Premievaststellings- en -invorderingsbesluit 1976

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-03-1997 t/m 31-12-2005

Premie vaststellings- en -invorderingsbesluit 1976

De Sociale Verzekeringsraad,

Gelet op artikel 11, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering;

Gelet op de beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken van 31 december 1953, nr. 7401, Afdeling S.V., ter uitvoering van artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering,

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De door een werkgever verschuldigde premie wordt vastgesteld op een door het Landelijk instituut sociale verzekeringen aangegeven wijze. Het Landelijk instituut is bevoegd op deze vast te stellen premie een voorschotpremie bij vooruitbetaling te heffen.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden de wijze voor waarop, en de termijn, binnen welke de door hen geheven premiën, voorschotpremiën of daarmede gelijk te stellen heffingen door de werkgevers moeten worden betaald. Hij geeft kennis aan het College toezicht sociale verzekeringen van de door hen in algemene zin te dezer zake getroffen regelingen.

  • 2 Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan een voorschotpremie vaststellen ten aanzien van de werkgever, die in het jaar waarop de voorschotpremie betrekking heeft, aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen vermoedelijk premie verschuldigd zal worden.

  • 3 Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt het bedrag van de voorschotpremie vast op basis van het loonbedrag waarover de werkgever in de periode waarop de voorschotpremie betrekking heeft, naar het oordeel van het Landelijk instituut sociale verzekeringen vermoedelijk premie verschuldigd zal worden, met dien verstande dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen hierbij rekening moet houden met de reeds bekende loongegevens van de werkgever over het vorige of het betrokken jaar, de aard, de omvang en de ontwikkeling van het bedrijf ván de werkgever en andere omstandigheden welke op dit loonbedrag van invloed kunnen zijn.

  • 4 Indien de werkgever van mening is dat ten onrechte een voorschotpremie van hem is gevorderd, of wel dat het bedrag van de voorschotpremie, – in aanmerking genomen het bepaalde in het voorgaande lid – kennelijk onredelijk is, brengt hij zijn bezwaren binnen 14 dagen na ontvangst van de vordering ter kennis van het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Hij stelt het Landelijk instituut sociale verzekeringen in de gelegenheid onverwijld en desgewenst aan de hand van boeken en bescheiden of op andere door het Landelijk instituut sociale verzekeringen gewenste wijze de ingebrachte bezwaren te onderzoeken. De verplichting tot betaling van de voorschotpremie wordt in dat geval opgeschort totdat het Landelijk instituut sociale verzekeringen omtrent de ingebrachte bezwaren heeft beslist.

  • 5 Indien aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen in het geval als bedoeld bij het voorgaande lid niet is gebleken, dat de bezwaren van de werkgever gegrond zijn, handhaaft het Landelijk instituut sociale verzekeringen de vastgestelde voorschotpremie. De kennisgeving van het besluit, waarbij de voorschotpremie wordt gehandhaafd, geldt mede als aanmaning tot betaling als bedoeld in artikel 15 der Coördinatiewet Sociale Verzekering.

    Indien aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen is gebleken, dat van de werkgever ten onrechte een voorschotpremie is geheven, wordt de vaststelling van deze voorschotpremie ingetrokken.

    Indien de bezwaren van de werkgever, dat het bedrag van de voorschotpremie, – in aanmerking genomen het bepaalde in lid 3, – kennelijk onredelijk is, aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen gegrond is gebleken, stelt het Landelijk instituut sociale verzekeringen de voorschotpremie opnieuw vast overeenkomstig het bepaalde in het derde lid. Het bepaalde in het vierde lid vindt ten aanzien van deze nieuwe vaststelling van de voorschotpremie geen toepassing.

  • 6 Indien de in het eerste lid bedoelde voorschotpremiën of daarmede gelijk te stellen heffingen betrekking hebben op langere perioden dan een kwartaal, dient ten aanzien van werkgevers, die zulks wensen, genoegen te worden genomen met betaling in termijnen over perioden van niet langer dan een kwartaal.

  • 7 In afwijking van het voorgaande lid wordt echter een vordering in haar geheel opeisbaar, indien de werkgever ten aanzien van de betaling van een der termijnen in gebreke is.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De werkgever is verplicht aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen de opgave te verstrekken, die deze nodig hebben voor de vaststelling van de voorschotpremie.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Het besluit van 31 december 1953, nr. 6895 (Stcrt. 1954/1), wordt ingetrokken.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van zijn bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant.

  • 2 Dit besluit kan worden aangehaald als: Premievaststellings- en -invorderingsbesluit 1976.

's-Gravenhage, 14 oktober 1976

De Sociale Verzekeringsraad,

W. J. E. van den Bos

,

voorzitter

.

G. J. Oosterhuis

,

algemeen secretaris

Naar boven