Waterleidingbesluit

[Regeling vervallen per 01-07-2011.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-10-2010 t/m 30-06-2011

Besluit van 7 juni 1960, houdende technische, hygiënische, geneeskundige en administratieve uitvoeringsmaatregelen van de Waterleidingwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 7 maart 1960, no. 3103, Directie Volksgezondheid, Afdeling Gezondheidsbescherming;

Gelet op de artikelen 1, eerste lid, onder e,4, tweede lid, 5, tweede lid, 9, 11, eerste lid en 27 van de Waterleidingwet;

Gezien het rapport van de Raad voor de Drinkwatervoorziening van 19 oktober 1959, no. 86 en het rapport van de Centrale Raad van de Volksgezondheid van 14 januari 1960, no. 3394;

De Raad van State gehoord (advies van 12 april 1960, no. 47);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 27 mei 1960, no. 6674, Directie Volksgezondheid, Afdeling Gezondheidsbescherming;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. de eigenaar: de eigenaar van een waterleidingbedrijf en, met uitzondering van hoofdstuk IV en voor zover niet anders aangegeven, de eigenaar van een collectieve watervoorziening;

  • b. huishoudwater: leidingwater dat uitsluitend bestemd is voor toiletspoeling, gebruik in wasmachine of het besproeien van de tuin;

  • c. huishoudwatervoorziening: een voorziening voor de winning of behandeling van water dat met behulp van een leiding of distributienet als huishoudwater aan derden ter beschikking wordt gesteld;

  • d. ISO 17025: NEN-EN-ISO/IEC 17025:2000, algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria, uitgegeven door het Nederlandse Normalisatie Instituut;

  • e. de toezichthouder: de inspecteur dan wel, voor zover het betreft het toezicht op een collectieve watervoorziening of een collectief leidingnet, de op grond van de artikelen 15b, onderscheidenlijk 15f, van de Waterleidingwet aangewezen ambtenaar;

  • f. warm tapwater: verwarmd leidingwater;

  • g. de wet: de Waterleidingwet;

  • h. aërosolen: in lucht gedispergeerde waterdeeltjes met een diameter van 1 tot 10 micrometer;

  • i. legionellabacterie: bacterie behorende tot het geslacht Legionella;

  • j. tappunt: plaats waar het leidingwater beschikbaar komt voor gebruik;

  • k. NEN 6265: NEN 6265:1991/A1:2003, onderzoek naar de aanwezigheid en het aantal kolonievormende eenheden (KVE) van legionellabacteriën, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut;

  • l. bijlage: bij dit besluit behorende bijlage;

  • m. ISO 15189: NEN-EN-ISO 15189: 2003, Medische laboratoria- bijzondere eisen voor kwaliteit en competentie, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Hoofdstuk II, met uitzondering van de artikelen 4, eerste lid, 4b tot en met 8, van de wet, hoofdstuk IIA, met uitzondering van de artikelen 15a, eerste en tweede lid, juncto 15b, van de wet, hoofdstuk IIB, met uitzondering van artikel 15e, tweede lid, alsmede de hoofdstukken III en IV van de wet, zijn niet van toepassing op huishoudwater, indien de kwaliteit van dit huishoudwater niet van invloed is op de gezondheid van de betrokken verbruikers.

Hoofdstuk III. Technische en hygiënische voorschriften

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De eigenaar wordt, voor zover hij de voorschriften van dit hoofdstuk naleeft, geacht te voldoen aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid der Waterleidingwet, doch alleen voor wat betreft de punten, welke bij het bepaalde in dit hoofdstuk uitdrukkelijk zijn geregeld.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Leidingwater dat de eigenaar aan derden ter beschikking stelt, bevat geen micro-organismen, parasieten of stoffen in aantallen per volume-eenheid of concentraties die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben.

  • 2 Leidingwater voldoet op het punt waar het binnen een gebouw of perceel aan de tappunten ter beschikking komt, aan de tabellen I, II en III, opgenomen in bijlage A.

  • 3 Indien leidingwater niet voldoet aan het eerste lid of aan de in het tweede lid genoemde tabellen I en II is de eigenaar verplicht:

    • a. terstond onderzoek te doen naar de oorzaak en de mogelijke nadelige gevolgen daarvan voor de volksgezondheid,

    • b. zo spoedig mogelijk herstelmaatregelen in het belang van de volksgezondheid te nemen waardoor het leidingwater voldoet aan het eerste lid en de genoemde tabellen I en II en

    • c. terstond de toezichthouder te informeren over het niet voldoen aan het eerste lid of aan de in het tweede lid genoemde tabellen I en II en over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde onder a en b.

  • 4 Indien een ander dan de eigenaar constateert dat leidingwater niet voldoet aan het eerste lid of aan de in het tweede lid genoemde tabellen I en II, brengt hij de eigenaar terstond op de hoogte.

  • 5 In gevallen als bedoeld in het derde lid informeert de eigenaar terstond de verbruikers over de normoverschrijding en adviseert hij henomtrent de maatregelen die zij kunnen nemen om nadelige gevolgen voor de gezondheid te voorkomen.

  • 6 Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op de eigenaar van een collectief leidingnet.

  • 7 De eigenaar van een collectieve watervoorziening draagt er zorg voor dat voor de bereiding van warm tapwater uitsluitend water wordt gebruikt dat voldoet aan de tabellen I, II en III, opgenomen in bijlage A.

Artikel 4a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Artikel 4, derde tot en met vijfde lid, is niet van toepassing op de eigenaar, voor zover leidingwater dat aan de tappunten ter beschikking komt niet voldoet aan artikel 4, eerste lid, of aan de tabellen I en II, opgenomen in bijlage A, en de oorzaak daarvan is gelegen in een op zijn leidingnet aangesloten woninginstallatie, collectief leidingnet of collectieve watervoorziening.

  • 2 In het in het eerste lid bedoelde geval neemt de eigenaar de in het belang van de volksgezondheid noodzakelijke en passende maatregelen, voor zover deze in zijn vermogen liggen.

  • 3 Tot de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, behoren in elk geval:

    • a. het terstond informeren van de toezichthouder en van de eigenaar van de op zijn leidingnet aangesloten woninginstallatie, collectief leidingnet of collectieve watervoorziening, over de normoverschrijding en de mogelijke nadelige gevolgen voor de volksgezondheid alsmede het adviseren van deze eigenaars omtrent herstelmaatregelen die zij kunnen nemen;

    • b. het informeren en adviseren van de verbruikers omtrent aanvullende herstelmaatregelen die zij kunnen nemen.

    Tot de bedoelde maatregelen kan behoren het toepassen van behandelingstechnieken.

Artikel 4b

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien niet wordt voldaan aan tabel III, opgenomen in bijlage A, informeert de eigenaar terstond de toezichthouder, verricht hij terstond onderzoek naar de oorzaak en de mogelijke nadelige gevolgen voor de volksgezondheid en neemt hij de in het belang van de volksgezondheid noodzakelijke en passende maatregelen.

  • 2 In gevallen als bedoeld in het eerste lid informeert de eigenaar de verbruikers over de normoverschrijding en adviseert hij hen omtrent de maatregelen die zij kunnen nemen om nadelige gevolgen voor de gezondheid te voorkomen, tenzij de toezichthouder van oordeel is dat de normoverschrijding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid en het welzijn van de verbruikers en voor aan de verbruikers toebehorende goederen.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de eigenaar van een collectief leidingnet.

Artikel 4c

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien niet wordt voldaan aan tabel II, opgenomen in bijlage A, kan Onze Minister, indien het belang van de volksgezondheid zich daartegen niet verzet en de watervoorziening in het desbetreffende gebied redelijkerwijs niet op een andere wijze kan worden voortgezet, op verzoek van de eigenaar ontheffing verlenen van waarden uit tabel II.

  • 2 Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kan onder beperkingen worden verleend en aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. De beperkingen en voorschriften worden gesteld in het belang van de volksgezondheid. In het belang van de volksgezondheid kan de ontheffing worden ingetrokken en kunnen de aan de ontheffing verbonden voorschriften worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.

  • 3 De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend voor een zo kort mogelijke periode van ten hoogste drie jaar.

  • 4 De houder van de ontheffing, bedoeld in het eerste lid, stelt Onze Minister terstond op de hoogte van omstandigheden die er redelijkerwijs toe kunnen leiden dat aan het eind van de periode, bedoeld in het derde lid, niet wordt voldaan aan de in het eerste lid genoemde tabel II.

  • 5 In het geval, bedoeld in het vierde lid, kan Onze Minister op verzoek van de houder van de ontheffing besluiten tot verlenging van de periode waarvoor de ontheffing geldt. Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Nadien is in uitzonderlijke gevallen nog eenmaal op overeenkomstige wijze verlenging mogelijk.

  • 6 Een besluit tot verlening van een ontheffing als bedoeld in het eerste lid of tot verlenging van de periode waarvoor de ontheffing geldt als bedoeld in het vijfde lid omvat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a. de redenen voor de ontheffing;

    • b. de parameter waarop de ontheffing betrekking heeft, de resultaten van eerdere metingen in verband met deze parameter en de maximaal toegestane waarde ingevolge de ontheffing;

    • c. het geografisch gebied, de hoeveelheid geleverd water per dag, het aantal verbruikers en de betrokken bevolkingsgroep alsmede de eventuele gevolgen van de ontheffing voor de levensmiddelenindustrie;

    • d. een adequaat meetschema, met verhoogde meetfrequentie indien noodzakelijk;

    • e. een samenvatting van het plan voor de noodzakelijke herstelmaatregelen, waaronder een tijdschema, een kostenraming en voorzieningen voor onderzoek en evaluatie;

    • f. de periode waarvoor de ontheffing geldt.

Artikel 4d

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In afwijking van artikel 4c kan de toezichthouder op verzoek van de eigenaar ontheffing verlenen van waarden uit tabel II, opgenomen in bijlage A, voor zover:

    • a. overschrijding van een waarde uit tabel II naar zijn oordeel geen nadelige gevolgen voor de volksgezondheid heeft,

    • b. de overschrijding binnen 30 dagen door het nemen van herstelmaatregelen kan worden opgeheven, en

    • c. de onder a bedoelde waarde door de eigenaar in de voorafgaande twaalf maanden niet gedurende meer dan 30 dagen is overschreden.

