking met een verzadigde zuurstofoplossing waarvan het gehalte aan opgelost zuurstof nauwkeurig bekend is.

4.3.Het onderzoek naar de waarde van de parameters in een oppervlaktewaterlichaam dient te geschieden met meetmethoden die in ieder geval gebaseerd zijn op de voor deze parameters in de tabel aangegeven meetprincipes. Indien voor een parameter in de tabel geen eisen zijn gesteld ten aanzien van precisie, systematische afwijking en aantoonbaarheidsgrens, dient het onderzoek naar de waarde van deze parameter in een oppervlaktewaterlichaam te geschieden met de voor deze parameter in de tabel aangegeven standaardmeetmethode.

4.4.Indien redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid van een toegepaste of toe te passen meetmethode, onderscheidenlijk aan de juistheid van de daarmee verkregen resultaten, wordt deze methode door degene die zodanige methode toepast of gaat toepassen, vergeleken met de in de tabel aangegeven standaardmeetmethode of worden - voor zover mogelijk - de resultaten, verkregen met eerstbedoelde meetmethode vergeleken met de resultaten, verkregen met de standaardmeetmethode.

Parameter

Meetprincipe

Eenheid

Precisie33

Systematische afwijking34

Aantoonbaarheidsgrens

Standaardmeetmethode (NEN)

Kleurintensiteit

Filtreren over glasvezelfilter; fotometrische methode met gebruik van de pt/Co referentieschaal

mg/l-Pt

10%

10%

2

6413

1e druk 1979

Gesuspendeerde stoffen

Membraanfiltratie 0,45 µm, drogen bij 105°C en wegen

mg/l

6484

1e druk 1982

Geleidingsvermogen voor elektriciteit

Impedantiemeting met correctie tot 20°C

m S/m

5%

5%

6412

1e druk 1979

Saliniteit

Impedantiemeting

g/kg

Geur- en verdunningsfactor

Zintuiglijke waarneming bij 20°C door vergelijking van geurloos water met verdunningen van het monster van een oppervlaktewaterlichaam. Het monster van een oppervlaktewaterlichaam dient door toevoeging van geurloos water verdund te zijn met de factor: 0, 4, 8, 12, 16, 20 en 24

Temperatuur

Thermometrie, de meting wordt bij de bemonstering ter plaatse uitgevoerd

°C

0,5

1

Zuurgraad

Methode met specifieke elektroden, de meting wordt bij de bemonstering ter plaatse uitgevoerd

pH

0,1

0,2

6411

1e druk 1981

Doorzicht

Secchi-schijf, de meting wordt bij de bemonstering ter plaatse uitgevoerd

m

6606

1e druk 1981

Zuurstof opgelost

Methode van Winkler, Methode met specifieke elektroden

mg/l-O2

0,5

0,5

6490

1e druk 1982

Chemisch zuurstofverbruik

Oxydatie met behulp van kaliumdichromaat na filtratie over een filter met poriëngrootte van 0,45 µm

mg/l-O2

10%

10%

15

3235 ≥.3

2e druk 1976

Biochemisch zuurstofverbruik

Bepaling van de opgeloste zuurstof voor en na 5 dagen incubatie bij 20 ± 1°C in het donker. Toevoeging van eennitrificatie-inhibitor

mg/l-O2

 

3235 ≥5.4

1e druk 1972

Organisch gebonden stifstof

Absorptiespectrometrie na Kjeldahldestructie tot ammonium met correctie voor het anorganisch ammonium

mg/l-N

0,5

0,5

0,2

6481

1e druk 1982

Algenbiomassa

Filtratie van de algen. Extractie van chlorofyl-a met een daartoe geschikt medium. Fotometrische bepaling van het chlorofyl-a. Het verschil van de extincties gemeten bij 665 en 750 ml is een maat voor het chlorofyl-a gehalte

µg/l-chloro-fyl-a

6520

1e druk 1981

Ammoniak

Berekening van het gehalte aan ammoniak uit het gehalte aan ammonium

6644

1e druk 1983

Ammonium

Absorptiespectrometrie

mg/l-N

0,03

0,03

0,03

6472

1e druk 1981

Nitriet

Absorptiespectrometrie

mg/l-N

6474

1e druk 1981

Nitraat

Absorptiespectrometrie

mg/l-N

10%

10%

1

6440

1e druk 1981

Sulfaat

Absorptiespectrometrie. Titrimetrie

mg/1-SO4

10%

10%

5

6487

1e druk 1982

Fosfaat

Absorptiespectrometrie

µg/1-P

10%

20%

20

6479

1e druk 1981

Cyanide

Absorptiespectrometrie

µg/1-CN

10%

10%

10

6489

1e druk 1982

Fluoride

Absorptiespectrometrie. Methode met specifieke elektroden

mg/1-F

5%

5 %

0,05

6483

1e druk 1982

Chloride

Absorptiespectronletrie. Titrimetrie volgens de methode Mollr

mg/1-C1

5%

5 %

5

6470

1e drllk 1981

Residueel chloor

Diethyl-p-phenyleendiamine methode, de meting wordt ter plaatse van de bemonstering uitgevoerd

