EEG-IJkregeling gewichtscontrole- en gewichtssorteermachines

[Regeling vervallen per 01-02-2007.]
Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 24-12-2000 t/m 31-01-2007

EEG-IJkregeling gewichtscontrole- en gewichtssorteermachines

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Th. M. Hazekamp,

Gelet op artikel 23 van de IJkwet 1937 (Stb. 627) en de artikelen 4, 5, 7, 18, 19, 22, 23, 28, 30 en 38 van het Algemeen EEG-IJkbesluit (Stb. 1978, 168);

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 2 De in de aanhef van het eerste lid bedoelde meetmiddelen worden hierna aangeduid als ‘gewichtscontrolemachines’, onderscheidenlijk ‘gewichtssorteermachines’, dan wel als ‘machines’.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

De bepalingen van de bij deze regeling behorende bijlage moeten in acht worden genomen:

  • a. bij het aanvragen en het verrichten van het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring en bij de eerste EEG-ijk;

  • b. bij de herkeuring en bij het onderzoek, bedoeld in artikel 16, eerste lid, of 29c van de wet, van gewichtscontrole- of gewichtssorteermachines, die EEG-geijkte meetmiddelen zijn of kennelijk EEG-geijkte meetmiddelen zijn geweest;

  • c. bij het onderzoek, bij het onderzoek, bedoeld in artikel 16, eerste lid, of 29c van de wet, van gewichtscontrole- of gewichtssorteermachines, die voldoen aan het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van het Algemeen EEG-IJkbesluit (Stb. 1978, 168) maar ingevolge het tweede lid van dat artikel niet als EEG-geijkte meetmiddelen worden aangemerkt.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

  • 1 Deze beschikking wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

  • 2 Zij treedt in werking met ingang van 1 mei 1981.

's-Gravenhage, 22 april 1981

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

Th. M. Hazekamp

Hoofdstuk I. Definities en terminologie

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

1. Algemene definities

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Gewichtscontrolemachines en gewichtssorteermachines zijn machines die voorwerpen naar gelang van hun massa in twee of meer groepen onderverdelen.

1.1. Gewichtscontrolemachines

Machines die voorwerpen waarvan de massa varieert om een vooraf bepaalde waarde, nominale massa genoemd, onderverdelen.

De taak van een gewichtscontrolemachine is de voorwerpen in twee of meer groepen onder te verdelen, volgens de waarde van het verschil tussen hun massa en de nominale massa.

1.2. Gewichtssorteermachines

Machines die voorwerpen met verschillende massa, waarvoor geen nominale massa is vastgesteld, onderverdelen.

De taak van een gewichtssorteermachine is de voorwerpen in te delen in verschillende groepen, die ieder worden gekenmerkt door een gegeven massa-interval.

2. Terminologie

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

2.1. Indeling volgens de controle- of sorteermethode

2.1.1. Machines die de voorwerpen verdelen in groepen die de machine gescheiden verlaten.

2.1.2. Machines die de voorwerpen onderverdelen door ieder voorwerp een merkteken te geven waardoor de groep waartoe het voorwerp behoort, gekenmerkt wordt.

2.1.3. Machines die het aantal voorwerpen van elke groep tellen zonder deze voorwerpen van elkaar te scheiden.

2.1.4. Machines die voor elk voorwerp van een groep een visueel of auditief signaal geven zonder deze voorwerpen van elkaar te scheiden.

2.2. Indeling naar de werkwijze

2.2.1. Continu werkende gewichtscontrole- of gewichtssorteermachines

Machines met continue verplaatsing van de lasten.

De lasten worden in een continue beweging op de lastdrager gebracht en de informatie omtrent de massa wordt tijdens deze beweging verkregen.

2.2.2. Discontinu werkende gewichtscontrole- of gewichtssorteermachines

Machines met discontinue verplaatsing van de lasten.

De lasten worden in een discontinue beweging op de lastdrager gebracht en de informatie omtrent de massa wordt verkregen terwijl de last stilstaat.

2.3. Onderdelen

2.3.1. Meetsysteem

2.3.1.1. Weegcel

Inrichting die informatie geeft over de massa van de last die moet worden gecontroleerd of gesorteerd. Deze cel kan een niet-automatisch weegwerktuig of een deel van een niet-automatisch weegwerktuig zijn.

Zij omvat een lastdrager, een lastvereffeningsinrichting, en eventueel een aanwijsinrichting die bijvoorbeeld de waarde van de massa van de last of het verschil tussen die waarde en een referentiewaarde aangeeft in eenheden van massa.

2.3.1.2. Startinrichting

Inrichting die de opdracht geeft de informatie over de massa in te winnen.

2.3.1.3. Verwerkingsinrichting

Inrichting die de gegevens van de weegcel in een signaal omzet en dat signaal verwerkt tot een controle- of sorteeropdracht.

2.3.1.4. Aanwijsinrichting

Inrichting die ten minste één van de volgende inlichtingen verschaft:

  • -

    de massa van de gecontroleerde last,

  • -

    het verschil tussen deze massa en een referentiewaarde,

  • -

    de groep waartoe de gecontroleerde of gesorteerde last behoort.

2.3.2. Lastentransporteur

Inrichting waarmee de lasten op de lastdrager worden gebracht en ervan worden afgevoerd.

Deze inrichting kan deel uitmaken van de weegcel.

2.3.3. Instelinrichting

Inrichting met behulp waarvan de massagrenswaarden van de groepen kunnen worden ingesteld.

2.3.4. Sorteerinrichting

Inrichting waarmee de lasten automatisch in verschillende groepen worden verdeeld, Deze inrichting behoeft geen onderdeel van de machine te zijn.

2.3.5. Terugkoppelinrichting

Inrichting die de instelling van het toestel dat de lasten vóór de gewichtscontrolemachine samenstelt, automatisch corrigeert aan de hand van de controleresultaten.

2.3.6. Telwerk

Inrichting die het aantal lasten dat de lastdrager is gepasseerd, aangeeft (lastentelwerk) of die het aantal lasten van elk van de groepen telt (groepentelwerk).

2.4. Standaardproeflast

De standaardproeflast is de last waarmee de standaardgrensonscherpte (Us), onder de voorwaarden van 7.2.1. wordt bepaald,

2.5. Metrologische kenmerken

2.5.1. Nominaal instelpunt

In eenheden van massa uitgedrukte waarde die door de bediener met behulp van de instelinrichting tevoren wordt gekozen als grens tussen twee opeenvolgende groepen.