  • 2 Bij zijn besluit stelt de toezichthouder de maximaal toegestane waarde en duur van de overschrijding van de waarde uit tabel II vast.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De eigenaar draagt zorg, op de wijze en in de mate, welke redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, dat:

    • 1°. de middelen tot winning, behandeling, opslag, transport en distributie van water zo zijn ingericht, worden gebruikt en onderhouden, dat geen verontreiniging van het water plaatsvindt;

    • 2°. het distributienet zo is ingericht, dat gebreken geredelijk kunnen worden opgeheven onder zo gering mogelijke belemmering van de distributie;

    • 3°. het leidingnet van een collectieve watervoorziening, voor zover dat geen deel uitmaakt van een gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet, voldoet aan NEN 1006, bedoeld in de Regeling Bouwbesluit 2003;

    • 4°. van de middelen tot winning, behandeling, opslag, transport en distributie van water tekeningen beschikbaar zijn, waarop de ligging en inrichting daarvan zijn aangegeven;

    • 5°. de werkzaamheden in het bedrijf zo worden verricht, dat geen verontreiniging van het water plaatsvindt;

    • 6e. de middelen tot opslag, transport en distributie van leidingwater na het verrichten van werkzaamheden daaraan zo worden ontsmet of gereinigd dat daarbij opgetreden verontreinigingen geheel onschadelijk gemaakt of verwijderd worden.

  • 2 Het eerste lid, onder 2°, geldt niet voor de eigenaar van een collectieve watervoorziening.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien een waterleidingbedrijf, collectieve watervoorziening of collectief leidingnet in gebruik is, beschikt de eigenaar daarvan over een daarop betrekking hebbend meetprogramma dat voldoet aan de in bijlage B opgenomen tabellen Ia, Ib, Ic en II. Bij majeure wijzigingen in de feitelijke situatie past de eigenaar daaraan voorafgaand het meetprogramma daarop aan.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar van een collectief leidingnet of van een collectieve watervoorziening voor warm tapwater, uitsluitend voor zover daarmee, berekend over een kalenderjaar, per dag gemiddeld minder dan 100 m3 drinkwater, onderscheidenlijk minder dan 30 m3 warm tapwater, wordt gedistribueerd.

  • 3 Een meetprogramma als bedoeld in het eerste lid dat betrekking heeft op een waterleidingbedrijf behoeft goedkeuring van de toezichthouder. Het programma wordt daartoe door de eigenaar van dat bedrijf na vaststelling of wijziging voorgelegd aan de toezichthouder, in de door deze aangegeven vorm.

  • 4 Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de eigenaar van een collectieve watervoorziening voor zover deze voor de winning of behandeling van water, dat als leidingwater aan derden ter beschikking wordt gesteld, gebruik maakt van grondwater, oppervlaktewater, zeewater of een overeenkomstige grondstof of halffabrikaat.

  • 5 De eigenaar, bedoeld in het eerste lid, onderzoekt het water in de frequentie en op de plaatsen, aangegeven in het meetprogramma, bedoeld in dat lid.

  • 6 Indien en voor zolang de eigenaar niet beschikt over een meetprogramma dat in overeenstemming is met het eerste lid dan wel, in de gevallen, bedoeld in het derde en vierde lid, niet beschikt over een goedgekeurd meetprogramma, verricht hij metingen overeenkomstig de in bijlage B opgenomen tabellen Ia, Ib, Ic en II.

  • 7 Voor micro-organismen, parasieten of stoffen die niet zijn genoemd in de in bijlage A opgenomen tabellen I, II en III, verricht de eigenaar of de eigenaar van een collectief leidingnet metingen indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze aanwezig zijn in aantallen per volume-eenheid of concentraties die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben.

  • 8 De toezichthouder kan bepalen dat door hem aangegeven parameters, genoemd in tabel I van bijlage B, frequenter worden onderzocht dan in tabel II van bijlage B is aangegeven. Tevens kan hij bepalen dat andere dan de in tabel I van bijlage B genoemde, door hem aangegeven parameters, onderzocht worden in een door hem aangegeven frequentie, indien dat naar zijn oordeel van belang is voor het verkrijgen van voldoende inzicht in de kwaliteit van het water.

  • 9 De toezichthouder kan toestaan dat de meetfrequentie van parameters die in tabel I van bijlage B zijn aangemerkt als «bewaking» wordt verlaagd, indien:

    • a. de waarden van de resultaten van de in een periode van tenminste twee opeenvolgende jaren genomen monsters constant zijn of significant beter dan de in bijlage A genoemde waarden en

    • b. het aannemelijk is dat er geen factor aanwezig is waardoor de kwaliteit van het water kan verslechteren.

    Bij verlaging van de frequentie bedraagt het aantal te nemen monsters ten minste de helft van de in tabel II van bijlage B genoemde aantallen.

  • 10 De toezichthouder kan toestaan dat de meetfrequentie van parameters die in tabel I van bijlage B zijn aangemerkt als «audit» wordt verlaagd, indien wordt vastgesteld dat de desbetreffende parameter niet in het leidingwater voorkomt in aantallen per volume-eenheid of concentraties die kunnen leiden tot het risico dat de in bijlage A genoemde waarden worden overschreden.

  • 11 De eigenaar van een waterleidingbedrijf die drinkwater van een ander betrekt teneinde dit zonder behandeling aan derden ter beschikking te stellen, onderzoekt dit ter plaatse waar hij dit water betrekt overeenkomstig de tabellen I en II, opgenomen in bijlage B. Indien in dit geval drinkwater wordt betrokken van een ander waterleidingbedrijf kan de inspecteur toestaan dat bedoeld onderzoek op andere, door hem aan te geven wijze wordt uitgevoerd.

  • 12 In alle overige gevallen dan bedoeld in het tiende lid, worden de monsters aan de tappunten genomen, met uitzondering van de monsters waarvan in de kolom« monsterplaats» in tabel I van bijlage B is aangegeven voor welke parameters de monsters of een deel daarvan ter plaatse van de inname van het gebruikte grondwater of oppervlaktewater dan wel na behandeling mogen worden genomen.

  • 13 De monstername geschiedt op een zodanig tijdstip en op zodanige wijze, dat de uitkomsten van het onderzoek representatief zijn voor de hoedanigheid van het desbetreffende water.

  • 14 Een monster dat niet ter plaatse wordt geanalyseerd wordt zodanig bewaard dat daardoor de uitkomsten van het onderzoek niet in betekenende mate worden beïnvloed.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De eigenaar, die gebruik maakt van grondwater, oppervlaktewater, of een daaruit vervaardigd halffabrikaat ten behoeve van de bereiding van leidingwater, neemt bij het opstellen van het meetprogramma, bedoeld in artikel 6, eerste lid, tevens tabel III van bijlage B in acht.

  • 2 De eigenaar die gebruik maakt van oppervlaktewater ten behoeve van de bereiding van leidingwater:

    • a. verricht het onderzoek of neemt de monsters daarvoor op een plaats die representatief is voor de waterkwaliteit op het punt waar het oppervlaktewater vóór de zuiveringsbehandeling wordt onttrokken en

    • b. kiest met betrekking tot de parameters temperatuur, zuurgraad en zuurstof-opgelost, een zodanig tijdstip dat de uitkomsten van het onderzoek representatief zijn voor het etmaalgemiddelde over de dag waarop het onderzoek plaatsvindt.

    Indien en zo lang als geen gevolg is gegeven aan een op grond van artikel 6, eerste lid, bestaande verplichting tot het opstellen van een meetprogramma, verricht de eigenaar, bedoeld in het eerste lid, metingen overeenkomstig de in bijlage B opgenomen tabel III, tenzij de toezichthouder anders bepaalt.

  • 3 De toezichthouder kan bepalen dat:

    • a. door hem aangegeven parameters, genoemd in tabel III van bijlage B, frequenter worden onderzocht dan aldaar is aangegeven;

    • b. door hem aangegeven parameters van groep II, genoemd in tabel III van bijlage B, minder frequent worden onderzocht dan aldaar is aangegeven;

    • c. andere dan in tabel III van bijlage B genoemde, door hem aangegeven parameters, onderzocht worden indien dat naar zijn oordeel van belang is voor het verkrijgen van voldoende inzicht in de kwaliteit van het water.

Artikel 6b

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De eigenaar houdt de in artikelen 6 en 6a bedoelde gegevens gedurende vijf jaar onder zich.

  • 2 Binnen drie maanden na afloop van elk kalenderjaar verstrekt de eigenaar of de eigenaar van een collectief leidingnet voor zover daarmee gemiddeld meer dan 1000 m3 leidingwater per dag of aan gemiddeld meer dan 5000 personen per dag leidingwater wordt geleverd, aan de toezichthouder een representatieve samenvatting van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, in de door de toezichthouder aangegeven vorm.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Bij het uitvoeren van onderzoek als bedoeld in de artikelen 6 en 6a worden de specificaties, genoemd in bijlage C, in acht genomen. Voor de in tabel I van bijlage C genoemde parameters worden de daar genoemde analysemethoden toegepast.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, tweede zin, kan de inspecteur op verzoek van degene die de analyses uitvoert toestaan dat van alternatieve analysemethoden gebruik wordt gemaakt, indien deze naar zijn oordeel tenminste even betrouwbaar zijn als de analysemethoden, bedoeld in het eerste lid. Bij zijn verzoek verstrekt de aanvrager alle voor de beoordeling van de alternatieve analysemethode relevante gegevens in de door de inspecteur aangegeven vorm. De inspecteur meldt de toepassing van de alternatieve analysemethode aan Onze Minister.

  • 3 Voor de in tabel II van bijlage C genoemde parameters worden bij de analyse de daar vermelde prestatiekenmerken in acht genomen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het nemen en analyseren van monsters ter uitvoering van dit besluit geschiedt door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat gebaseerd is op ISO 17025 of een gelijkwaardige norm en die daarvoor overeenkomstig deze norm geaccrediteerd zijn.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan het nemen en analyseren van monsters ter uitvoering van hoofdstuk IIIC geschieden door medisch microbiologische laboratoria, onder verantwoordelijkheid van een arts-microbioloog, die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat gebaseerd is op ISO 15189 of een gelijkwaardige norm en die daarvoor overeenkomstig deze norm geaccrediteerd zijn.

