Wet installaties Noordzee

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Wet van 3 december 1964, houdende voorzieningen ten aanzien van installaties op de bodem van de Noordzee

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bescherming van rechtsbelangen voorzieningen te treffen ten aanzien van installaties op de bodem van het deel van de Noordzee waarvan de grenzen samenvallen met die van het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentale plat, een en ander zolang geen internationale regeling ter zake is tot stand gekomen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet worden onder installaties ter zee verstaan: installaties opgericht buiten de territoriale wateren op de bodem van het deel van de Noordzee waarvan de grenzen samenvallen met die van het aan Nederland toekomende gedeelte van het continentale plat.

Artikel 2

De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich op of met betrekking tot een installatie ter zee aan enig strafbaar feit schuldig maakt.

Artikel 3

Op en met betrekking tot installaties ter zee gelden de daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen Nederlandse wettelijke voorschriften.

Artikel 4

Bij algemene maatregel van bestuur kan ten aanzien van installaties ter zee worden voorzien in de betrekkelijke bevoegdheid van autoriteiten, colleges en ambtenaren, belast met de uitvoering van krachtens artikel 3 aangewezen voorschriften, dan wel met het ten uitvoer leggen van rechterlijke uitspraken.

Artikel 5

Bij algemene maatregel van bestuur kan, ten aanzien van daarin te omschrijven installaties ter zee, de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet en van de krachtens artikel 3 aangewezen wettelijke voorschriften worden uitgesloten of beperkt.

Artikel 6

Indien Wij niet, binnen drie maanden na het in werking treden van een algemene maatregel van bestuur, gegrond op artikel 3 of artikel 5, aan de Staten-Generaal een voorstel van wet hebben doen toekomen ter vervanging van die maatregel, of indien zodanig voorstel wordt ingetrokken of verworpen, trekken Wij de maatregel onverwijld in.

Artikel 8

Handelen in strijd met een voorschrift, vastgesteld krachtens artikel 7, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste een geldboete van de tweede categorie. Het strafbare feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 10

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 3 december 1964

JULIANA.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

V. G. M. MARIJNEN.

Uitgegeven de vierde december 1964.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

Naar boven