2.5.2. Werkelijk instelpunt

In eenheden van massa uitgedrukte waarde waarbij voor dezelfde last, twee verschillende beslissingen met dezelfde waarschijnlijkheid kunnen worden genomen.

2.5.3. Instelbereik

Gebied waarbinnen een nominaal instelpunt kan worden ingesteld voor een gegeven nominale massa van de lasten.

2.5.4. Instelinterval (Breedte van een groep)

In eenheden van massa uit gedrukt interval tussen opeenvolgende nominale instelpunten.

2.5.5. Instelfout

Verschil tussen de waarde van het nominale en het werkelijke instelpunt.

2.5.6. Gewichtsklasse

Groep van lasten die in een gegeven interval vallen. Bij n instelpunten is het gehele lastengebied, van nul tot oneindig, in (n+1) gewichtsklassen verdeeld.

2.5.7. Minimaal weegvermogen

Waarde van de belasting beneden welke de machine eventueel niet meer in staat is om de last op juiste wijze te identificeren of in te delen in de groep waartoe hij behoort.

2.5.8. Grensonscherpte

In eenheden van massa uitgedrukte waarde van het interval waarin de beslissing van de machine onbepaald is.

2.5.8.1. Standaardgrensonscherpte (Us)

Door de fabrikant opgegeven, in eenheden van massa uitgedrukte waarde van het interval waarin de machine twee verschillende beslissingen kan nemen voor een standaardproeflast en een gegeven werksnelheid.

2.5.8.2. Nominale grensonscherpte (Un)

Door de fabrikant opgegeven, in eenheden van massa uitgedrukte waarde van het interval waarin de machine twee verschillende beslissingen kan nemen voor een gegeven produkt en een gegeven werksnelheid.

2.5.8.3. Werkelijke grensonscherpte (Ua)

Door de ijkinstelling of een ijkbevoegde geconstateerde, in eenheden van massa uitgedrukte waarde van het interval waarin de machine twee verschillende beslissingen kan nemen voor een standaardproeflast of een gegeven produkt en een gegeven werksnelheid,

De conventionle waarde is gelijk aan 6 σ (van –3 σ tot +3 σ); σ is de standaarddeviatie.

2.5.9. Gewichtscontrole- of sorteersnelheid (Werksnelheid)

Aantal lasten die per eenheid van tijd op hun massa worden gecontroleerd of gesorteerd.

2.5.10. Lengte van de last

Lengte van de last, gemeten in de verplaatsingsrichting.

2.5.11. Weegtijd

Tijd die verloopt vanaf het ogenblik waarop de last zich volledig op de lastdrager bevindt tot het ogenblik waarop de informatie omtrent de massa wordt verstrekt.

2.5.12. Responsietijd

Tijd die verloopt tussen het ogenblik waarop de last zich volledig op de lastdrager bevindt en het ogenblik waarop het verschil tussen de op dat ogenblik bestaande en de uiteindelijke informatie van de weegcel, minder de Un bedraagt.

2.6. Het verband tussen de metrologische kenmerken, bedoeld in de punten 2.5.1.–2.5.4. en 2.5.8., wordt weergegeven in de onderstaande schematische voorstelling.

Bijlage 46760.png

Hoofdstuk II. Metrologische voorschriften

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

3. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

3.1. Afleeseenheid van de weegcel

Indien de weegcel een in eenheden van massa onderverdeelde aanwijsinrichting heeft, moeten de afleeseenheid en de ijkeenheid hiervan voldoen aan de bepalingen van bijlage I behorende bij de richtlijn nr. 90/384/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1990 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake niet-automatische weegwerktuigen (PbEG L 189).

3.2. Maximale standaardgrensonscherpte

De standaardgrensonscherpte Us mag niet meer bedragen dan:

1 g voor nominale massa's tot en met 100g,

1% voor nominale massa's boven 100g.

3.3. Verband tussen de nominale grensonscherpte en de standaardgrensonscherpte

De nominale grensonscherpte (Un) mag niet kleiner zijn dan de standaard grensonscherpte (Us).

4. Maximaal toelaatbare fouten

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

4.1. Maximaal toelaatbare fouten bij de EEG-modelgoedkeuring

4.1.1. Weegcel

Indien de weegcel een in eenheden van massa onderverdeelde aanwijsinrichting heeft, wordt zij als een niet-automatisch weegwerktuig beschouwd en dienen de maximaal toelaatbare fouten bij statische beproeving te voldoen aan bijlage I behorende bij de richtlijn nr. 90/384/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1990 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake niet-automatische weegwerktuigen (PbEG L 189), welke bij de eerste EEG-ijk gelden.

4.1.2. Werkelijke grensonscherpte (Ua)

De werkelijke grensonscherpte(n) die bij proeven volgens hoofdstuk V wordt (worden) bepaald, mag (mogen) niet groter zijn dat 0,8 maal de standaardgrensonscherpte (Us).

4.1.3. Instelfout

De instelfout mag niet groter zijn dan 0.5 maal de standaardgrensontscherpte (Us).

4.1.4. Variatie van het werkelijke instelpunt met de tijd

De variatie van het werkelijke instelpunt mag niet groter zijn dan 0,5 maal de standaardgrensonscherpte (Us) tijdens een 8-urige werkingsperiode van de machine.

4.1.5. Variatie van het werkelijke instelpunt met de temperatuur

De Variatie van het werkelijke instelpunt mag niet groter zijn dan 0,5 maal de standaardgrensonscherpte (Us) per 5°C.

4.1.6. Effect van excentrische belastingen

Indien excentrische belastingen kunnen voorkomen mag het grootst mogelijke verschil tussen de waarden van de massa's die bij een belasting gelijk aan het minimale weegvermogen met de evenwichtsstand overeenkomen, niet groter zijn dan 0,5 maal de standaardgrensonscherpte (Us), ongeacht de plaats op de lastdrager waar deze massa's zijn opgesteld.

