Instelling coördinatiegroep en projectgroepen volwassenen-educatie

[Regeling vervallen per 31-12-2004.]
Geraadpleegd op 16-04-2024.
Geldend van 13-12-1980 t/m 30-12-2004

Instelling coördinatiegroep en projectgroepen volwassenen-educatie

De Minister van Onderwijs en Wetenschappen, de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de Minister van Sociale Zaken,

Overwegende dat voor het beleid met betrekking tot de uitvoering van projecten in het kader van het ontwikkelingsbeleid op het terrein van de volwassenen-educatie het inrichten van een structuur wenselijk is, ten eerste voor de coördinatie, van de uitvoering per projectsoort en de coördinatie van activiteiten van de verschillende bestaande en nader aan te wijzen projectsoorten die van gezamenlijk belang zijn, ten tweede voor de coördinatie van de ondersteuning van de projecten en ten derde voor het doen van voorstellen aan de Ministers over door hen te nemen maatregelen in het kader van de uitvoering en de verdere beleidsontwikkeling terzake,

Besluiten:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze beschikking verstaat onder:

  • a. de Ministers: de Ministers van Onderwijs en Wetenschappen, van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en Sociale Zaken;

  • b. de projecten: 1, de projecten alfabetisering;

    • 1. de projecten educatieve activiteiten van culturele minderheden;

    • 2. de projecten introductie open school-werkwijze;

    • 3. de projecten educatieve netwerken;

    • 4. de projecten beroepskwalificerende educatieve activiteiten.

  • c. projectsoort: het geheel van één van de hiervoren genoemde projecten;

  • d. de coördinatiegroep: de in artikel 2 genoemde landelijke coördinatiegroep;

  • e. de projectgroepen: de in artikel 2 genoemde landelijke projectgroep.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Ingesteld worden:

    • a. een landelijke projectgroep alfabetisering;

    • b. een landelijke projectgroep culturele minderheden;

    • c. een landelijke projectgroep introductie open school-werkwijze;

    • d. een landelijke projectgroep educatieve netwerken;

    • e. een landelijke projectgroep beroepskwalificerende educatie.

  • 2 De projectgroepen worden elk ingesteld voor een periode in ieder geval eindigend 6 maanden na de beëindiging van de desbetreffende projectsoort.

  • 3 Ingesteld wordt een landelijke coördinatiegroep.

  • 4 De coördinatiegroep wordt ingesteld voor een periode in ieder geval eindigend 6 maanden nadat er minder dan twee projectgroepen zullen bestaan.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De projectgroepen hebben tot taak per projectsoort:

    • a. de coördinatie van de uitvoering van de desbetreffende plaatselijke en regionale projecten door:

      • 1. informatie-uitwisseling

      • 2. overleg over de inschakeling van plaatselijke/regionale en landelijke ondersteuningsinstellingen met inachtneming van het gestelde onder f. van dit lid

      • 3. overleg over de voortgang van de activiteiten;

    • b. het doen van voorstellen aan de Ministers over door hen te nemen maatregelen inzake de projectuitvoering, na overleg met de coördinatiegroep;

    • c. het periodiek en in elk geval eens per jaar rapporteren aan de Ministers over de projectvoortgang en de resultaten;

    • d. het doen van voorstellen aan de Minister over:

      • 1. de algemene opzet van de projecten, de functie en vormgeving van de projectondersteuning;

      • 2. de toetsing van de voortgang van de projecten op basis van criteria die in de betreffende circulaires zijn vastgelegd, over rapportage-eisen en evaluatie-eisen;

      • 3. de bevordering van de samenhang en differentiatie in het faciliteitenbeleid ten opzichte van de projecten;

      • 4. de overdraagbaarheid van projectresultaten en over maatregelen die de verspreiding ervan kunnen dienen;

      • 5. indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft over bijstellingen van het beleid inzake de projecten;

    • e. het bevorderen van plaatselijke en regionale samenwerkingsverbanden voor de uitvoering van de desbetreffende projecten, door middel van het adviseren over een doelmatige opzet hiervan aan de plaaselijke en regionale projectgroepen, en aan de betreffende overheid, na overleg terzake in de coördinatiegroep;

    • f. het coördineren van de ondersteuning aan de uitvoering van de plaatselijke en regionale projecten, voorzover dat niet aan instellingen op plaatselijk en provinciaal niveau gevraagd wordt en van daaruit gegeven wordt mede op landelijk niveau door:

      • 1. het bevorderen van de inventarisatie van plaatselijk en landelijk ontwikkeld materiaal;

      • 2. het bevorderen van aanvullende materiaalontwikkeling;

      • 3. het bevorderen van de inventarisatie van gebruikte methodieken (inclusief de inschakeling van massamedia);

      • 4. informatievoorzieningen;

      • 5. advies over een projectenbank;

      • 6. het stimuleren van deskundigheidsbevordering als daaraan behoefte blijkt;

      • 7. mee te werken aan totstandkoming van een plaatselijke, provinciale en landelijke ondersteuningsstructuur;

      • 8. afstemming te bevorderen tussen de verschillende ondersteuningscomponenten.

  • 2 De projectgroepen brengen hun voorstellen en rapportage aan de Ministers uit, nadat zij deze ter bespreking hebben gesteld in de coördinatiegroep.