  • 3 Een gelijkwaardige norm als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt uitsluitend toegepast na daartoe verkregen toestemming van de inspecteur. Bij de aanvraag worden alle voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van de bedoelde norm relevante gegevens in de door de inspecteur aangegeven vorm aan hem overgelegd.

  • 4 Het nemen en analyseren van monsters als bedoeld in de artikelen 6 en 6a en hoofdstuk IIIC ten behoeve van waterleidingbedrijven geschiedt door laboratoria als bedoeld in het eerste lid die daartoe zijn aangewezen door Onze Minister.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De eigenaar draagt zorg, dat:

    • a. de door het pompstation afgeleverde hoeveelheden water voortdurend, of ten minste elk uur, worden geregistreerd;

    • b. op een aantal door de inspecteur aan te wijzen plaatsen in het distributiegebied de druk van het water voortdurend wordt geregistreerd.

  • 2 De eigenaar draagt zorg de in het voorgaande lid bedoelde gegevens gedurende ten minste vijf jaar beschikbaar te hebben.

  • 3 Het eerste en tweede lid gelden niet voor de eigenaar van een collectieve watervoorziening of van een collectief leidingnet.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Onverminderd de voorgaande artikelen draagt degene, aan wie middellijk of onmiddellijk op het leidingnet van een waterleidingbedrijf, van een collectieve watervoorziening of van een collectief leidingnet aangesloten leidingen en toestellen behoren, zorg dat deze redelijkerwijs geen gevaar voor verontreiniging van dat leidingnet en van het door middel van deze leidingen en toestellen aan derden ter beschikking gestelde leidingwater kunnen opleveren.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De eigenaar van een waterleidingbedrijf controleert de middellijk of onmiddellijk op het leidingnet van zijn bedrijf aangesloten woninginstallaties, collectieve watervoorzieningen, collectieve leidingnetten en overige leidingwaterinstallaties op gevaar voor verontreiniging van het leidingnet van zijn bedrijf.

  • 2 De eigenaar van een waterleidingbedrijf controleert tevens de middellijk of onmiddellijk op het leidingnet van zijn bedrijf aangesloten collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten op gevaar voor verontreiniging van het aan derden ter beschikking gestelde leidingwater.

  • 3 Indien bij een controle als bedoeld in het tweede lid blijkt dat niet wordt voldaan aan de artikelen 4, eerste of tweede lid, of 17j, eerste lid, of dat daarvoor gevaar bestaat, informeert de eigenaar van het waterleidingbedrijf terstond de toezichthouder en de desbetreffende eigenaar van de op zijn leidingnet aangesloten collectieve watervoorziening of collectief leidingnet.

  • 4 Degene, aan wie de in het eerste en tweede lid bedoelde collectieve watervoorzieningen, collectieve leidingnetten en overige leidingwaterinstallaties toebehoren, is verplicht medewerking te verlenen aan de controle, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De eigenaar draagt zorg, dat het personeel wordt voorgelicht aangaande de hygiënische voorschriften, welke in het bedrijf in acht moeten worden genomen.

Hoofdstuk IIIA. Voorschriften voor de bereiding van leidingwater uit oppervlaktewater

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 17a

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Oppervlaktewater, bestemd om te worden gebruikt voor de bereiding van leidingwater, wordt ingedeeld in de kwaliteitsklassen I, II en III, op grond van de waarden van de parameters, genoemd in de bij dit besluit behorende bijlage D. Oppervlaktewater valt in een der kwaliteitsklassen indien geen der waarden van de parameters, genoemd in kolom B van de desbetreffende klasse, wordt overschreden.

  • 2 Van overschrijding van de waarde van een parameter, genoemd in bijlage D, is sprake indien:

    • a. na metingen welke éénmaal per 4 weken dienen te worden verricht, wordt vastgesteld dat:

      • - de waarde meer dan éénmaal per jaar is overschreden; of

      • - de waarde meer bedraagt dan 150% van de in bijlage D genoemde waarde met uitzondering van de waarde betreffende de parameters temperatuur, zuurgraad, zuurstof opgelost, alsmede de microbiologische parameters;

    • b. na metingen welke eenmaal per 3 maanden dienen te worden verricht, wordt vastgesteld dat de in bijlage D genoemde waarde is overschreden.

Artikel 17b

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Indien de eigenaar vaststelt dat in het door hem voor de bereiding van leidingwater ingenomen oppervlaktewater overschrijding van waarden van in bijlage D genoemde parameters, behorend bij de kwaliteitsklasse, waarin het door hem gebruikte oppervlaktewater valt, optreedt, stelt hij daarvan in kennis:

  • - de inspecteur,

  • - het openbare lichaam, belast met de zorg voor de goede hoedanigheid van het betrokken oppervlaktewater,

  • - in de gevallen, bedoeld in artikel 17d, onder a en b, Onze Minister,

  • - indien ten behoeve van de bereiding van leidingwater door de eigenaar water uit oppervlaktewater is ingenomen door een ander bedrijf, de eigenaar van dat bedrijf.

Artikel 17c

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het is de eigenaar verboden leidingwater te bereiden uit oppervlaktewater dat niet voldoet aan de ten aanzien van kwaliteitsklasse III, onder B in Bijlage D gestelde eisen.

  • 2 Het is de eigenaar voorts verboden leidingwater te bereiden uit oppervlaktewater, vallende in een der in artikel 17a, eerste lid, bedoelde kwaliteitsklassen, tenzij het water tevoren is behandeld op een bij de kwaliteitsklasse passende wijze, aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage E.

Artikel 17d

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De in artikel 17c gestelde verboden gelden niet:

  • a. indien overschrijding van de in bijlage D genoemde waarden het gevolg is van overstromingen of natuurrampen;

  • b. in de in bijlage D aangegeven gevallen: indien overschrijding van de waarden het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden.

  • c. in de periode die ligt tussen het indienen van een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 17e en de vierde dag na het tijdstip waarop Onze Minister zijn besluit met betrekking tot een ontheffing aan de aanvrager heeft toegezonden.

Artikel 17e

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Onze Minister kan ontheffing verlenen van het in artikel 17c, eerste lid, gestelde verbod indien:

    • a. de eigenaar een zodanige behandeling - met inbegrip van menging - van het water kan toepassen dat het bereide leidingwater voldoet aan de in dit besluit ten aanzien van leidingwater gestelde eisen;

    • b. de eigenaar is aangewezen op oppervlaktewater dat niet voldoet aan kwaliteitsklasse III, en het gebruik van dat water geen onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid meebrengt.

  • 2 Onze Minister kan voorts, indien het belang van de volksgezondheid zich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van de in artikel 17c gestelde verboden:

    • a. indien overschrijding van de in bijlage D genoemde waarden het gevolg is van de natuurlijke gesteldheid van de bodem en de invloed daarvan op het water.

    • b. in de in bijlage D aangegeven gevallen:

      • - indien overschrijding van de waarden plaatsvindt bij oppervlaktewater uit meren met een diepte van ten hoogste 20 meter, waarin de vervanging van het water meer dan een jaar in beslag neemt en waarin geen afvalwater wordt geloosd;

      • - indien de overschrijding van de waarden het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden.

Artikel 17f

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Indien Onze Minister voornemens is over te gaan tot intrekking van de ontheffing dan wel tot wijziging, aanvulling of intrekking van aan de ontheffing verbonden voorschriften, doet hij daarvan mededeling aan het openbare lichaam, belast met de zorg voor de goede hoedanigheid van het betrokken oppervlaktewater.

  • 2 In een mededeling als bedoeld in het eerste lid en een mededeling ingevolge artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt Onze Minister ten minste:

    • a. een korte motivering van de voorgenomen beslissing;

    • b. indien het voornemen een wijziging betreft, de zakelijke inhoud van die wijziging;

    • c. de termijn waarbinnen een belanghebbende zijn zienswijze met betrekking tot de voorgenomen beslissing naar voren kan brengen.

Hoofdstuk IIIB. Regels met betrekking tot materialen en chemicaliën

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 17g

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Onverminderd de hoofdstukken II, III en IIIA, draagt de eigenaar er zorg voor dat de materialen en chemicaliën, die gebruikt worden bij de winning, de bereiding, de behandeling, de opslag, het transport of de distributie van leidingwater en de wijze waarop deze worden toegepast, er niet toe leiden dat deze materialen en chemicaliën:

    • a. in een hogere concentratie in het leidingwater achterblijven dan voor het gebruik van die materialen of chemicaliën noodzakelijk is, en

    • b. nadelige gevolgen hebben voor de volksgezondheid.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de eigenaar van een collectief leidingnet en de in dat leidingnet toe te passen materialen.

Artikel 17h

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Aan de in artikel 17g, eerste lid, onder b, en tweede lid juncto eerste lid, onder b, gestelde eis wordt voldaan voor zover het betreft materialen en chemicaliën:

    • a. waarvoor door Onze Minister erkende, dan wel gelijkwaardige kwaliteitsverklaringen zijn afgegeven, mits deze materialen en chemicaliën overeenkomstig deze kwaliteitsverklaringen worden gebruikt of toegepast;

    • b. waarvan anderszins ten genoegen van Onze Minister is aangetoond dat aan de in artikel 17g, eerste lid, onder b, en tweede lid juncto eerste lid, onder b, gestelde eis wordt voldaan.

  • 2 Er is een commissie van deskundigen, belast met de uitvoering van de regels, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk IIIC. Regels met betrekking tot de preventie van legionella in leidingwater

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

§ 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 17i

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 De artikelen 17j, 17o, 17p en 17q zijn van overeenkomstige toepassing op de eigenaar van een waterleidingbedrijf, voor zover deze drinkwater aan derden ter beschikking stelt, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 17q geldt dat:

    • a. het onderzoek naar de aanwezigheid van legionellabacteriën na de laatste zuiveringsstap tenminste halfjaarlijks wordt uitgevoerd,

    • b. het leidingwater in het distributiegebied van het waterleidingbedrijf onderzocht wordt overeenkomstig de frequentie, aangemerkt als «audit», aangegeven in tabel II van bijlage B.