4.2. Maximaal toelaatbare fouten bij de eerste EEG-ijk

4.2.1. Weegcel

Indien de weegcel een in eenheden van massa onderverdeelde aanwijsinrichting heeft, wordt zij als een niet-automatisch weegwerktuig beschouwd en dienen de maximaal toelaatbare fouten bij statische beproeving te voldoen aan bijlage I behorende bij de richtlijn nr. 90/384/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1990 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake niet-automatische weegwerktuigen (PbEG L 189), welke bij de eerste EEG-ijk gelden.

4.2.2. Werkelijke grensonscherpte (Ua)

De werkelijke grensonscherpte(n) die bij proeven volgens hoofdstuk V wordt (worden) bepaald, mag (mogen) niet groter zijn dan 0.8 maal de nominale grensonscherpte (Un).

4.2.3. Instelfout

De instelfout mag niet groter zijn dan 0,5 maal de nominale grensonscherpte (Un).

4.2.4. Variatie van het werkelijke instelpunt met de tijd

De variatie van het werkelijke instelpunt mag niet groter zijn dan 0,5 maal de nominale grensonscherpte (Un) tijdens een 8-urige werkingsperiode van de machine.

4.2.5. Variatie van het werkelijke instelpunt met de temperatuur

De variatie van het werkelijke instelpunt mag niet groter zijn dan 0,5 maal de nominale grensonscherpte (Un) per 5°C.

4.3. Maximaal toelaatbare fouten bij de herkeuring en het onderzoek, het onderzoek, bedoeld in artikel 16, eerste lid, of 29c van de wet.

4.3.1. Weegcel

Indien de weegcel een in eenheden van massa onderverdeelde aanwijsrichting heeft, wordt zij als een niet-automatisch weegwerktuig beschouwd en dienen de maximaal toelaatbare fouten bij statische beproeving te voldoen aan bijlage I behorende bij de richtlijn nr. 90/384/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 juni 1990 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake niet-automatische weegwerktuigen (PbEG L 189), welke bij de herkeuring en het onderzoek het onderzoek, bedoeld in artikel 16, eerste lid, of 29c van de wet, gelden.

4.3.2. Werkelijke grensonscherpte (Ua)

De grensonscherpte(n) die bij proeven volgens hoofdstuk V wordt: (worden) vastgesteld, mag (mogen) niet groter zijn dan de nominale grensonscherpte (Un).

4.3.3. Instelfout

De instelfout mag niet groter zijn dan 0,5 maal de nominale grens onscherpte (Un).

5. Toepassingsvoorwaarden van de maximaal toelaatbare fouten

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

5.1. Normale gebruiksomstandigheden

5.1.1. Massa van de lasten

De massa van de lasten moet tussen het maximale en het minimale weegvermogen van de machine liggen.

5.1.2. Minimaal weegvermogen

Het minimale weegvermogen mag niet minder bedragen dan:

25 Un, wanneer Un ≤ 200 mg;

50 Un, wanneer 200 mg < Un ≤ 500 mg;

100 Un, wanneer 500 mg < Un.

5.1.3. Weegtijd

De weegtijd moet ten minste gelijk zijn aan de responsietijd en ten hoogste gelijk aan de tijd gedurende welke de last zich volledig op de lastdrager bevindt.

Deze eis geldt echter niet indien de wijze van constructie en/of de werking van de machine naar het oordeel van de ijkinstelling of een ijkbevoegde, daartoe aanleiding geeft.

Bij alle werksnelheden die lager zijn dan of gelijk aan de maximale werksnelheid mogen de instelfout en de grensonscherpte niet groter zijn dan de daarvoor in punt 4 vastgestelde waarden.

5.2. Beïnvloedingsfactoren

5.2.1. Temperatuur

De machines moeten voldoen aan de voorwaarden van punt 4 bij elke praktisch constante temperatuur binnen een gebied van ten minste 25°C.

Indien de machine bestemd is om te worden gebruikt in een omgeving met temperatuurbeheersing, behoeft echter het bedoelde temperatuurgebied niet groter te zijn dan 10°C.

De temperatuur wordt geacht praktisch constant te zijn indien aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan:

  • -

    het verschil tussen de uiterste temperaturen tijdens een proef is niet groter dan 5°C;

  • -

    de variatie van de temperatuur is niet groter dan 1°C per 5 minuten.

5.2.2. Elektrische voeding

Het werkelijke instelpunt en de werkelijke grensonscherpte (Ua) moeten voldoen aan de voorwaarden van punt 4 bij de volgende variaties van de elektrische voeding:

  • -

    15% tot + 10% van de nominale spanning en

  • -

    2% tot + 2% van de nominale frequentie.

5.2.3. Andere beïnvloedingsfactoren

De machines moeten ook aan de voorwaarden van punt 4 voldoen wanneer zij worden beïnvloed door andere factoren dan de onder 5.2.1. en 5.2.2. genoemde, indien die andere factoren zich kunnen voordoen ten gevolge van de omstandigheden van de installatie en het beoogde gebruik van de machines.

Hoofdstuk III. Technische voorschriften

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

6. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

6.1. Geschiktheid

De machines moeten zodanig zijn ontworpen dat zij beantwoorden aan hun gebruiksdoel en moeten zorgvuldig en stevig zijn geconstrueerd.

6.2. Toevallige ontregeling

De machines moeten zo zijn geconstrueerd dat ontregelingen die hun werking kunnen verstoren in het algemeen niet kunnen voorkomen zonder dat het effect van de ontregeling gemakkelijk kan worden geconstateerd.

6.3. Schommelingsdemper

Schommelingsdempers waarvan de eigenschappen zodanig door temperatuursveranderingen worden beïnvloed dat de prestaties van de machine onvoldoende worden en de nauwkeurigheid van de machine buiten de voorgeschreven toleranties valt, moeten van een automatische compensatie-inrichting worden voorzien.

Er moet door middel van een signaal worden aangegeven wanneer de inrichting zich op de juiste temperatuur bevindt.

De schommelingsdemper mag niet gemakkelijk bereikbaar zijn voor onbevoegden.

6.4. Transporteur

Indien de transporteur banden of kettingen omvat met behulp waarvan de lasten op de lastdrager worden gebracht en indien deze banden of kettingen voorzien zijn van spanningsregelinrichtingen, mogen deze inrichtingen niet gemakkelijk bereikbaar zijn indien aanpassing van de spanning de van de weegcel afkomstige informatie over de massa kan beïnvloeden.

