Wet voorzieningen tijdelijke verhoging of verlaging van belasting op grond van conjuncturele overwegingen

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 19-12-1971 t/m heden

Wet van 15 december 1971, houdende voorzieningen met betrekking tot de tijdelijke verhoging of verlaging van belasting op grond van conjuncturele overwegingen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele voorzieningen te treffen in verband met tijdelijke verhoging of verlaging van belasting op grond van conjuncturele overwegingen, zowel wat betreft de met ingang van 1 januari 1972 toe te passen verhoging als wat betreft de handhaving van goedkeuring bij de wet van beschikkingen tot verhoging of verlaging;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 1 Krachtens artikel 1 van de Wet tot tijdelijke verhoging of verlaging van belasting op grond van conjuncturele overwegingen (Stb. 1970, 605) verhoogt Onze Minister van Financiën de in dat artikel genoemde belastingen met een percentage van vijf en beëindigt hij de verhoging ingevolge zijn beschikking van 30 december 1970, nr. A70/18382 (Stcrt. 252), een en ander met ingang van 1 januari 1972. De verhoging blijft achterwege voor de omzetbelasting geheven naar de in artikel 9, eerste lid, en in artikel 20, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Stb. 329) opgenomen tarieven. Voorts kan verhoging van de in de vorige volzin bedoelde omzetbelasting achterwege blijven bij latere vervanging van het voor de overige belastingen geldende percentage.

  • 2 Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde verhoging:

    • a. behoeft niet een termijn van twee maanden tussen het tot stand komen van de beschikking en 1 januari 1972 in acht te worden genomen;

    • b. gaat het aan de Staten-Generaal te zenden afschrift van de beschikking niet vergezeld van een nota;

    • c. blijft het zenden aan de Staten-Generaal van een voorstel van wet tot goedkeuring met de daarbij behorende nota achterwege;

    • d. bedraagt de verlaging van de rijksuitgaven niet meer dan 90 miljoen gulden.

  • 3 Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde beëindiging van de verhoging:

    • a. behoeft niet een termijn van twee maanden tussen het tot stand komen van de beschikking en 1 januari 1972 in acht te worden genomen;

    • b. blijft het zenden aan de Staten-Generaal van een voorstel van wet tot handhaving van de goedkeuring met de daarbij behorende nota achterwege.

Artikel 3

Deze wet treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 15 december 1971

JULIANA.

De Minister van Financiën,

R. J. NELISSEN.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. SCHOLTEN.

Uitgegeven de zeventiende december 1971.

De Minister van Justitie,

VAN AGT.

Naar boven