  • 3 Dit hoofdstuk is van overeenkomstige toepassing op de eigenaar van een waterleidingbedrijf, voor zover deze huishoudwater aan derden ter beschikking stelt.

  • 4 Als tappunten, bedoeld in de aanhef van het eerste lid worden aangemerkt:

    • a. tappunten met een douche of andere appendage waarmee water kan worden gesproeid of verneveld;

    • b. tappunten die al dan niet tijdelijk gebruikt worden voor het aansluiten van een douche, andere appendage of toestel waarmee water kan worden gesproeid of verneveld;

    • c. tappunten waarvan de eigenaar redelijkerwijze kan weten of vermoeden dat deze al dan niet tijdelijk gebruikt worden voor het aansluiten van een douche, andere appendage of toestel waarmee water kan worden gesproeid of verneveld;

    • d. alle tappunten in een instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, sub 1, voor zover het een afdeling hematologie of oncologie is, dan wel daar transplantaties worden uitgevoerd, of patiënten met chronische longaandoeningen of met immuunstoornissen verblijven.

Artikel 17j

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Leidingwater dat op een zodanige wijze aan de tappunten ter beschikking komt of wordt gebruikt, dat daarbij aërosolen alsmede daardoor, al dan niet samen met andere micro-organismen, meegevoerde legionellabacteriën kunnen vrijkomen in hoeveelheden die, in geval van inademing, nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben, bevat minder dan 100 kolonie vormende eenheden legionellabacteriën per liter.

  • 2 De eigenaar van een collectieve watervoorziening of een collectief leidingnet draagt er zorg voor dat het door hem aan derden ter beschikking gestelde leidingwater op het punt van aflevering voldoet aan het eerste lid.

§ 2. Risicoanalyse en beheersplan voor collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 17k

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 3 De risicoanalyse, bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt voorafgaand aan de ingebruikneming van de collectieve watervoorziening, onderscheidenlijk het collectieve leidingnet, uitgevoerd.

  • 4 Binnen drie maanden na iedere voor het in het eerste of tweede lid bedoelde risico relevante wijziging van de collectieve watervoorziening, onderscheidenlijk het collectieve leidingnet, of het gebruik daarvan, dan wel van een wijziging van factoren die invloed kunnen hebben op dat risico, wordt de risicoanalyse, bedoeld in het eerste, onderscheidenlijk tweede lid, opnieuw uitgevoerd. De eerste volzin heeft geen betrekking op wijzigingen die zijn toegepast op grond van artikel 17n, eerste lid, of artikel 17o, eerste lid.

  • 5 De eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet draagt er zorg voor dat de uitkomsten van de op grond van het eerste, tweede of vierde lid uitgevoerde risicoanalyse, met een overzicht van de daarbij gebruikte gegevens en de genomen maatregelen, voor de toezichthouder ter inzage liggen ter plaatse van de collectieve watervoorziening, onderscheidenlijk het collectieve leidingnet, en aan de toezichthouder op zijn verzoek worden toegezonden in een door hem aangegeven vorm.

  • 6 Indien de toezichthouder van oordeel is dat de risicoanalyse, bedoeld in het eerste, tweede of vierde lid, onjuist of onvolledig is uitgevoerd dan wel anderszins niet voldoet aan de voorschriften, opgenomen in bijlage F, kan hij de eigenaar, bedoeld in het eerste of tweede lid, verplichten tot het wijzigen, aanvullen of opnieuw uitvoeren van de risicoanalyse binnen een daarbij aangegeven termijn. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17l

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 Het beheersplan, bedoeld in het eerste lid, wordt voorafgaand aan de ingebruikneming van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet opgesteld.

  • 3 In het in artikel 17k, vierde lid, bedoelde geval wordt het beheersplan binnen drie maanden na het tijdstip van gereedkomen van de in dat lid bedoelde risicoanalyse opgesteld, dan wel wordt een bestaand beheersplan binnen drie maanden na dat tijdstip herzien, indien de risicoanalyse daartoe aanleiding geeft.

  • 4 Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing voor zover de eigenaar, bedoeld in het eerste lid, het in dat lid bedoelde risico binnen drie maanden na het tijdstip van gereedkomen van de risicoanalyse opheft door zodanige wijzigingen in de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet dat daardoor niet langer periodieke beheersmaatregelen zijn vereist.

  • 5 Het beheersplan omvat ten minste de volgende onderdelen:

    • a. tekeningen of beschrijvingen waaruit de ligging en inrichting van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet blijkt;

    • b. gegevens over de in de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet opgenomen toestellen waarmee warm tapwater wordt bereid, leidingen en overige toestellen;

    • c. gegevens over de herkomst, aard en kwaliteit van het water dat wordt gebruikt voor de bereiding van leidingwater, met inbegrip van warm tapwater;

    • d. de uitkomsten van de uitgevoerde risicoanalyse;

    • e. de maatregelen die zijn of worden genomen, de werkinstructies voor het uitvoeren van de maatregelen en de voorschriften die worden toegepast voor bediening, onderhoud en controle van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet, voor zover deze betrekking hebben op de beheersing van de bij de risicoanalyse aangetroffen risico’s, waarbij tevens wordt aangegeven wie door de eigenaar belast is met de uitvoering van de maatregelen, welke bevoegdheden daarvoor bestaan en op welke wijze en in welke frequentie de uitvoering plaatsvindt;

    • f. de tappunten waarop en de frequentie waarin het leidingwater wordt onderzocht op de aanwezigheid van legionellabacteriën overeenkomstig artikel 17q;

    • g. in geval van een collectieve watervoorziening of een collectief leidingnet in een inrichting als bedoeld in artikel 17i, eerste lid, onder a of b: een omschrijving van de getroffen voorzieningen om het risico van verbranding bij personen, die vanwege hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid niet of onvoldoende in staat zijn de temperatuur van het bij de lichaamsverzorging of anderszins gebruikte leidingwater op een veilig niveau in te stellen, te voorkomen;

    • h. de maatregelen die worden genomen indien er aanwijzingen zijn dat niet wordt voldaan aan artikel 4, zevende lid, of artikel 17j, eerste lid.

Artikel 17m

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In gevallen waarin op grond van artikel 17l een verplichting bestaat tot het opstellen van een beheersplan, draagt de eigenaar van een collectieve watervoorziening of van een collectief leidingnet er zorg voor dat het beheersplan voor de toezichthouder ter inzage ligt ter plaatse van de collectieve watervoorziening, onderscheidenlijk het collectieve leidingnet. Op verzoek van de toezichthouder wordt het beheersplan aan hem toegezonden in een door hem aangegeven vorm.

  • 2 Indien de toezichthouder van oordeel is dat het beheersplan, bedoeld in artikel 17l, eerste of derde lid, onjuist of onvolledig is dan wel anderszins niet voldoet aan de voorschriften, opgenomen in artikel 17l, vijfde lid, kan hij de eigenaar verplichten tot het wijzigen, aanvullen of opnieuw opstellen van het beheersplan binnen een daarbij aangegeven termijn. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17n

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De eigenaar van een collectieve watervoorziening of van een collectief leidingnet voert maatregelen en controles uit overeenkomstig het beheersplan.

  • 2 De eigenaar, bedoeld in het eerste lid, houdt in een logboek aantekening van de krachtens dit hoofdstuk uitgevoerde maatregelen, controles en onderzoeken, alsmede van de resultaten daarvan. Deze gegevens worden gedurende drie jaar bewaard.

  • 3 De eigenaar, bedoeld in het eerste lid, draagt er zorg voor dat het logboek voor de toezichthouder ter inzage ligt ter plaatse van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet of, indien de toezichthouder daarmee instemt, op een andere, door hem te bepalen plaats. Op verzoek van de toezichthouder wordt het logboek aan hem toegezonden in een door hem aangegeven vorm.

§ 3. Controle, melding en maatregelen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 17o

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In geval van omstandigheden die, naar de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet redelijkerwijze kan weten of vermoeden, gevaar of beletsel kunnen vormen voor het voldoen aan artikel 4, zevende lid, of artikel 17j, eerste lid, informeert hij terstond de toezichthouder en voert hij uit voorzorg de maatregelen en controles uit die met het oog op deze omstandigheden in het beheersplan zijn opgenomen of, voor zover daaromtrent in het beheersplan geen maatregelen zijn opgenomen dan wel geen beheersplan van toepassing is, de maatregelen en controles die in deze omstandigheden redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, tenzij de toezichthouder anders voorschrijft. Tevens worden in dit geval de verbruikers terstond geïnformeerd en geadviseerd over de door hen te nemen maatregelen ter bescherming van hun gezondheid, tenzij de normoverschrijding naar het oordeel van de toezichthouder geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid en het welzijn van de verbruikers.

  • 2 Indien de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet vaststelt dat leidingwater niet voldoet aan artikel 17j, eerste lid, ten gevolge van een oorzaak die gelegen is in een op zijn leidingnet aangesloten woninginstallatie, collectieve watervoorziening of collectief leidingnet, informeert hij terstond de eigenaar hiervan en adviseert hij deze over de te nemen herstelmaatregelen. Tevens informeert hij terstond de toezichthouder.

Artikel 17p

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het nemen en analyseren van monsters ter uitvoering van dit hoofdstuk geschiedt overeenkomstig NEN 6265 of een gelijkwaardige methode.

  • 2 Een gelijkwaardige methode als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend toegepast na daartoe verkregen toestemming van de inspecteur. Bij de aanvraag worden alle voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van de bedoelde methode relevante gegevens in de door de inspecteur aangegeven vorm aan hem overgelegd.

Artikel 17q

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Bij de uitvoering van de risicoanalyse, bedoeld in artikel 17k, eerste of tweede lid, en vervolgens tenminste halfjaarlijks, onderzoekt de eigenaar van een collectieve watervoorziening onderscheidenlijk een collectief leidingnet het leidingwater op de aanwezigheid van legionellabacteriën bij de tappunten, bedoeld in artikel 17i, vierde lid. Het aantal in dit onderzoek te betrekken meetpunten wordt bepaald overeenkomstig bijlage G. De toezichthouder kan bepalen dat de meetfrequentie of het aantal in het onderzoek te betrekken meetpunten verlaagd of verhoogd wordt.