6.5. Waterpasstelling

6.5.1. De stand van de machines moet waterpas zijn.

6.5.2. Indien de machines verplaatsbaar zijn, moeten zij van een inrichting voor waterpasstelling en van een waterpas zijn voorzien, of voldoen aan de voorwaarden van punt 4 bij scheefstelling tot 5% in dwars- of lengterichting.

6.5.3. Indien een waterpas is aangebracht om aan punt 6.5.2. te voldoen, moet dit zo gevoelig zijn dat het beweegbare aanwijzende deel van het waterpas zich over ten minste 2 mm verplaatst bij een scheefstelling van het weegwerktuig van 0,5%.

6.6. Lastvereffenings- en instelinrichting

Het moet mogelijk zijn de bedieningsorganen zowel van de lastvereffeningsinrichting als van de instelinrichting, afhankelijk van de werkwijze van de machine al of niet in belaste toestand, in te stellen met een nauwkeurigheid van ten minste een kwart van de nominale grensonscherpte.

6.7. Losse gewichten

Losse gewichten moeten: hetzij gewichten voor gewone weging of nauwkeurigere gewichten zijn, die van geldige ijkmerken zijn voorzien, met dien verstande dat de gewichten indien zij behoren bij machines die voor uitvoer naar een andere EER-Staat zijn bestemd, EEG-geijkte gewichten moeten zijn.

  • -

    hetzij speciaal voor de machine ontworpen massastukken zijn, die zich door hun vorm van eerstgenoemde losse gewichten onderscheiden en die als een onderdeel van de machine zijn gekenmerkt.

6.8. Opschriften

6.8.1. Verplichte opschriften

Op de machines moeten de volgende opschriften voorkomen:

  • -

    naam, handelsnaam of merk van de fabrikant,

  • -

    naam, handelsnaam of merk van de importeur, indien van toepassing,

  • -

    fabrieksnummer en typeaanduiding van de machine,

  • -

    EEG-modelgoedkeuringsteken,

  • -

    maximaal weegvermogen, in de vorm: Max . . . . . . . . . .,

  • -

    minimaal weegvermogen, in de vorm: Min . . . . . . . . . .

  • -

    nominale grensonscherpte, in de vorm: U . . . . . . . . .

  • -

    werksnelheid, in de vorm: (aantal lasten)/min.

  • -

    responsietijd, in de vorm: t . . . . . . . . . . ,

  • -

    ijkeenheid van de weegcel, volgens de bepalingen van punt 3.2. van de bijlage van de EEG-IJkbeschikking niet-automatische weegwerktuigen.

  • -

    temperatuurgrenzen: . . .°C/ . . .°C,

  • -

    spanning van de elektrische voeding in de vorm: . . . . . . . . . . . .. V.

  • -

    frequentie van de elektrische voeding, in de vorm: . . . . . . . . . . Hz,

  • -

    identificatieteken op delen van de machine die niet rechtstreeks met de eigenlijke machine zijn verbonden.

6.8.2. Aanvullende opschriften

Afhankelijk van de gebruiksbestemming van de machine kunnen bij de EEG-modelgoedkeuringdoor de ijkinstelling één of meer aanvullende opschriften worden verlangd; deze opschriften worden vermeld in het certificaat van EEG-modelgoedkeuring.

6.8.3. Uitvoering van de opschriften

De opschriften moeten onuitwisbaar en van zodanige grootte, vorm en duidelijkheid zijn dat zij onder normale gebruiksomstandigheden van de machine gemakkelijk kunnen worden gelezen.

Zij moeten op een duidelijk zichtbare plaats zijn samengebracht, hetzij op een opschriftenplaat die dichtbij de aanwijsinrichting is bevestigd, hetzij op de aanwijsinrichting zelf.

6.8.4. Mogelijkheid voor het aanbrengen van het ijkmerk van eerste EEG-ijk

De opschriftenplaat mag een kleine voorziening bevatten waarop het ijkmerk van eerste EEG-ijk wordt aangebracht. Indien de opschriftenplaat deze voorziening niet bevat, moet in de nabijheid ervan een daartoe dienende voorziening zijn aangebracht.

6.8.5. Verzegeling

6.8.5.1. Mogelijkheid tot verzegeling

De opschriftendrager moet kunnen worden verzegeld, tenzij hij zo is uitgevoerd dat hij bij verwijdering wordt beschadigd.

6.8.5.2. Aanwezigheid van EEG-zegelmerken.

Machines, die een geldig ijkmerk van eerste EEG-ijk dragen, moeten op de verzegelingsmogelijkheid van de opschriftendragers, bedoeld in 6.8.5.1., voorzien zijn van EEG-zegelmerken.

6.8.5.3. Aanbrengen van EEG-zegelmerken

De EEG-zegelmerken worden door de ijkinstelling of een ijkbevoegde aangebracht bij de eerste EEG-ijk op een daarbij goedgekeurde machine.

Hoofdstuk IV. EEG-modelgoedkeuring, eerste EEG-ijk en herkeuring

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

7. EEG-modelgoedkeuring

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

7.1. Aanvraag tot EEG-modelgoedkeuring

Bij de aanvraag tot EEG-modelgoedkeuring moet een machine van het bedoelde model ter beschikking worden gesteld van de ijkinstelling. De aanvraag tot EEG-goedkeuring moet onder andere de onder 7.1.1. bedoelde gegevens bevatten en vergezeld zijn van de onder 7.1.2. bedoelde bescheiden en zo nodig van de in laatstgenoemd punt bedoelde maquettes.

7.1.1. Metrologische kenmerken:

  • -

    bijzondere kenmerken van de weegcel;

  • -

    maximale werksnelheid, afhankelijk van de snelheid van de lastentransporteur en de lengte van de last;

  • -

    elektrische kenmerken van de bestanddelen van het meetsysteem.

7.1.2. Beschrijvende documenten en maquettes:

  • -

    tekeningen van de algemene opbouw;

  • -

    foto's en zo nodig tekeningen of maquettes van in metrologisch opzicht belangrijke onderdelen;

  • -

    principeschema's om de werking te illustreren en een technische beschrijving van de machine.

7.2. Onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring

7.2.1. Proeven

De machines moeten voor standaardproeflasten binnen hun werkingsgebied, dat wil zeggen tussen het minimale en het maximale weegvermogen en de minimale en de maximale werksnelheid, voldoen aan de metrologische voorschriften van de punten 3, 4.1, en 5.

