Registratiewet 1970

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 01-01-2003 t/m 31-12-2004

Wet van 24 december 1970, houdende regeling van de formaliteit van registratie van akten

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de algemene herziening van de registratie- en de zegelbelasting wenselijk is de formaliteit van registratie van akten bij een afzonderlijke wet te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Onder registratie wordt verstaan het vermelden van de gehele of gedeeltelijke inhoud van akten in registers welke worden gehouden door daartoe door Onze Minister van Financiën aangewezen inspecteurs van de rijksbelastingdienst.

Artikel 2

Onder akten worden niet alleen verstaan stukken, opgemaakt om tot bewijs te dienen, maar ook huiselijke papieren, brieven, kaarten, tekeningen en andere bescheiden.

Artikel 3

Akten van notarissen, welke niet zijn genoemd in artikel 4, eerste lid, moeten binnen tien dagen na de dag waarop de akten zijn opgemaakt, door die ambtenaren ter registratie worden aangeboden.

Artikel 4

  • 1 Uiterste willen en de daarop of op omslagen daarvan gestelde aantekeningen, andere akten welke uitsluitend uiterste wilsbeschikkingen of de herroeping van uiterste wilsbeschikkingen inhouden, zomede akten van bewaargeving, superscriptie of teruggaaf van uiterste willen moeten door de notaris onder wie zij berusten, ter registratie worden aangeboden binnen een maand na de dag waarop het overlijden of de verklaring van vermoedelijk overlijden van de beschikker te zijner kennis is gekomen, met dien verstande dat deze termijn niet eerder aanvangt, dan met de dag, volgende op die waarop de akten onder de notaris zijn komen te berusten.

  • 2 Het eerste lid geldt niet ten aanzien van de in artikel 97 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde akten en van akten waarvan de beschikkingen niet meer van kracht zijn op het tijdstip van het overlijden of van de verklaring van vermoedelijk overlijden van de beschikker.

Artikel 5

Andere akten dan zijn bedoeld in de artikelen 3 en 4, worden geregistreerd, wanneer zij daartoe worden aangeboden.

Artikel 6

  • 1 Op vordering van de inspecteur moet van een akte welke in een vreemde taal is gesteld, worden overgelegd een letterlijke vertaling in het Nederlands, voor overeenstemmend verklaard door een beëdigd vertaler in de zin van de wet van 6 mei 1878 (Stb. 30). Indien het een notariële akte betreft, kan de vertaling voor overeenstemmend worden verklaard door de notaris die de akte heeft opgemaakt.

  • 2 Ten aanzien van een akte als is bedoeld in artikel 3 of 4, doet de inspecteur van zijn vordering blijken door een op de akte te stellen gedagtekende en ondertekende verklaring; de akte moet met de vertaling weer worden ingeleverd binnen een maand na de dagtekening van die verklaring.

  • 3 Is niet voldaan aan het eerste of tweede lid, dan wordt de aanbieding ter registratie geacht niet te hebben plaatsgehad.

Artikel 7

  • 1 De notaris is verplicht een repertorium aan te houden, waarin hij dagelijks de door hem opgemaakte akten inschrijft.

  • 2 Het repertorium wordt binnen tien dagen na afloop van ieder jaar door de notaris, dan wel zijn plaatsvervanger of opvolger ter naziening ingeleverd bij de inspecteur.

Artikel 8

  • 1 De notaris is gehouden aan de inspecteur of een door Onze Minister van Financiën aangewezen andere ambtenaar van de rijksbelastingdienst:

    • a. de door deze gevorderde gegevens en inlichtingen te verstrekken welke van belang kunnen zijn om te beoordelen of aan de bepalingen van deze wet is voldaan;

    • b. desgevorderd de onder hem berustende akten en registers ter inzage te verstrekken ter plaatse waar zij zich bevinden;

    • c. toe te staan, afschriften van of uittreksels uit de onder letter b bedoelde bescheiden te maken, dan wel die bescheiden voor ten hoogste drie dagen tot nader onderzoek onder zich te nemen. De notaris wordt desgevraagd in de gelegenheid gesteld een afschrift van of uittreksel uit de bescheiden te maken.

  • 2 Het eerste lid geldt niet ten aanzien van de in artikel 4, eerste lid, genoemde akten, zolang de beschikkers in leven zijn.