µg/1-HOCI

6480

1e druk 1982

Beryllium

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/1-Be

10%

10%

0,1

Boor

Atomaire absorptiespectrometrie, absorptiespectrometrie

mg/1-B

10%

10%

0,1

Natrium

Atomaire absorptiespectrometrie, vlamfotometrie

mg/1-Na

5%

5 %

1

6442

1e druk 1979

Chroom

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/l-Cr

10%

10%

5

6444

1e druk 1977

Mangaan

Atomaire absorptiespectrometrie

mg/l-Mn

10%

20%

0,1

6461

1e druk 1981

IJzer opgelost

Atomaire absorptiespectrometrie na filtratie over een filter met poriëngrootte 0,45 µm

mg/l-Fe

10%

10%

0.02

6460

1e druk 1981

Koper

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/l-Cu

5%

5%

2.5

6454

1e druk 1981

Zink

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/l-zn

5%

5%

10

6443

1e druk 1977

Arseen

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/l-As

20%

20%

2

6457

1e druk 1981

Seleen

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/l-Se

20%

20%

2

Cadmium

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/l-Cd

10%

10%

0.5

Barium

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/l-Ba

15%

20%

20

6436

1e druk 1982

Kwik

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/l-Hg

30%

30%

0.1

6445

1e druk 1978

Lood

Atomaire absorptiespectrometrie

µg/l-Pb

10%

10%

5

Minerale olie

Infrarood absorptiespectrometrie na extractie met tetraehloorkoolstof

µg/l

20%

30%

10

Oppervlakte actieve stoffen die reageren met methyleen-blauw

Absorptiespectrometrie

µg/l

10%

10%

50

Met waterdamp vluch-tige fenolen

Absorptiespectrometrie met behulp van de 4 amino-antipyrine methode

µg/l-C6H5oH

0,5

0,5

0.5

6670

1e druk 1982

Extraheerbaar organisch gebonden chloor

Microcoulometrie na extractie met petroleumether 3x

g/l-Cl

1

Vluchtig organisch gebonden chloor

Microcoulometrie na uitblazen met inert gas

µg/l-Cl

0.5

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

Extractie met hexaan, meting van de fluorescentie in het ultraviolet na dunne-laag-chromatografie of vloeistofchroma-tografie. Kwantificering met behulp van de referentiestoffen fluorantheen; benzo 11,12 >fluorantheen; benzo 3,4 fluorantheen; benzo 3,4 pyreen; benzo 1,12 peryleen; indeno (1,2.3,-cd) pyreen

µg/l

50%

50%

0.04

Organochloor pesticiden

Identificatie met behulp van gaschromatografie na extractie en voorzuivering. Kwantitatieve bepaling met behulp van ijkvloeistoffen

µg/l

50%

50%

0.05

Cholinesteraseremmers

Extractie met dichloormethaan. Oxidatie met broom van het indampresidu. Incubatie met paardeserum en butyrylthiocholine. Fotometrische bepaling van het gevormde thiocholine. Het resultaat wordt uitgedrukt in paraoxon

µg/l paraoxon

Thermotolerante bacteriën van de coligroep

Ophoping in een vloeibaar, laetosehoudend medium bij 37°C gevolgd door bevestiging in een meer selectief vloeibaar lactosehoudend medium bij 44°C. Kwantificering met behulp van een M.W.A.-tabel.

aantal/ml

6572

1e druk 1982

Membraanfiltratie, voorincubatie bij 25°C, incubatie bij 44°C op een vast lactosehoudend medium gevolgd door bevestiging in een meer selectief vloei-baar lactosehoudend medium bij 44°C

aantal/ml

6570

1e druk 1982

Faecale streptococcen

ophoping in een vloeibaar azidehoudend medium gevolgd door bevestiging op een meer selectief vast azide-houdend medium.

aantal/ml

6563

1e druk 1982

 

Membraanfiltratie en incubatie op een vast azidehoudend medium

aantal/ml

Salmonellae

Voorophoping in een vloeibaar, niet selectief medium. Ophoping in een vloeibaar (∗1)selectief medium. Isolatie op een vast selectief medium. Bevestiging door biochemische en serologi-sche methoden

aantal 100ml

 

Entero-virussen

Concentratie door middel van filtratie en/of uitvlokking en centrifugeren; bevestiging door middel van plaque-formatie-methode (P.F.U.) of cytopathogeen-effect-methode

aantal/l

Geur (water) (organismen)-

Zintuiglijke waarneming ter plaatse Bepaling van geurafwijkingen van rauwe monsters ten opzichte van monsters uit een onverdacht oppervlaktewaterlichaam

Kleur

Zintuiglijke waarneming ter plaatse

Olie

Zintuiglijke waarneming ter plaatse

Schuim

Zintuiglijke waarneming ter plaatse

Smaak (organismen)

Bepaling van smaakafwijkingen van rauwe en gekookte monsters ten opzichte van monsters uit een onverdacht oppervlaktewaterlichaam

Vuil

Zintuiglijke waarneming ter plaatse

  1. De onderzoeksfrequentie kan per parameter worden teruggebracht van 12 tot 4, van 6 tot 2 en van 4 tot 1 indien:
    • 1°. onderzoek gedurende de twee voorafgaande jarenheeft aangetoond dat de desbetreffende norm geen enkele maal anders dan als gevolg van uitzonderlijke weersomstandigheden, of uitzonderlijke hydrodynamische omstandigheden zoals die afgeleid kunnen worden uit hoge gehalten aan gesuspendeerde stoffen, is overschreden, alsmede

    • 2°. redelijkerwijs kan worden aangenomten dat de norm niet zal worden overschreden.