Machines die verschillende nominale instelpunten hebben, moeten voor ten minste twee nominale instelpunten worden beproefd.

Standaardproeflast

Wanneer er proeven worden uitgevoerd met het oog op de EEG-modelgoedkeuring, moet een standaardproeflast worden gebruikt.

Voor deze proeflast moet met de volgende voorwaarden rekening worden gehouden:

  • -

    massa “m” = Max, Min en ½ (Max + Min),

  • -

    lengte “L” (cm) = ⁳√m (gram) ± 20%,

  • -

    hoogte “h” = L/2

  • -

    constante massa,

  • -

    vast materiaal,

  • -

    niet hygroscopisch materiaal,

  • -

    niet-elektrostatisch materiaal,

  • -

    contact van metaal met metaal moet worden vermeden.

7.2.1.1. Statische proeven

7.2.1.1.1. Proeven met excentrische belastingen

Wanneer excentrische belastingen op de lastdrager kunnen voorkomen dient er een proef te worden uitgevoerd met een belasting die gelijk is aan het minimale weegvermogen en die achtereenvolgens op verschillende plaatsen op de lastdrager wordt aangebracht. De maximaal toelaatbare fouten zijn vermeld in punt 4.1.6.

7.2.1.1.2. Speciale proeven voor machines met een weegcel die uit een volledig niet-automatisch weegwerktuig bestaat

Op deze weegcel moeten de gevoeligheids- en beweeglijkheidsproeven als mede de proeven ter bepaling van de miswijzingscurven worden uitgevoerd die beschreven zijn in de punten 16.4.3. en 16.4.5. var de bijlage van de EEG-IJkbeschikking niet-automatische weegwerktuigen.

De maximaal toelaatbare fouten zijn dezelfde als voor niet-automatische weegwerktuigen, afhankelijk van hun ijkeenheid en hun nauwkeurigheidsklasse.

7.2.1.2. Meting van de responsietijd

De responsietijd wordt gemeten onder stabiele proefomstandigheden, zonder beïnvloeding door ongewenste factoren. De gevonden waarden mogen niet groter zijn dan de in de opschriften vermelde waarden.

De gegevens genoemd in punt 7.1.1. betreffende de maximale werksnelheid, afhankelijk van de snelheid van de lastentransporteur en de lengte van de last, moeten in overeenstemming zijn met de waarden die voor de responsietijd worden gevonden.

7.2.1.3. Proeven onder normale gebruiksomstandigheden

7.2.1.3.1. Grensonscherpte en instelfout

De proeven worden uitgevoerd volgens de in punt 10.3 van hoofdstuk V beschreven methode C.

7.2.1.3.2. Variatie van het werkelijke instelpunt met de tijd

Deze proeven worden uitgevoerd met standaardproeflasten, zonder de instellingen van de machines te wijzigen en zonder de beïnvloedingsfactoren te veranderen; zij moeten verscheidene malen worden herhaald tijdens een 8-urige werkingsperiode van de machines. Om de uitkomsten te verkrijgen mogen tijdens de proeven elektrische meetmethoden worden gebruikt.

7.2.1.3.3. Variatie van het werkelijke instelpunt met de temperatuur

Deze proeven worden uitgevoerd met standaardproeflasten zonder wijziging van de machine-instellingen en van andere beïnvloedingsfactoren dan de temperatuur; zij moeten verscheidene malen worden herhaald, met temperatuurvariaties binnen de door de fabrikant opgegeven temperatuurgrenzen. Om de uitkomsten te verkrijgen mogen tijdens de proeven elektrische meetmethoden worden gebruikt.

7.2.2. Onderzoek naar de overeenstemming met de technische voorschriften.

Bij dit onderzoek moet worden nagegaan of de machines voldoen aan de in hoofdstuk III vermelde technische voorschriften.

7.2.3. Medewerking

De hulp die de ijkinstelling van de aanvrager kan verlangen, bestaat uit de standaardproeflasten, de bedieningsmiddelen, het vereiste deskundige personeel en de benodigde controle-instrumenten.

7.2.4. Plaats van uitvoering van de proeven

Machines waarvoor de EEG-modelgoedkeuring is aangevraagd kunnen worden beproefd:

  • -

    in een ruimte van de ijkinstelling.

  • -

    op elke andere plaats die in overleg tussen die instelling en de aanvrager geschikt wordt geacht.

8. Eerste EEG-ijk

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

8.1. Proeven voor de eerste EEG-ijk

De machines moeten voor het (de) gegeven produkt(en) binnen hun werkingsgebied, dat wil zeggen tussen het minimale en het maximale weegvermogen en de minimale en de maximale werksnelheid, voldoen aan de in de punten 3, 4.2, 5 en 6 bedoelde eisen.

De eerste EEG-ijk wordt in één of twee fasen uitgevoerd.

8.1.1. Proeven in de eerste fase

Er moeten statische proeven worden uitgevoerd volgens punt 7.2.1.1.

8.1.2. Proeven in de tweede fase

De grensonscherpte en instelfout moeten worden gecontroleerd volgens een van de in hoofdstuk V beschreven methoden en met de produkten waarvoor de machine bestemd is. De controle wordt in elk geval ten minste bij het minimale weegvermogen uitgevoerd.

In geval van geschil dient methode C als referentiemethode.

8.2. Medewerking

De hulp die de ijkinstelling van de aanvrager kan verlangen bestaat uit de proeflasten, de bedieningsmiddelen, het vereiste deskundige personeel en de benodigde controle-instrumenten.

8.3. Plaats van de eerste EEG-ijk

De eerste fase mag worden uitgevoerd in de werkplaats of op elke andere plaats die in overleg tussen de ijkinstelling of een ijkbevoegde en de aanvrager geschikt wordt geacht; de tweede fase moet op de plaats van opstelling worden uitgevoerd.

Wanneer de eerste EEG-ijk in één fase plaatsvindt, wordt zij op de plaats van opstelling uitgevoerd.

9. Herkeuring

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

9.1 Medewerking

Het bepaalde in punt 8.2. is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk V. Beproevingsmethoden

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

10.1. Stapsgewijze methode (methode A)

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

10.1.1. Werkwijze

10.1.1.1. Er wordt een standaardproeflast gebruikt die gelijk is aan de gewenste last.

10.1.1.2. Het te beproeven instelpunt wordt zodanig geregeld dat gedurende n wegingen steeds een signaal ‘afgekeurd’ wordt gegeven.