Hoofdstuk IV. Voorschriften met betrekking tot de gezondheid van het personeel van waterleidingbedrijven

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De eigenaar draagt zorg, dat een arts zich belast met het geneeskundige onderzoek van die leden van het personeel bij zijn bedrijf, die geregeld werkzaamheden verrichten bij aanleg, herstel, onderhoud of controle van middelen tot winning van grondwater of van middelen tot behandeling, opslag, vervoer of distributie van water, voor zover zij bij het verrichten van deze werkzaamheden middellijk of onmiddellijk het water kunnen besmetten.

  • 2 Bij verschil van inzicht tussen de eigenaar en de inspecteur omtrent de beantwoording van de vraag, of een lid van het personeel ingevolge het bepaalde in het eerste lid aan geneeskundig onderzoek moet worden onderworpen, beslist de inspecteur.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Het geneeskundige onderzoek, bedoeld in artikel 18, eerste lid, dat wordt verricht in verband met de indiensttreding of eerste tewerkstelling van personeelsleden voor werkzaamheden, als bedoeld in artikel 18, eerste lid, omvat:

    • a. voor de indiensttreding of eerste tewerkstelling het opnemen van de anamnese;

    • b. voor de indiensttreding of eerste tewerkstelling ten minste één onderzoek van faeces en urine op de aanwezigheid van bacteriën van de geslachten Salmonella en Shigella;

    • c. voor of terstond na de indiensttreding of eerste tewerkstelling een nader onderzoek, als bedoeld onder b, met dien verstande, dat dit onderzoek wordt verricht na verloop van tenminste één week na het eerste onderzoek;

    • d. andere of nadere onderzoekingen op verlangen van de inspecteur.

  • 2 Ten aanzien van personeelsleden, die ingevolge artikel 12, onder b, der Waterleidingwet geen werkzaamheden verrichten, wordt een geneeskundig onderzoek, als bedoeld in artikel 18, ingesteld, alvorens zij weder te werk worden gesteld.

    Dit onderzoek omvat:

    • a. indien de inspecteur zulks verlangt, een of meer onderzoekingen, als bedoeld in het eerste lid, onder b;

    • b. andere of nadere onderzoekingen op verlangen van de inspecteur.

  • 3 Het geneeskundige onderzoek, bedoeld in artikel 18, dat wordt verricht met betrekking tot personeelsleden, anders dan in de gevallen, als bedoeld in het eerste en tweede lid, omvat zodanige onderzoekingen, als de inspecteur nodig oordeelt. De inspecteur kan bepalen, dat deze onderzoekingen meermalen of periodiek worden verricht.

  • 4 Voor zover laboratoriumonderzoek dient te worden verricht ten behoeve van de in dit artikel bedoelde onderzoekingen, maakt de daarmede belaste arts gebruik van de diensten van het Rijks Instituut voor de Volksgezondheid of van door Onze Minister of de inspecteur aan te wijzen laboratoria.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

De ziekten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, der Waterleidingwet, zijn:

febris typhoïdea,

paratyfus B (salmonellose Schotmüller),

andere salmonellosen,

dysenteria amoebica,

dysenteria bacillaris,

hepatitis infectiosa,

poliomyelitis anterior acuta.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 De eigenaar houdt een register, waarin de namen, geboortedata, woonplaatsen, adressen en functies zijn vermeld van de leden van het personeel van zijn bedrijf, tot wier taak behoort werkzaamheden, als bedoeld in artikel 18, eerste lid, te verrichten.

  • 2 De eigenaar zendt onverwijld afschriften van dit register en van alle daarin aangebrachte aanvullingen en wijzigingen aan degene, die is belast met het geneeskundige onderzoek en aan de inspecteur, voor zover deze zulks verlangen.

  • 3 De eigenaar stelt de inspecteur in kennis van de naam, de woonplaats en het adres van degene, die zich ingevolge artikel 18, eerste lid, met het geneeskundige onderzoek heeft belast.

  • 4 De eigenaar stelt degene, die is belast met het geneeskundige onderzoek en de inspecteur, voor zover deze zulks verlangt, in kennis van alle aangiften, welke hem ingevolge het bepaalde in artikel 11, tweede lid, der Waterleidingwet door de leden van het personeel van zijn bedrijf worden gedaan.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Degene, die belast is met het geneeskundige onderzoek, is verplicht:

  • a. de inspecteur onverwijld in kennis te stellen van de resultaten daarvan, indien blijkt, dat besmetting met bacteriën van de geslachten Salmonella of Shigella aanwezig is of anamnestische verdenking bestaat betreffende besmetting met de verwekker van febris typhoïdea, paratyfus B (salmonellose Schottmüller) of dysenteria amoebica;

  • b. aan de inspecteur alle door deze met betrekking tot het geneeskundige onderzoek gevraagde inlichtingen te verstrekken.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 2 Voor zover maatregelen zijn genomen ingevolge een beslissing, als bedoeld in het tweede lid, laatste zinsnede, welke nadien door Onze Minister in beroep is vernietigd, vergoedt het Rijk de schade, door deze maatregelen aan de eigenaar veroorzaakt.

Hoofdstuk V. Regels met betrekking tot het informeren van consumenten over de kwaliteit van het leidingwater

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 In de gevallen, waarin Onze Minister ontheffing verleent als bedoeld in de artikelen 2, 4c of 17e, wordt hiervan mededeling gedaan in de Staatscourant, in een of meer landelijke dagbladen en in een of meer regionale dagbladen.

  • 2 Indien toepassing is gegeven aan artikel 4c informeert de houder van de ontheffing de betrokken verbruikers over de ontheffingverlening en adviseert hij zo nodig specifiek gevoelige bevolkingsgroepen over door hen te nemen maatregelen ter bescherming van hun gezondheid.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Gegevens als bedoeld in de artikelen 6, 6a, 11 en 17a zijn uiterlijk vier weken nadat deze bij de eigenaar of de eigenaar van een collectief leidingnet bekend zijn geworden voor een ieder toegankelijk.

  • 2 De eigenaar of de eigenaar van een collectief leidingnet, die op grond van artikel 6 verplicht is tot het opstellen van een meetprogramma, stelt jaarlijks voor 1 april een overzicht op van de kwaliteit van het door hem geleverde leidingwater in het voorgaande kalenderjaar. Dit overzicht is openbaar en ligt ter inzage op een voor een ieder toegankelijke plaats. Het eerste overzicht stelt hij op voor 1 april 2003.

Hoofdstuk VI. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel "Waterleidingbesluit".

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

  • 1 Dit besluit treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

  • 2 Voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan kan de inwerkingtreding op verschillende tijdstippen worden vastgesteld.

Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk , 7 juni 1960

JULIANA.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

VAN ROOY.

Uitgegeven de dertigste augustus 1960.

De Minister van Justitie,

A. C. W. BEERMAN.

Bijlage A. behorend bij de artikelen 4 tot en met 4d van het Waterleidingbesluit

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Kwaliteitseisen

Tabel I. Microbiologische parameters

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parameter

Maximum waarde

Eenheid

Opmerkingen

Cryptosporidium

   

Noot 1

Escherichia coli

0

kve/100 ml

kve = kolonievormende eenheden

Enterococcen

0

kve/100 ml

 

(Entero)virussen

   

Noot 1

Giardia

   

Noot 1

Noot:

1) Micro-organismen mogen krachtens artikel 4, eerste lid, niet in een zodanige concentratie in het leidingwater voorkomen dat gevaar voor de volksgezondheid kan ontstaan. Voor bepaalde micro-organismen, zoals virussen en protozoa (onder meer Cryptosporidium en Giardia), is het niet mogelijk om concentraties te meten op het zeer lage niveau, waarop blootstelling relevant is voor de gezondheid van de gebruiker. In plaats hiervan dient de eigenaar die gebruik maakt van oppervlaktewater als grondstof voor de bereiding van leidingwater op basis van metingen van de desbetreffende micro-organismen in het ruwe water en gegevens over de verwijderingscapaciteit bij de verschillende zuiveringsprocessen (inclusief eventuele bodempassages) in overleg met de toezichthouder een kwantitatieve risicoanalyse voor het bereide leidingwater op te stellen.

Voor het door middel van deze risicoanalyse berekende theoretische infectierisico geldt een voorlopige grenswaarde van één infectie per 10 000 personen per jaar. De toetsing aan deze (voorlopige) grenswaarde voor het infectierisico dient in elk geval te worden uitgevoerd voor Enterovirussen, Cryptosporidium en Giardia, maar geldt in principe ook voor andere pathogene micro-organismen. Indien het berekende infectierisico groter is dan de genoemde grenswaarde, dient de eigenaar met de toezichthouder te overleggen over te nemen maatregelen.

De toezichthouder kan bepalen dat voor kwetsbare grondwaterwinningen eenzelfde risicoanalyse wordt uitgevoerd.

De term «voorlopige grenswaarde» wordt gebruikt om aan te geven dat het hier om een toetsingswaarde gaat die in de praktijk nog nader wordt getoetst. Aanpassing van deze waarde is daarom niet uitgesloten.

Tabel II. Chemische parameters

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parameter

Maximum waarde

Eenheid

Opmerkingen

Acrylamide

0,10

µg/l

Noot 1

Antimoon

5,0

µg/l

 

Arseen

10 

µg/l

 

Benzeen

1,0

µg/l

 

Benzo(a)pyreen

0,010

µg/l

 

Boor

0,5

mg/l

 

Bromaat

1,0

µg/l

Bij desinfectie geldt een maximale waarde van 5,0 µg/l (als 90 percentielwaarde, met een maximum van 10 µg/l)

Cadmium

5,0

µg/l

 

Chroom

50  

µg/l

Noot 2

Cyaniden (totaal)

50 

µg/l

Noot 3

1,2-Dichloorethaan

3,0

µg/l

 

Epichloorhydrine

0,10

µg/l

Noot 1

Fluoride

1,1

mg/l

 

Koper

2,0

mg/l

Noot 2

Kwik

1,0

µg/l

 

Lood

10 

µg/l

Tot 1-1-2006 geldt een maximum van 25 µg/l Noot 2

Nikkel

20 

µg/l

Noot 2

Nitraat

50 

mg/l

Noot 4

Nitriet

0,1

mg/l

Noot 4

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) (som)

0,10

µg/l

Som van gespecificeerde verbindingen met concentratie hoger dan de detectiegrens. Noot 5

Polychloorbifenylen (PCB's) (individueel)

0,10

µg/l

Per stof.