  • 3 Voldoening aan de bij het eerste lid omschreven verplichtingen kan gevorderd worden op elke dag, met uitzondering van zaterdagen, zondagen, algemeen erkende feestdagen in de zin van de Algemene termijnenwet (Stb. 1964, 314) en de bij of krachtens artikel 3 van die wet daarmede gelijkgestelde dagen, mits tussen des voormiddags negen uur en des namiddags vier uur.

  • 4 Wordt de toegang tot de plaats, met inbegrip van een woning, waar de akten en registers zich bevinden of redelijkerwijs vermoed kunnen worden zich te bevinden, geweigerd, dan is de inspecteur of de in het eerste lid bedoelde andere ambtenaar bevoegd zich die toegang met behulp van de sterke arm te verschaffen.

Artikel 9

De notaris is bevoegd onder hem berustende akten welke niet zijn genoemd in artikel 4, eerste lid, voor ten hoogste veertien dagen tegen ontvangbewijs af te geven aan de inspecteur of de in artikel 8, eerste lid, bedoelde andere ambtenaar.

Artikel 10

  • 1 Het is een ieder verboden hetgeen hem in enige werkzaamheid bij de uitvoering van deze wet, of in verband daarmede, nopens de persoon of de zaken van een ander blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van enige wet of voor de heffing of de invordering van enige rijksbelasting.

  • 2 Met afwijking van het eerste lid wordt desgevraagd inzage verleend in de registers van registratie, dan wel een uittreksel uit die registers afgegeven aan partijen, hun erfgenamen of rechtverkrijgenden, alsmede aan de openbare ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of ter registratie heeft aangeboden, zijn plaatsvervanger of opvolger.

  • 3 Onze Minister van Financiën kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.

Artikel 11

De Staat is aansprakelijk voor de schade wegens verlies of beschadiging van een ingevolge deze wet onder een ambtenaar van de rijksbelastingdienst berustende akte.

Artikel 12

  • 1 Wij behouden Ons voor bij algemene maatregel van bestuur:

    • a. tarieven vast te stellen van de kosten welke in rekening worden gebracht ter zake van:

      • 1°. het registreren van akten;

      • 2°. het verlenen van inzage in, dan wel het afgeven van uittreksels uit de registers van registratie;

    • b. ontheffing te verlenen van de verplichting tot aanbieding ter registratie voor bepaalde soorten van akten.

  • 2 De in het eerste lid, letter a, bedoelde tarieven zijn zodanig ingericht dat de verschuldigde kosten de werkelijke kosten niet te boven gaan.

  • 3 Ingeval de in het eerste lid, letter a, 1°, bedoelde kosten niet tijdig worden voldaan, wordt de aanbieding ter registratie geacht niet te hebben plaatsgehad.

  • 4 Met betrekking tot bezwaar tegen de op de voet van het eerste en tweede lid in rekening gebrachte kosten, met betrekking tot beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar, alsmede met betrekking tot beroep in cassatie ter zake van de desbetreffende rechterlijke uitspraak, gelden dezelfde regels als die welke van toepassing zijn op bezwaar, beroep of beroep in cassatie als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel 13

Onze Minister van Financiën bepaalt:

  • a. aan welke ambtenaren van de rijksbelastingdienst de aanbieding ter registratie, alsmede wanneer en op welke wijze de betaling van de kosten moet geschieden en welke inspecteur bevoegd is ten aanzien van de verplichtingen van notarissen;

  • b. de dagen en uren, waarop de kantoren voor het aanbieden van akten ter registratie en voor de betaling van de kosten zijn geopend;

  • c. de inrichting van de registers van registratie en de wijze waarop de registratie geschiedt;

  • d. de wijze waarop van de registratie op de geregistreerde akten blijkt;

  • e. de inrichting en de wijze van bijhouding van het in artikel 7 bedoelde repertorium.

Artikel 14

  • 1 Hij die niet voldoet aan een verplichting, hem bij of krachtens de artikelen 3, 4, 7 of 13, letter e, opgelegd, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2 De notaris die niet voldoet aan een verplichting, hem bij artikel 8 opgelegd, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 3 De notaris die, ingevolge artikel 8 desgevraagd gehouden zijnde tot het verschaffen van gegevens of inlichtingen, onjuiste of onvolledige gegevens of inlichtingen verstrekt, wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.

Artikel 15

  • 1 Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

  • 2 Zij kan worden aangehaald als 'Registratiewet 1970'.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 24 december 1970

JULIANA.

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. M. GRAPPERHAUS.

Uitgegeven de negenentwintigste december 1970.

De Minister van Justitie a.i.,

H. K. J. BEERNINK.

Naar boven