Indien er op een machine twee of meer instelpunten zijn en indien het instelinterval van de machine klein is, moet ervoor worden gezorgd dat het (de) niet gebruikte instelpunt(en) duidelijk gescheiden is (zijn) van het beproefde instelpunt, ten einde het optreden van interferentie tijdens de proeven te voorkomen.

10.1.1.3. De last wordt vermeerderd met ongeveer één tiende van de nominale grensonscherpte (Un), die op de machine is vermeld, en de proeflast wordt n maal over de machine gevoerd.

10.1.1.4. De proef wordt voortgezet terwijl de proeflast telkens met kleine stappen wordt vergroot, totdat het signaal ‘goedgekeurd’ tijdens n wegingen ten minste éénmaal wordt gegeven.

10.1.1.5. De proef wordt voortgezet terwijl de proeflast telkens met kleine stappen wordt vergroot, totdat tijdens de n wegingen altijd het signaal ‘goedgekeurd’ wordt gegeven.

10.1.1.6. De proef wordt voortgezet terwijl de last nog enkele keren wordt verzwaard.

10.1.1.7. De resultaten worden in een tabel opgenomen.

10.1.1.8. De proef wordt met dezelfde proeflasten herhaald waarbij de belasting met kleine stappen wordt verminderd, of de lasten in een willekeurige volgorde worden gebruikt.

Indien de proef in een willekeurige volgorde wordt uitgevoerd, moet er voor elke stap een proeflast worden gebruikt.

10.1.1.9. De resultaten worden in een tabel opgenomen.

10.1.2. Berekeningen

10.1.2.1. Aan de hand van de verkregen resultaten worden het percentage ‘afkeuringen’ en het percentage ‘goedkeuringen’ berekend.

10.1.2.2. Het verband tussen de opklimmende lasten en het percentage ‘afkeuringen’ wordt op waarschijnlijkheidspapier uitgezet.

10.1.2.3. Op de rechte lijn die aldus moet worden verkregen, wordt een geschikt interval gekozen aan beide zijden van het punt dat overeenkomt met 50%. (De waarde van de intervallen 2,275%–50% en 50%–97,725% komt overeen met 2 σ.)

10.1.2.4. Het met deze punten overeenkomende gewichtsinterval wordt afgelezen.

10.1.2.5. De helft van een gewichtsinterval geeft de waarde van σ.

10.1.2.6. De conventionele waarde van de grensonscherpte (6 σ) kan nu worden bepaald.

10.1.2.7. De waarde die overeenkomt met het 50%-punt (midden van de grensonscherpte) is de waarde van het werkelijke instelpunt.

10.1.2.8. De instelfout is het verschil tussen het nominale instelpunt en de waarde van het gevonden werkelijke instelpunt.

10.2. Op-en neer-methode (methode B)

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

10.2.1. Werkwijze

10.2.1.1. Er wordt een proeflast gebruikt waarvan de massa ongeveer 5 maal de nominale grensonscherpte (Un) kleiner is dan de waarde van het nominale instelpunt.

10.2.1.2. Men kiest een waarde ‘d’ als basisincrement van de last. Deze waarde moet ongeveer Un/4 bedragen. (Om het gebruik van standaardgewichten mogelijk te maken en om de berekening te vereenvoudigen is het zaak een geschikte waarde te kiezen, bijvoorbeeld 10, 20, 50, 100, 200, 500).

10.2.1.3. Vervolgens wordt de proeflast telkens opnieuw op het weegtoestel gewogen, waarbij hij tussen de wegingen stapsgewijze wordt vergroot, totdat de proeflast plus de bijgevoegde lasten, met een totale massa Mo binnen de grensonscherpte bij het gekozen instelpunt valt. Nu is de machine gereed voor het registreren van de resultaten.

10.2.1.4. De proef wordt als volgt voortgezet:

De last Mo wordt over de machine gevoerd. Indien het signaal ‘afgekeurd’ wordt gegeven, wordt een en ander bij de tweede proef herhaald met een last (Mo + d); indien de eerste proef de uitkomst ‘goedgekeurd’ oplevert, wordt bij de tweede proef een last (Mo – d) gewogen.

Deze proefmethode, waarbij de waarde d wordt bijgevoegd of afgetrokken, afhankelijk van het resultaat van de gewichtscontrole, wordt herhaald tot het vereiste aantal wegingen is verricht.

10.2.1.5. De verkregen resultaten moeten worden genoteerd in een proeftabel als weergegeven sub 10.2.3. Elke horizontale lijn van de tabel komt overeen met een bepaalde belastingswaarde (Mo ± id); het totale aantal lijnen bestrijkt de breedte van de grensonscherpte. De resultaten van iedere weging worden in codevorm in de tabel opgenomen; bijvoorbeeld door een ‘X’ te noteren wanneer het signaal ‘afgekeurd’ en een ‘O’ wanneer het signaal ‘goedgekeurd’ wordt gegeven.

10.2.2. Berekeningen

10.2.2.1. Waarde van de grensonscherpte

                               

0

X

i

Mo – 2d

X

0

1

–2

Mo – d

0

X

X

1

2

–1

Mo

0

0

X

X

2

2

0

Mo + d

X

X

X

0

1

3

+1

Mo + 2d

0

0

0

3

0

+2

                               

7

8

 
                               

No

Nx

 

De X'en en O's van elke lijn Mo ± id worden opgeteld: de aantallen N van de X'en en No van de O's worden eveneens voor alle lijnen opgeteld.

Voor de berekeningen wordt het stel met het numeriek kleinste totaal gebruikt, of wel de X-resultaten of wel de O-resultaten, aangezien elk stel resultaten ongeveer dezelfde statistische informatie verschaft,

De grensonscherpte wordt met de volgende formule berekend:

Ua= 9,72d

waarin d = basisincrement van de last (Un/4, zie punt 10.2.1.2),

i = aantal incrementen van de last,

nj = aantal in aanmerking genomen resultaten op een regel i.

N = totaal aantal gebruikte resultaten (het kleinste cijfer van No of Nx)

A = Σi * n1,

B = Σi2 * ni.

