Besluit samenstelling en werkwijze commissie beheer landbouwgronden

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Besluit van 30 oktober 1981, houdende voorschriften betreffende de samenstelling en de werkwijze van de commissie beheer landbouwgronden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 17 augustus 1981, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, nr. J. 5559;

Gelet op artikel 31, derde en zesde lid, van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248);

De Raad van State gehoord (advies van 30 september 1981, nr. 810923/23);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw en Visserij van 22 oktober 1981, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, nr. J. 6760;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

"commissie": commissie beheer landbouwgronden als bedoeld in artikel 30 van de Wet agrarisch grondverkeer (Stb. 1981, 248);

Artikel 2

In de commissie hebben zitting;

  • a. de Directeur-Generaal Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, die tevens voorzitter is;

  • b. vier ambtelijke leden, onderscheidenlijk vertegenwoordigend: Onze Minister, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

  • c. twee leden te benoemen door Onze Minister op voordracht van het Interprovinciaal Overleg;

  • d. één lid, te benoemen door Onze Minister op voordracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

  • e. één lid, te benoemen door Onze Minister op voordracht van de Unie van Waterschappen;

  • f. drie leden, die worden benoemd op voordracht van de Federatie van Land- en Tuinbouworganisaties Nederland;

  • g. één lid, te benoemen door Onze Minister op voordracht van de Stichting Natuur en Milieu;

  • h. één lid, te benoemen door Onze Minister op voordracht van de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten;

  • i. één lid, dat benoemd wordt op voordracht van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond, ANWB;

  • j. één lid, te benoemen door Onze Minister op voordracht van de Nederlandse Vereniging van Boseigenaren.

Artikel 3

  • 3 Degene, die in de commissie de plaats inneemt van een lid, wiens zittingsduur nog niet verstreken was, heeft zitting tot het einde van die duur.

Artikel 4

Aan de leden kan op hun verzoek dan wel, in voorkomend geval, op verzoek van de organisatie die het betrokken lid heeft voorgedragen ontslag worden verleend.

Artikel 5

  • 1 De commissie wijst uit de leden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 2 Onze Minister kan aan de commissie een adjunct-secretaris toevoegen.

Artikel 7

  • 1 De commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit wenselijk oordeelt of ten minste 3 leden dit onder opgaaf van redenen schriftelijk verzoeken. In het laatste geval wordt de commissie bijeengeroepen binnen een maand na ontvangst van het desbetreffende verzoek.

  • 2 De voorzitter kan, wanneer een vergadering niet voltallig is, de beslissing over zaken welke op de agenda van die vergadering zijn geplaatst, welke zulks naar zijn oordeel rechtvaardigen, aanhouden tot een volgende vergadering.

  • 3 De commissie vergadert ten minste twee maal per jaar.

Artikel 8

  • 1 De commissie besluit bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 2 Elk der leden alsmede de voorzitter van de commissie beschikt over één stem.

  • 3 Stemming over personen geschiedt schriftelijk.

  • 4 Bij staking der stemmen wordt binnen vier weken een nieuwe vergadering uitgeschreven. In de oproeping voor deze vergadering moet het doel van deze vergadering duidelijk zijn aangegeven. Indien in de aldus te houden vergadering de stemmen wederom staken wordt de desbetreffende aangelegenheid aan Onze Minister voorgelegd.

Artikel 10

De leden en adviserende leden genieten voor het bijwonen van vergaderingen een vergoeding bepaald ingevolge het Vacatiegeldenbesluit 1988, alsmede een reis- en verblijfkostenvergoeding op de voet van het Reisbesluit binnenland.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 30 oktober 1981

Beatrix

De Minister van Landbouw en Visserij,

J. de Koning

Uitgegeven de negentiende november 1981

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Naar boven