PCB's (som)

0,50

µg/l

Som van gespecificeerde verbindingen met concentratie > 0,05 µg/l Noot 6

Pesticiden (individueel)

0,10

µg/l

Per stof. Noot 7. Voor aldrin, dieldrin, heptachloor en heptachloorepoxide geldt een maximum waarde van 0,030 µg/l.

Pesticiden (som)

0,50

µg/l

Som van afzonderlijke pesticiden met concentratie hoger dan de detectiegrens.

Seleen

10 

µg/l

 

Tetra- en trichlooretheen (som)

10 

µg/l

 

Trihalomethanen (som)

25 

µg/l

Som van gespecificeerde verbindingen (als 90 percentiel, met een maximum van 50). Noot 8 Tot 1-1-2006 geldt een maximum van 100 µg/l.

Vinylchloride

0,50

µg/l

Noot 1

Noten:

1) Deze parameterwaarde heeft betrekking op de residuele monomeerconcentratie in het water, berekend aan de hand van specificaties inzake de maximum migratie van de overeenkomstige polymeer in contact met water.

2) Deze waarde geldt voor een monster van voor menselijke consumptie bestemd water dat via een passende steekproefmethode aan de kraan verkregen is, en dat representatief mag worden geacht voor de gemiddelde waarde die de verbruiker wekelijks binnen krijgt. Deze methode zal worden vastgesteld door de Inspecteur, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele pieken die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid. Waar nodig schrijft de Inspecteur de toepassing van bemonsterings- en controlemethoden voor, die zijn geharmoniseerd overeenkomstig de in Richtlijn 98/83/EG vastgelegde procedure.

3) Met behulp van de methode moet het totaal aan cyanide in elke vorm worden bepaald.

4) Ten aanzien van de concentraties nitraat en nitriet dient tevens te worden voldaan aan de voorwaarde dat [nitraat]/50 +[nitriet]/3 <1, waarbij de rechte haken de concentratie in mg/l uitdrukken, voor nitraat in NO3, en voor nitriet in NO2.

5) De gespecificeerde verbindingen zijn: pyreen, benzo(a)antraceen, benzo(ghi)peryleen, fenantreen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, anthraceen, benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen, chryseen en fluorantheen

6) De gespecificeerde verbindingen zijn: PCB nr. 28, 52, 101, 118, 138, 153 en 180.

7) Onder pesticiden wordt verstaan: organische insecticiden, organische herbiciden, organische fungiciden, organische nematociden, organische acariciden, organische algiciden, organische rodenticiden, organische slimiciden en soortgelijke producten (onder meer groeiregulatoren), en hun metabolieten en afbraak- of reactieproducten die humaan toxicologisch relevant zijn.

8) De gespecificeerde verbindingen zijn: chloroform, bromoform, dichloorbroommethaan en broomdichloormethaan. De concentratie broomdichloormethaan mag niet hoger zijn dan 15 µg/l.

Tabel IIIa. Indicatoren – Bedrijfstechnische parameters

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parameter

Maximum waarde (tenzij anders aangegeven)

Eenheid

Opmerkingen

Aeromonas (30 °C)

1000

kve/100 ml

kve = kolonievormende eenheden

Ammonium

0,20

mg/l

 

Bacteriën van de coligroep

0

kve/100 ml

 

Bacteriofagen

pve

pve = plaque vormende eenheden

Chloride

150

mg/l

Jaargemiddelde. Het water mag niet agressief zijn.

Clostridium perfringens (inclusief sporen)

0

kve/100 ml

 

DOC/TOC

Geen abnormale verandering

mg/l

Noot 1

Geleidingsvermogen

125 bij 20 °C

mS/m

Het water mag niet agressief zijn.

Hardheid (totaal)

1 < totale hardheid < 2,5 (mmol)

mmol/l

Totale hardheid te berekenen als aantal mmol Ca2+ plus Mg2+/l. Bij toepassing van ontharding of ontzouting geldt deze waarde als 90 percentiel

Koloniegetal bij 22 °C

100

kve/ml

Geometrische jaargemiddelde. Geen abnormale verandering.

Radioactiviteit

   

Noot 2

Totale α Totale ß Tritium Indicatieve dosis (totaal)

0,1 1 100 0,10

Bq/l Bq/l Bq/l mSv/j

 

Saturatie Index (SI)

> –0,2

SI

Het water mag niet agressief zijn.

Temperatuur

25 °C

 

Geldt voor koud leidingwater

Waterstofcarbonaat

> 60

mg/l

 

Zuurgraad / waterstof-ionenconcentratie

7,0 < pH < 9,5

pH-eenheden

Het water mag niet agressief zijn.

Zuurstof

>2

mg/l

 

Noten:

1) Indien DOC/TOC (dissolved organ carbon/total organ carbon) niet wordt bepaald, dan dient de oxideerbaarheid met KMnO4 te worden bepaald (norm 5,0 mg/l O2).

2) Totaal α, uitgezonderd radon, inclusief kortlevende vervalprodukten van radon. Totaal ß behalve 40 K, tritium en kortlevende vervalprodukten van radon.

Tabel IIIb. : Indicatoren – Organoleptische/esthetische parameters

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parameter

Maximum waarde

Eenheid

Opmerkingen

Aluminium

200

µg/l

Noot 1

Geur

Aanvaardbaar voor de gebruikers en geen abnormale verandering

Noot 2

Kleur

20

mg/l Pt/Co

 

IJzer

200

µg/l

 

Mangaan

50

µg/l

 

Natrium

150

mg/l

Jaargemiddelde met een maximum van 200 mg/l

Smaak

Aanvaardbaar voor de gebruikers en geen abnormale verandering

Noot 2

Sulfaat

150

mg/l

Het water mag niet agressief zijn.

Troebelingsgraad

4 (tap) 1 (af pompstation)

FTE

FTE = formazine troebelingseenheden Noot 3.

Zink

3,0

mg/l

Na > 16 uur stilstand

Noten:

1) Bij (dreigende) overschrijding van een waarde voor aluminium van 30 µg/l dient dit aan de toezichthouder gemeld te worden in verband met het eventueel gebruik van het leidingwater voor nierdialyse.

2) Analyse kan kwalitatief worden uitgevoerd. Indien het resultaat positief is dient een kwantitatieve analyse te worden uitgevoerd, bijvoorbeeld volgens de verdunningsmethode.

3) In aanvulling op de kwantitatieve eis geldt dat de troebelingsgraad aanvaardbaar voor de gebruikers dient te zijn en geen abnormale veranderingen mag vertonen.

Tabel IIIc. : Indicatoren – Signaleringsparameters (noot 1)

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parameter

Maximum waarde

Eenheid

Opmerkingen

AOX

µmol X/l

 

Aromatische aminen

1

µg/l

Indien metaboliet van pesticiden dan 0,1 µg/l. Noot 2

(Chloor)fenolen

1

µg/l

Indien metaboliet van pesticiden dan 0,1 µg/l Noot 2

Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen

1

µg/l

 

Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen

1

µg/l

 

Monocyclische koolwaterstoffen / aromaten

1

µg/l

 

Noten:

1) Deze kwaliteitseisen zijn bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreinigingen. Wanneer de aangegeven waarde (1 µg/l) wordt gemeten is er geen risico voor de volksgezondheid, maar zal er nader onderzoek plaats vinden. Deze parameters (als groep) zijn bedoeld om de kwaliteit van de bron te bewaken. Het inzetten van multimethoden is een goede mogelijkheid om de meetinspanning te beperken.

2) Metabolieten van pestciden, welke in humaan toxicologisch opzicht relevant zijn, vallen onder tabel II van deze bijlage.

Bijlage B. behorend bij de artikelen 6 en 6a van het Waterleidingbesluit

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Meetfrequenties

Tabel Ia. Bewakingsparameters voor drinkwater geleverd door een waterleidingbedrijf of een zelfstandige collectieve watervoorziening (noten 1 en 2).

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parametergroep conform Bijlage A

Monsterplaats t (noot 3)

Monsterplaats p/t (noot 4)

I. Microbiologische parameters

Escherichia coli (noot 5)

II. Chemische parameters

Nitriet (noot 6)

IIIa. Indicatoren, bedrijfstechnische parameters

Ammonium Bacteriën van de coligroep (noot 7) Geleidingsvermogen Koloniegetal bij 22 °C Zuurgraad

Clostridium perfringens (noot 8)

IIIb. Indicatoren, organoleptische / esthetische parameters

Geur Kleur Smaak Troebeling

Aluminium (noot 9) IJzer (noot 9)

IIIc. Indicatoren, signaleringsparameters

Noten:

1. Een zelfstandige collectieve watervoorziening is een collectieve voorziening die voor de productie van drinkwater, dat aan derden ter beschikking wordt gesteld, gebruik maakt van grondwater, oppervlaktewater, zeewater of een overeenkomstige grondstof of halffabrikaat.

2. De minimumfrequentie voor bewakingsparameters staat aangegeven in tabel II van deze bijlage.

3. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in artikel 6, zesde tot en met achtste lid, van dit besluit. De toezichthouder kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r) of na de laatste zuiveringsstap (p).

4. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven bewakingsfrequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in artikel 6 van dit besluit. De toezichthouder kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r).