10.2.2.2. Instelpunt (punt 2.5.2)

Het instelpunt wordt berekend met de volgende formule:

m = Mo + d ()

Het (+)-teken wordt gebruikt wanneer de berekening is gebaseerd op ‘afkeuringen’ (X) en het (–)-teken wanneer ze op ‘goedkeuringen’ (O) is gebaseerd.

De instelfout wordt dan berekend als het verschil tussen het werkelijke instelpunt (m) (volgens bovenstaande berekening) en het nominale instelpunt.

10.2.2.3. Standaardafwijking van de berekende waarden.

10.2.2.3.1. Grensonscherpte (Ua)

De standaardafwijking van variabele Ua (in punt 10.2.2.1 berekend) kan met de volgende formule worden geschat:

SuA

De waarde van de coëfficiënt H varieert als een functie van de verhouding d/Ua volgens de tabel sub 10.2.2.3.1.1.

De wiskundige methode om de grensonscherpte te berekenen geldt alleen indien:

d/Ua < 1/3

10.2.2.3.1.1. De waarden van H zijn, afhankelijk van d/Ua

d/Ua

0,1

0,13

0,17

0,20

0,23

0,27

0,30

0,33;

H

1,6

1,47

1,38

1,32

1,30

1,25

1,25

1,25.

10.2.2.3.2. Instelfout

De standaardafwijking van de variabele m (als gevonden in punt 10.2.2.2.) kan met de volgende formule worden geschat:

Sn= GUa/ n

De waarde van coëfficiënt G varieert met de verhouding d/Ua volgens de tabel sub 10.2.2.3.2.1.

De wiskundige methode om het instelpunt te berekenen geldt alleen indien:

d

 

1

-

<

-

Ua

 

3

10.2.2.3.2.1. De waarden van G zijn, afhankelijk van d/Ua

d/Ua

0,1

0,13

0,17

0,20

0,23

0,27

0,30

0,33;

G

0,95

0,98

1

1,02

1,05

1,08

1,1

1,12.

10.2.3. Proeftabel (zie onder)

Proeftabel

Mo – 5d

Mo – 4d

Mo – 3d

Mo – 2d

Mo – d

Mo

Mo + d

Mo + 2d

Mo + 3d

Mo + 4d

Mo + 5d

Mo – 5d

– 5

Mo – 4d

– 4

Mo – 3d

– 3

d = ...................

Mo = ..........

Mo – 2d

– 2

nominaal instelpunt

= ..............

Mo – d

– 1

N = .................

Mo

0

A=

= ..........

Mo + d

+ 1

B=

= ..........

Mo + 2d

+ 2

Ua=

= ..........

Mo + 3d

+ 3

 

= ..........

Mo + 4d

+ 4

instelfout

= ..........

Mo + 5d

+ 5

*(+) indien de X'en worden gebruikt.

Totalen X O

i

*(–) indien de O's worden gebruikt.

10.3. Quantummethode (methode c)

[Regeling vervallen per 01-02-2007]

Wanneer deze methode wordt gebruikt bij het onderzoek tot EEG-modelgoedkeuring moet de machine worden beproefd met standaardproeflasten die een produktielijn simuleren. Om praktische redenen mag in uitzonderlijke gevallen de machine worden beproefd in een produktielijn met de produkten waarvoor de machine bestemd is.

10.3.1 Werkwijze

10.3.1.1. De waarde van de nominale grensonscherpte (Un) wordt vastgesteld overeenkomstig de op de machine voorkomende aanduidingen.

10.3.1.2. De massa van de proeflasten (7 in getal) die de gehele grensonscherpte overspannen, wordt door middel van de volgende formules berekend:

M1,2=

waar bij:

A=

B=

H en L zijn de benaderende waarden van de massa's die, voor een gegeven instelpunt, overeenkomen met de uiterste waarden van de grensonscherpte.

10.3.1.3. De proeflasten dienen de grensonscherpte van het onderzochte instelpunt te overspannen.

10.3.1.4. Elke proeflast moet de machine 50 maal passeren; in afwijking hiervan moeten echter de twee lichtste en de twee zwaarste proeflasten 200 maal zijn gepasseerd.

De proeflasten worden in willekeurige volgorde gewogen. De proeflasten aan de tegengestelde uitersten van de grensonscherpte behoren elkaar echter op te volgen met een tijdsinval dat overeenkomt met de tijdens de proef gebruikte werksnelheid.

10.3.2. De resultaten worden in een tabel opgenomen.

10.3.2.1. De resultaten worden opgeteld en genoteerd als in tabel 1.

10.3.2.2. De waarden van nw en nwy uit de tabellen 2 en 3, worden genoteerd, respectievelijk voor n = 50 en r = 200. De kolommen 5 en 6 worden opgeteld.

10.3.2.3. De waarden van niwixi, niwixi⁲ en niwixiyi worden berekend en de kolommen 7, 8 en 9 worden opgeteld.

10.3.2.4. De waarden van het geschatte instelpunt (M) en de geschatte grensonscherpte (Ua) uit de sommen van tabel 1 worden berekend zo als getoond in punt 10.3.3.

(zie nevenstaande pagina)