    ^ [1]
  2. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [2]
  3. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [3]
  4. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [4]
  5. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [5]
  6. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [6]
  7. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [7]
  8. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [8]
  9. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [9]
  10. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [10]
  11. Overige bestrijdingsmiddelen zijn gewasbeschermingsmiddelen of biociden als bedoeld in artikel 1 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden waarvoor niet elders in het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren parameters en daarbij behorende normen en onderzoeksfrequenties zijn gesteld. ^ [11]
  12. De belangrijkste afbraakprodukten zijn de in het Nederlandse oppervlaktewater voorkomende stoffen die onder invloed van biologische of chemische processen uit bestrijdingsmiddelen zijn ontstaan en die van nature niet in dat oppervlatewater voorkomen. ^ [12]
  13. Overige bestrijdingsmiddelen zijn gewasbeschermingsmiddelen of biociden als bedoeld in artikel 1 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden waarvoor niet elders in het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren parameters en daarbij behorende normen en onderzoeksfrequenties zijn gesteld. ^ [13]
  14. De belangrijkste afbraakprodukten zijn de in het Nederlandse oppervlaktewater voorkomende stoffen die onder invloed van biologische of chemische processen uit bestrijdingsmiddelen zijn ontstaan en die van nature niet in dat oppervlatewater voorkomen. ^ [14]
  15. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [15]
  16. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [16]
  17. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [17]
  18. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [18]
    • a. De onderzoeksfrequentie kan per parameter worden teruggebracht van 52 tot 12, van 12 tot 4 en van 4 tot 1 indien:

      • onderzoek gedurende de twee voorafgaande jaren heeft aangetoond dat de desbetreffende norm geen enkele maal anders dan als gevolg van uitzonderlijke weersomstandigheden, of uitzonderlijke hydrodynamische omstandigheden zoals die afgeleid kunnen worden uit hoge gehalten aan gesuspendeerde stoffen, is overschreden, alsmede

      • redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de norm niet zal worden overschreden.

    • b. Geen onderzoek behoeft plaats te vinden indien:

      • onderzoek heeft aangetoond dat de waterkwaliteit aan de kwaliteitsdoelstelling voldoet, alsmede

      • geen afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in het water gebracht worden, alsmede

      • redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zodanige stoffen niet in het water zullen worden gebracht.

    ^ [19]
  19. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [20]
  20. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [21]
  21. Een onderzoek vindt plaats indien ten aanzien van het desbetreffende oppervlaktewater uit organoleptische waarnemingen, chemische identificatie van hoge concentratie aan fenolen, minerale olie of residueel chloor of uit gegevens uit andere bronnen, een smaakafwijking van het visvlees wordt vermoed. ^ [22]
  22. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [23]
  23. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [24]
  24. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [25]
  25. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [26]
  26. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [27]
  27. Overschrijdingen van de norm als gevolg van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water worden niet beschouwd als overschrijding. ^ [28]
  28. Een onderzoek vindt plaats indien de aanwezigheid van residueel chloor wordt vermoed. ^ [29]
    • a. De onderzoeksfrequentie kan per parameter worden teruggebracht van 12 tot 4 en van 4 tot 1 indien:

      • onderzoek gedurende de twee voorafgaande jaren heeft aangetoond dat de desbetreffende norm geen enkele maal anders dan als gevolg van uitzonderlijke weersomstandigheden is overschreden, alsmede

      • redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de norm niet zal worden overschreden.

    • b. Geen onderzoek behoeft plaats te vinden indien:

      • onderzoek heeft aangetoond dat de waterkwaliteit aan de kwaliteitsdoelstelling voldoet, alsmede

      • geen afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in het water gebracht worden, alsmede

      • redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zodanige stoffen niet in het water zullen worden gebracht.

    ^ [30]
  29. Een onderzoek vindt plaats indien ten aanzien van het schelpdiervlees een smaak- of geurafwijking wordt vermoed. ^ [31]
  30. Een onderzoek vindt plaats indien ten aanzien van het schelpdiervlees een smaak- of geurafwijking wordt vermoed. ^ [32]
  31. Indien precisie en systematische afwijking zijn aangegeven in procenten betreffen deze percentages de in bijlage 1 aangegeven waarden voor de verschillende parameters. ^ [33]
  32. Indien precisie en systematische afwijking zijn aangegeven in procenten betreffen deze percentages de in bijlage 1 aangegeven waarden voor de verschillende parameters. ^ [34]
Naar boven