  • 3 De Ministers geven aanwijzingen omtrent het tijdstip waarop zij voorstellen van de projectgroepen wensen te ontvangen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 De coördinatiegroep heeft tot taak, met inachtneming van taken en verantwoordelijkheden van de projectgroepen:

    • a. het volgen van de uitvoering van door de Ministers aangewezen projecten ondermeer door middel van besprekingen van de voorstellen en rapportage van de projectgroepen met de vertegenwoordigers van deze groepen;

    • b. het adviseren aan de projectgroepen over de uitvoering van de betreffende projecten, waar het aspecten van gezamenlijk belang van de projectsoorten betreft;

    • c. het bevorderen van afstemming tussen de plannen van de ondersteuning op landelijk niveau, met name de deskundigheidsbevordering, de leerplanontwikkeling, de begeleiding en de inschakeling van de massamedia, aan de onderscheiden soorten projecten, met het oog op een effectieve uitvoering van de ondersteuningsplannen;

    • d. het bevorderen van plaatselijke en regionale samenwerking tussen projecten van verschillende aard, met name door het adviseren aan de projectgroepen;

    • e. het op basis van de taken genoemd onder 1, 2, 3 en 4 doen van voorstellen aan de Ministers over:

      • 1. beleidslijnen betreffende de algemene opzet van de projecten, waaronder de functie en vormgeving van de projectondersteuning, de schaal en spreiding van de projecten;

      • 2. de toetsing van de voortgang van de projecten op basis van criteria die in de betreffende circulaires zijn vastgelegd, over de verdere ontwikkeling van deze criteria, over rapportage-eisen en over evaluatie-eisen;

      • 3. de samenhang en de differentiatie in het faciliteitenbeleid ten aanzien van de projecten en de ondersteuningsorganisaties;

      • 4. te stellen eisen waardoor de overdraagbaarheid van projectresultaten wordt bevorderd, en over maatregelen die de verspreiding ervan kunnen dienen;

      • 5. indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft over bijstellingen inzake het projectenbeleid.

  • 2 De Ministers geven aanwijzingen omtrent het tijdstip waarop zij voorstellen van de coördinatiegroep wensen te ontvangen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 a. Een projectgroep bestaat uit ten minste 6 en ten hoogste 13 leden;

    • a. de voorzitters en de overige leden van de projectgroepen worden door de Ministers benoemd en ontslagen. Benoeming geschiedt in eerste instantie voor een periode van 3 jaar. De voorzitter is onafhankelijk van enig plaatselijk of regionaal project of ondersteuningsorganisatie;

    • b. tot de overige leden kunnen worden benoemd:

      • 1. vertegenwoordigers van plaatselijke of regionale projecten;

      • 2. onafhankelijke personen;

    • c. bij vervulling van vacatures geschiedt de benoeming de desbetreffende projectgroep gehoord door tussenkomst van de voorzitter;

    • d. de interdepartementale coördinator van een project zal als waarnemer namens de Ministers in de desbetreffende projectgroep worden aangewezen.

  • 2 a. De coördinatiegroep bestaat uit ten minste 6 en ten hoogste 13 leden;

    • a. de voorzitter en de overige leden van de coördinatiegroep worden door de Ministers benoemd en ontslagen. Benoeming geschiedt in eerste instantie voor een periode van 3 jaar. De voorzitter is onafhankelijk van enig plaatselijk of regionaal project, projectgroep of ondersteuningsorganisatie;

    • b. tot de overige leden kunnen worden benoemd:

      • 1. de voorzitters van de landelijke projectgroepen;

      • 2. andere leden van de projectgroepen;

      • 3. leden afkomstig uit de kringen van de landelijke ondersteuningsorganisaties;

      • 4. overige praktijkdeskundigen.

    • c. bij vervulling van vacatures geschiedt de benoeming de coördinatiegroep gehoord door tussenkomst van de voorzitter;

    • d. door de Ministers worden waarnemers van de departementen van Onderwijs en Wetenschappen, van Cultuur. Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Sociale Zaken in de coördinatiegroep aangewezen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Door de Ministers wordt aan de coördinatiegroep en de projectgroepen gezamenlijk een secretariaat toegevoegd.

  • 2 Het secretariaat omvat één secretaris-coördinator voor de coördinatiegroep, één secretaris coördinator per projectgroep en overige functionarissen.

  • 3 Door de Ministers wordt voor elk van de projectgroepen een secretaris-coördinator benoemd. Zo mogelijk verlenen de secretarissen-coördinatoren van de projectgroepen steun aan de secretaris-coördinator van de coördinatiegroep.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

  • 1 Het doen van voorstellen door de projectgroepen en de coördinatiegroep aan de Ministers geschiedt zo veel mogelijk op grond van de ervaringen in de plaatselijke en provinciale uitvoering

  • 2 De Ministers brengen de projectgroepen en de coördinatiegroep tijdig op de hoogte van hun beleidsvoornemens met betrekking tot de projecten.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Het beheer van de bescheiden van de coördinatiegroep en de projectgroepen geschiedt met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van het besluit Post- en Archiefzaken rijksadministratie (Stb. 425) op overeenkomstige wijze als op het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.

De bescheiden van de coördinatiegroep en de projectgroepen worden na beëindiging opgenomen in het archief van dat Ministerie.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 31-12-2004]

Deze beschikking treedt in werking met ingang van de dag na die van haar plaatsing in de Nederlandsche Staatscourant en werkt terug tot 1 augustus 1980 en wordt in afschrift verzonden naar de Algemene Rekenkamer.

(Beschikking van 12 december 1980, nr. VO/VP-7390).

's-Gravenhage, 23 oktober 1980

De

Minister

van Onderwijs en Wetenschappen, belast met de coördinatie, inzake het beleid op het terrein van de volwassenen-educatie,

A. Pais

Rijswijk, 29 oktober 1980, De

Staatssecretaris

van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

J. G. Kraaijeveld-Wouters

's-Gravenhage, 5 november 1980, De

Minister

van Sociale Zaken,

W. Albeda

Naar boven