10.3.2.5. Tabel 1

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

Kolom 5

Kolom 6

Kolom 7

Kolom 8

Kolom 9

x

n

r

i

nw

nwy

nwx

nwx

nwxy

x1

n1

r1

1

n1w1

n1w1y1

n1w1x1

n1w1x1

n1w1x1y1

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

xi

ni

ri

i

niwi

niwiyi

niwixi

niwixi

niwixiyi

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

*

xk

nk

rk

k

nkwk

nkwkyk

nkwkxk

nkwkxk

nkwkxkyk

k

k

k

k

k

Σniwi

Σniwiyi

Σniwixi

Σniwixi

Σniwixiyi

1

1

1

1

1

Tabel 2

n = 50

r

nw

2nwy

r

nw

2nwy

0 1

3,588

8,346

26

31,802

1,595

1

5,981

12,282

27

31,715

3,185

2

9,669

16,928

28

31,569

4,766

3

12,580

19,559

29

31,363

6,332

4

15,015

21,097

30

31,096

7,878

5

17,111

21,929

31

30,767

9,399

6

18,947

22,263

32

30,374

10,888

7

20,574

22,226

33

29,915

12,339

8

22,024

21,902

34

29,386

13,744

9

23,325

21,351

35

28,784

15,094

10

24,494

20,614

36

28,104

16,380

11

25,546

19,726

37

27,342

17,591

12

26,492

18,711

38

26,492

18,711

13

27,342

17,591

39

25,546

19,726

14

28,104

16,380

40

24,494

20,614

15

28,784

15,094

41

23,325

21,351

16

29,386

13,744

42

22,024

21,902

17

29,915

12,339

43

20,574

22,226

18

30,374

10,888

44

18,947

22,263

19

30,767

9,399

45

17,111

21,929

20

31,096

7,878

46

15,015

21,097

21

31,363

6,332

47

12,580

19,559

22

31,569

4,766

48

9,669

16,928

23

31,715

3,185

49

5,981

12,282

24

31,802

1,595

501

3,588

8,346

25

31,831

0

Tabel 3

n = 200

r

nw

nwy

r

nw

nwy

0 2

4,831

13,560

6

31,820

59,846

1

8,406

21,650

7

35,356

64,062

2

14,350

33,384

8

38,676

67,710

3

19,414

42,128

9

41,812

70,890

4

23,922

49,128

10

44,788

73,668

5

28,028

54,932

11

47,618

76,102

12

50,320

78,236

50

107,714

72,652

13

52,906

80,104

51

108,552

71,518

14

55,386

81,736

52

109,368

70,362

15

57,768

83,158

53

110,162

69,182

16

60,058

84,386

54

110,936

67,982

17

62,268

85,444

55

111,686

66,762

18

64,398

86,342

56

112,416

65,520

19

66,454

87,094

57

113,126

64,262

20

68,444

87,714

58

113,814

62,984

21

70,368

88,212

59

114,484

61,688

22

72,232

88,594

60

115,134

60,376

23

74,038

88,872

61

115,764

59,048

24

75,788

89,050

62

116,376

57,704

25

77,486

89,138

63

116,968

56,346

26

79,136

89,138

64

117,542

54,974

27

80,738

89,058

65

118,098

53,588

28

82,294

88,902

66

118,636

52,190

29

83,806

88,676

67

119,156

50,778

30

85,276

88,382

68

119,658

49,354

31

86,706

88,024

69

120,144

47,920

32

88,096

87,608

70

120,612

46,474

33

89,450

87,134

71

121,062

45,018

34

90,766

86,606

72

121,496

43,552

35

92,050

86,028

73

121,914

42,076

36

93,298

85,402

74

122,316

40,590

37

94,514

84,728

75

122,700

39,098

38

95,698

84,012

76

123,068

37,596

39

96,850

83,254

77

123,422

36,086

40

97,974

82,456

78

123,758

34,568

41

99,086

81,620

79

124,078

33,044

42

100,132

80,750

80

124,384

31,512

43

101,170

79,842

81

124,674

29,974

44

102,182

78,904

82

124,948

28,432

45

103,166

77,932

83

125,206

26,882

46

104,124

76,932

84

125,450

25,328

47

105,058

75,902

85

125,678

23,768

48

105,968

74,844

86

125,892

22,040

49

106,852

73,762

87

126,090

20,636

88

126,274

19,064

144

112,416

65,520

89

126,442

17,488

145

111,686

66,762

90

126,596

15,908

146

110,936

67,982

91

126,734

14,326

147

110,162

69,182

92

126,858

12,740

148

109,368

70,382

93

126,968

11,154

149

108,552

71,518

94

127,062

9,564

150

107,714

72,652

95

127,142

7,972

151

106,852

73,762

96

127,208

6,380

152

105,968

74,844

97

127,258

4,786

153

105,058

75,902

98

127,294

3,192

154

104,124

76,932

99

127,316

1,596

155

103,166

77,932

100

127,324

0

156

102,182

78,904

101

127,316

1,596

157

101,170

79,842

102

127,294

3,192

158

100,132

80,750

103

127,258

4,786

159

99,086

81,620

104

127,208

6,380

160

97,974

82,456

105

127,142

7,972

161

96,850

83,254

106

127,062

9,564

162

95,698

84,012

107

126,968

11,154

163

94,514

84,728

108

126,858

12,740

164

93,298

85,402

109

126,734

14,326

165

92,050

86,028

110

126,596

15,908

166

90,766

86,606

111

126,442

17,488

167

89,450

87,134

112

126,274

19,064

168

88,096

87,608

113

126,090

20,636

169

86,706

88,024

114

125,892

22,040

170

85,276

88,382

115

125,678

23,768

171

83,806

88,676

116

125,450

25,328

172

82,294

88,902

117

125,206

26,882

173

80,738

89,058

118

124,948

28,432

174

79,136

89,138

119

124,674

29,974

175

77,486

89,138

120

124,384

31,512

176

75,788

89,050

121

124,078

33,044

177

74,038

88,872

122

123,758

34,568

178

72,232

88,594

123

123,422

36,086

179

70,368

88,212

124

123,068

37,596

180

68,444

87,714

125

122,700

39,098

181

66,454

87,094

126

122,316

40,590

182

64,398

86,342

127

121,914

42,076

183

62,268

85,444

128

121,496

43,552

184

60,058

84,386

129

121,062

45,018

185

57,768

83,158

130

120,612

46,474

186

55,386

81,736

131

120,144

47,920

187

52,906

80,104

132

119,658

49,354

188

50,320

78,236

133

119,156

50,778

189

47,618

76,102

134

118,636

52,190

190

44,788

73,668

135

118,098

53,588

191

41,812

70,890

136

117,542

54,974

192

38,676

67,710

137

116,968

56,346

193

35,356

64,062

138

116,376

57,704

194

31,820

59,846

139

115,764

59,048

195

28,028

54,932

140

115,135

60,376

196

23,922

49,128

141

114,484

61,688

197

19,414

42,128

142

113,814

62,984

198

14,350

33,384

143

113,126

64,262

199

8,406

21,560

2002

4,831

13,560

Mij bekend,

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

Th. M. Hazekamp

  1. De waarden van nw en nwy van deze regel worden alleen gebruikt voor de hoogste waarde van x wanneer r = 0, of de laagste waarde van x wanneer r = 50. ^ [1]
  2. De waarden van nw en nwy van deze regel worden alleen gebruikt voor de hoogste waarde van x wanneer r = 0, of de laagste waarde van x wanneer r = 200, ^ [2]
Naar boven