5. Voor deze parameter geldt in afwijking van de in tabel II aangegeven frequentie, de volgende minimumfrequentie:

A. af grondwaterpompstation (p)

52 keer per jaar

B. af oppervlaktewaterpompstation (p)

365 keer per jaar

C. bemonstering aan het tappunt (t)

26 keer per jaar per 2000 m3/dag

Voor drinkwater geleverd door zelfstandige collectieve watervoorziening: 2 keer de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

6. Alleen indien chlooraminen als desinfectiemiddel worden gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

7. Voor deze parameter geldt een minimumfrequentie van 2 keer de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

8. Alleen indien oppervlaktewater als grondstof voor de productie van drinkwater wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

9. Alleen indien deze stof als vlokmiddel bij de zuivering wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

Tabel Ib. Auditparameters voor drinkwater geleverd door een waterleidingbedrijf of zelfstandige collectieve voorziening (noten 1 en 2)

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parametergroep Conform bijlage A

Monsterplaats t (noot 3)

Monsterplaats p/t (noot 4)

Monsterplaats r (noot 5)

I. Microbiologische parameters

Enterococcen (noot 6)

 

Cryptosporidium (noot 6) Enterovirussen (noot 6) Giardia (noot 6)

II. Chemische parameters

Antimoon Benzeen Bromaat (noot 7) Cadmium Chroom Koper Lood Nikkel Nitriet Trihalomethanen (noot 7)

Arseen Boor Cyaniden (totaal) 1,2-Dichloorethaan Fluoride Kwik Nitraat PCBs Pesticiden PAKs Seleen Tetra – en trichlooretheen

 

IIIa. Indicatoren Bedrijfstechnisch parameters

Aeromonas Hardheid (totaal) Temperatuur Saturatie Index Waterstofcarbonaat Zuurstof

Chloride DOC/TOC (of oxideerbaarheid met KMnO4)

Radioactiviteit (noot 8) Bacteriofagen

IIIb. Indicatoren Organoleptische / esthetische parameters

Mangaan IJzer

Aluminium Natrium Sulfaat

Zink (noot 9)

IIIc. Indicatoren Signaleringsparameters

   

AOX Aromatische aminen (Chloor)fenolen Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen Monocyclische koolwaterstoffen / aromaten

Noten:

1. Een zelfstandige collectieve watervoorziening is een collectieve voorziening die voor de productie van drinkwater, dat aan derden ter beschikking wordt gesteld, gebruik maakt van grondwater, oppervlaktewater, zeewater of een overeenkomstige grondstof of halffabrikaat.

2. De minimumfrequentie voor auditparameters staat aangegeven in tabel II van deze bijlage.

3. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in lid 7 en lid 9 van artikel 6 van dit besluit. De toezichthouder kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r) of na de laatste zuiveringsstap (p).

4. De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven auditfrequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in lid 7 en lid 9 van artikel 6 van dit besluit. De toezichthouder kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r).

5. De bemonstering dient voor in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben in het ruwe water (r).

6. Alleen een meetverplichting indien oppervlaktewater wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater.

7. Alleen een meetverplichting indien deze stof als desinfectiemiddel wordt toegepast of indien deze stof als verbinding bij de toegepaste desinfectie- of oxydatietechniek gevormd kan worden. Bromaat dient ook met auditfrequentie in oppervlaktewater te worden gemeten.

8. De meetfrequenties, meetmethodes en meetlocaties worden te zijner tijd vastgesteld in overeenstemming met een krachtens artikel 12 van Richtlijn 98/83/EG aan te nemen voorstel van de Europese Commissie. Na aanvaarding van dit voorstel zal de inspecteur, vooruitlopend op de desbetreffende wijziging van het besluit, het voorstel als uitgangspunt nemen bij de vaststelling van de meetprogramma's, onverlet de meetverplichting krachtens tabel III van deze bijlage.

9. Indien zink wordt toegepast bij de distributie van drinkwater, dan dient de bemonstering plaats te hebben aan de kraan (t).

Tabel Ic. Bepaling van audit- of bewakingsfrequentie voor leidingwater in collectieve voorzieningen die gebruik maken van door een waterleidingbedrijf of een zelfstandige collectieve watervoorziening geleverd leidingwater, dat voldoet aan artikel 4, eerste lid en bijlage A (noot 1).

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parameter

Drinkwater dat in een aangesloten collectieve watervoorziening een ontharding heeft ondergaan

Drinkwater dat in een aangesloten collectieve watervoorziening een andere behandeling heeft ondergaan

Warm tapwater uit een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet, waarmee gemiddeld meer dan 30m3/dag wordt geleverd

Drinkwater uit collectief leidingnet waarmee gemiddeld meer dan 100 m3 / dag wordt geleverd

Escherichia coli

audit

audit

 

audit

Enterococcen

audit

audit

 

audit

Antimoon

     

audit

Cadmium

     

audit

Chroom

     

audit

Koper

   

audit

audit

Lood

     

audit

Nikkel

     

audit

DOC/TOC

   

audit (noot 2)

 

Geleidingsvermogen

audit

audit

audit (noot 2)

 

Totale hardheid te berekenen als aantal mmol Ca2+ plus Mg2+/l

audit

audit

   

Koloniegetal bij 22 °C

audit

audit

 

audit

Temperatuur

   

bewaking

 

Waterstofcarbonaat

audit

audit

   

Zuurgraad

audit

audit

audit

audit

Geur

 

audit

audit

audit

Kleur

 

audit

audit

audit

Troebeling

 

audit

audit

audit

IJzer

     

audit

Zink

     

audit

Noten:

1) De minimum bewakings- en auditfrequenties zijn aangegeven in tabel II van deze bijlage.

2) Bij enkelvoudige warmtewisselaars geldt de bewakingsfrequentie.

Tabel II. Meetfrequenties behorend bij bewaking en audit

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Dagelijks binnen een leveringsgebied1 gedistribueerde of geproduceerde hoeveelheid water2 in kubieke meters

Bewaking Aantal monsternemingen per jaar

Audit Aantal monsternemingen per jaar

≤   100

2

1

>   100≤ 1 000

4

1

>   1000≤ 10 000

4 +3 voor elke 1000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

1 +1 voor elke 3300 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

> 10 000≤ 100 000

4 +3 voor elke 1000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

3 +1 voor elke 10 000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

> 100 000

4 +3 voor elke 1000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

10 +1 voor elke 25 000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

Noten:

1) Een leveringsgebied is een geografisch afgebakend gebied waarbinnen het leidingwater afkomstig is uit een of enkele bronnen waarbinnen het water kan worden geacht van vrijwel uniforme kwaliteit te zijn.

2) De hoeveelheden zijn gemiddelden berekend over een kalenderjaar.

Tabel III. Meetfrequenties voor de gebruikte grondstof, op grond van artikel 6a door de eigenaar van een waterleidingbedrijf en zelfstandige collectieve watervoorziening1 in acht te nemen bij het opstellen van het meetprogramma

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parameter

Groep2

Frequentie van onderzoek van het water dat aan de winplaats wordt onttrokken bij gebruik van

 

grondwater

oppervlaktewater

 

4 wekelijks

3 maandelijks

jaarlijks

4 wekelijks

3 maandelijks

1. Kleurintensiteit

II

     

x

 

2. Troebelingsgraad

I

     

x

 

3. Gesuspendeerde stoffen

II

     

x

 

5. Geleidingsvermogen voor elektriciteit

I

 

x

 

x

 

6. Geurverdunningsfactor

II

     

x

 

8. Temperatuur

I

 

x

 

x

 

9. Zuurgraad

I

 

x

 

x

 

11. Zwavelwaterstof3

           

12. Zuurstof opgelost

II

 

x

 

x

 

13. Oxydeerbaarheid

II

 

x

 

x

 

14. Chemisch zuurstofverbruik

II

       

x

15. Biochemisch zuurstofverbruik

         

x

16. Totaal organisch koolstof

II

     

x

 

17. Organisch gebonden stikstof

II

     

x

 

18. Ammonium

I

 

x

 

x

 

19. Nitriet

I

 

x4

 

x

 

20. Nitraat

I

 

x5

 

x

 

21. Waterstofcarbonaat

II

 

x

 

x

 

22. Sulfaat

II

 

x

 

x

 

23. Fosfaat

II

     

x

 

23a. Orthofosfaat

II

     

x

 

24. Silicaat

II

     

x

 

25. Cyanide

II

       

x

26. Fluoride

II

     

x

 

27. Chloride

II

 

x

 

x

 

28. Natrium

II

 

x

 

x

 

29. Kalium

II

 

x

 

x

 

30. Calcium

II

 

x

 

x

 

31. Magnesium

II

 

x

 

x

 

33. Boor

II

       

x

34. Chroom

II

       

x

35. Vanadium6

           

36. Mangaan

II

 

x

 

x

 

37. IJzer

II

 

x

 

x

 

37a. IJzer opgelost

         

x

38. Nikkel

II

       

x

39. Kobalt7

           

40. Koper

II

       

x

41. Zink

II

       

x

42. Arseen

II

       

x

43. Antimoon8

           

44. Seleen

II

       

x

45. Cadmium

II

       

x

46. Barium

II

       

x

47. Beryllium9

           

48. Zilver10

           

49. Kwik

II

       

x

50. Lood

II

       

x

51. Minerale olie

II

       

x

52. Oppervlakte-actieve stoffen die reageren met methyleenblauw

II

       

x

54. Met waterdamp vluchtige fenolen

II

       

x

56. Extraheerbaar organisch gebonden chloor

II

   

x

 

x

57. Vluchtig organisch gebonden chloor

II

   

x

 

x

58. Gehalogeneerde koolwaterstoffen, geen pesticiden zijnde11

           

59. Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

II

       

x

60. Organochloor pesticiden12

II

   

x

 

x

61. Hexachloorbenzeen

II

   

x

 

x

62. Choline-esterase remmers

II

   

x

 

x

63. Tritium13

           

64. Totaal ß-activiteit

II

       

x

66. Bacteriën van de coligroep (totaal)

I

x

       

67. Escherichia coli

I

x

   

x

 

68. Enterococcen

II

     

x

 

69. Clostridium perfringens

II

     

x

 

Bijlage C. behorend bij artikel 7 van het Waterleidingbesluit

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Analysemethoden

Tabel I. Parameters waarvoor analysemethoden zijn gespecificeerd

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parameter

Methode

Opmerkingen

Aeromonas

NEN 6263 (of gelijkwaardig)

 

Bacteriën van de coligroep

Ontwerp NEN-EN-ISO 9308 – 1:1998

 

Bacteriofagen

NEN-ISO 10705 Water quality – detection and enumeration of bacteriophages Part 1: F-specific RNA phages Part 2: Somatic coliphages Part 4: Bacteriophages of Bacteroides fragis

Noot 1

Clostridium perfringens (inclusief sporen)

Membraanfiltratie gevolgd door anaerobe incubatie van het membraan op m-CP agar bij (44 +/- 1) °C gedurende (21 +/– 3) uur. Tel de opaque gele kolonies die roze of rood worden na de blootstelling aan ammoniumhydroxidedampen gedurende 20 tot 30 seconden

Noot 2

Cryptosporidium

 

Noot 3

Enterococcen

Ontwerp NEN-EN-ISO 7899 – 2:1998

 

(Entero)virussen

 

Noot 3

Escherichia coli (E. coli)

Ontwerp NEN-EN-ISO 9308 – 1: 1998

 

Giardia

 

Noot 3

Koloniegetal bij 22 °C en 37 °C

Opsomming van micro-organismen die gekweekt kunnen worden. NEN-EN-ISO 6222: 1999

 

Pseudomonas aeruginosa

2de Ontwerp NEN-EN 12780:2000

 

Radioactiviteit

 

Noot 4

Noten:

1) Alle kweekmedia in de hier genoemde ISO-normen worden herzien.

2) De samenstelling van m-CP agar is als volgt:

Basismedium

 

Tryptose

30 g

Gistextract

20 g

Sucrose

5 g

L-cysteïne hydrochloride

1 g

MgSO4.7H20

0,1 g

Bromocresol purper

40 mg

Agar

15 g

Water

1000 ml

De ingrediënten van het basismedium oplossen, de pH instellen op 7,6 en gedurende

15 minuten steriliseren bij 121 °C. Het medium laten afkoelen en het volgende toevoegen:

D-cycloserine

400 mg

Polymyxine-B-sulfaat

25 mg

Indoxyl-β-D-glucocide

60 mg

(voor toevoeging opgelost in 8 ml steriel water)

 

Filtergesteriliseerde 0,5% fenolftaleïne difosfaat-oplossing

20 ml

Filtergesteriliseerde 4,5% FeCl3.6H2O

2 ml

3) Methode in overleg met de Inspecteur te bepalen. Gestandaardiseerde methoden zijn in ontwikkeling.

4) Methoden worden vastgesteld in overeenstemming met een krachtens artikel 12 van Richtlijn 98/83/EG aan te nemen voorstel van de Europese Commissie. Na aanvaarding van dit voorstel zal de toezichthouder, vooruitlopend op de desbetreffende wijziging van het besluit, het voorstel als uitgangspunt nemen bij de vaststelling van de meetprogramma's.

Tabel II. Parameters waarvoor prestatiekenmerken zijn gespecificeerd

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Voor onderstaande parameters geldt dat door middel van de toegepaste analysemethode met de aangegeven juistheid, precisie en aantoonbaarheidsgrens ten minste concentraties moeten kunnen worden gemeten die gelijk zijn aan de in bijlage A genoemde waarde. Ongeacht de gevoeligheid van de gebruikte analysemethode wordt het resultaat in ten minste evenveel decimalen uitgedrukt als de parameterwaarde genoemd in bijlage A.

Parameter

Juistheid in % van de parameter-waarde (noot 1)

Precisie in % van de parameter-waarde (noot 2)

Aantoonbaarheidsgrens in % van de parameterwaarde (noot 3)

Opmerkingen

Acrylamide

     

Noot 4

Aluminium

10

10

10

 

Ammonium

10

10

10

 

Antimoon

25

25

25

 

Arseen

10

10

10

 

Benzo(a)pyreen

25

25

25

 

Benzeen

25

25

25

 

Boor

10

10

10

 

Bromaat

25

25

25

 

Cadmium

10

10

10

 

Calcium

10

10

10

 

Chloride

10

10

10

 

Chroom

10

10

10

 

Cyanide

10

10

10

Noot 5

1,2-Dichloormethaan

25

25

10

 

Epichloorhydrine

     

Noot 4

Fluoride

10

10

10

 

Geleidingsvermogen

10

10

10

 

Koper

10

10

10

 

Kwik

20

10

20

 

Lood

10

10

10

 

Magnesium

10

10

10

 

Mangaan

10

10

10

 

Natrium

10

10

10

 

Nikkel

10

10

10

 

Nitraat

10

10

10

 

Nitriet

10

10

10

 

Oxideerbaarheid

25

25

10

Noot 6

PCB's

25

25

25

 

Pesticiden

25

25

25

Noot 7

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

25

25

25

Noot 8

Saturatie Index (SI)

10

10

10

Berekenen

Seleen

10

10

10

 

Sulfaat

10

10

10

 

Troebelingsgraad

     

Noot 9

Temperatuur

10

10

10

 

Tetrachlooretheen

25

25

10

Noot 10

Trichlooretheen

25

25

10

Noot 10

Trihalomethanen

25

25

10

Noot 8

Vinylchloride

     

Noot 4

Waterstofcarbonaat

10

10

10

 

IJzer

10

10

10

 

Zink

       

Zuurgraad

10

10

10

 

Zuurstof

10

10

10

 

Noten:

1) Juistheid is de systematische fout en is het verschil tussen de via een groot aantal metingen vastgestelde gemiddelde waarde en de werkelijke waarde. Deze term is nader gespecificeerd in ISO 5725.

2) Precisie of variatiecoëfficiënt is de toevallige fout en wordt gewoonlijk uitgedrukt als de standaardafwijking (binnen een groep en tussen groepen onderling) van de spreiding van de resultaten rond het gemiddelde. De aanvaardbare precisie bedraagt twee maal de relatieve standaardafwijking. Deze term is nader gespecificeerd in ISO 5725.

3) De aantoonbaarheidsgrens is hetzij:

  • driemaal de standaardafwijking binnen een groep onafhankelijke waarnemingen aan een origineel leidingwatermonster met een lage concentratie van de parameter; hetzij

  • vijfmaal de standaardafwijking binnen een groep waarnemingen aan een blancomonster.

4) Controleren via productspecificatie.

5) Met behulp van de methode moet het totaal aan cyanide in elke vorm worden bepaald.

6) De oxydatie dient gedurende 10 minuten te worden uitgevoerd met behulp van permanganaat bij 100 °C in een zuur milieu.

7) De prestatiekenmerken gelden voor elke afzonderlijke pesticide.

8) De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 25% van de parameterwaarde in bijlage A.

9) Voor de bewaking van de troebelingsgraad in behandeld oppervlaktewater geldt dat door middel van de toegepaste analysemethode ten minste met een juistheid van 25% concentraties moeten kunnen worden gemeten die gelijk zijn aan de parameterwaarde.

10) De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 50% van de parameterwaarde in bijlage A.

Bijlage D

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Parameter

Eenheid

Kwaliteitsklassen

   

I

II

III

   

A

B

A

B

A

B

Zuurgraad

pH-eenheden

7,0-8,5

-

6,5-9,0

-

6,5-9,0

-

Kleurintensiteit

mg/l

-

2014

50

10015

-

20016

Gesuspendeerde stoffen

mg/l

25

-

-

5017

-

-

Temperatuur

°C

-

2518

25

2519

-

2520

Geleidingsvermogen voor elektriciteit

mS/m bij 20°C

100

-

100

-

100

-

Geurverdunningsfactor bij 20°C

-

3

-

16

-

20

-

Chloride

mg/l Cl

150

-

200

-

200

-

Sulfaat

mg/l SO4

-

100

100

25021

-

25022

Fluoride

mg/l F

-

1,0

1,0

-

1,0

-

Ammonium

mg/l N

-

0,2

1,2

1,2

-

323

Organisch gebonden stikstof

mg/l N

1,0

-

2,5

-

3,0

-

Nitraat

mg/l NO3

-

25

50

50

-

50

Fosfaat24

mg/l P

0,2

-

0,2

-

0,2

-

Zuurstof opgelost25

mg/l O2

≥ 6

-

≥ 5

-

≥ 4

-

Chemisch zuurstofverbruik26

mg/l O2

-

-

30

-

40

-

Biochemisch zuurstofverbruik27

mg/l O2

3

-

6

-

7

-

Natrium

mg/l Na

90

-

120

-

120

-

IJzer opgelost28

mg/l Fe

-

0,3

0,5

2,0

0,5

-

Mangaan29

µg/l Mn

50

-

500

-

500

-

Koper

µg/l Cu

-

5030

50

-

50

-

Zink

µg/l Zn

-

200

200

1000

-

3000

Boor

µg/l B

1000

-

1000

-

1000

-

Arseen

µg/l As

-

20

20

50

-

50

Cadmium

µg/l Cd

-

1,5

1,5

3

-

5

Chroom

µg/l Cr

-

20

50

50

-

50

Lood

µg/l Pb

-

30

30

50

-

50

Seleen

µg/l Se

-

10

10

10

-

10

Kwik

µg/l Hg

-

0,3

0,3

1

-

1

Barium

µg/l Ba

-

100

200

1000

-

1000

Cyanide

µg/l CN

-

50

50

50

-

50

Oppervlakte-actieve stoffen die reageren met methyleenblauw

µg/l

200

-

200

-

500

-

Met waterdamp vluchtige fenolen

µg/l C6H5OH

-

1

-

5

10

10

Minerale olie

µg/l

-

50

200

200

-

1000

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

µg/l

-

0,2

0,2

0,2

-

1

Organochloorpesticiden totaal

µg/l

-

0,05

0,1

0,5

-

0,5

Organochloorpesticiden per afzonderlijke stof

µg/l

-

-

0,05

-

-

-

Choline-esterase remmers

µg/l

-

0,5

1,0

2,0

-

5,0

Bacteriën van de coligroep (totaal)

mediaan per 100 ml31

20

-

-

-

-

-

Thermotolerante bacteriën van de coligroep

mediaan per 100 ml32

20

-

2000

-

20 000

-

Faecale streptococcen

mediaan per 100 ml33

10

-

1000

-

10 000

-

Bijlage F. , behorend bij artikel 17k, eerste en tweede lid, van het Waterleidingbesluit

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Voorschriften ten behoeve van het uitvoeren van een risicoanalyse

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Definitie van gebruikte termen:

  • a. dode leiding: leidinggedeelte waarin geen doorstroming met leidingwater plaatsvindt doordat op het uiteinde van dit leidinggedeelte geen tappunten zijn aangesloten;

  • b. biofilm: populatie van micro-organismen in een matrix van slijm, die aan het inwendige oppervlak van een installatie gehecht is;

  • c. hot spot: plaats in de drinkwater- of huishoudwaterinstallatie of in het warmwaterleidingnet, bedoeld in voorschrift 3.1, waar het leidingwater kan opwarmen tot boven 25 °C of waar het water in de warmwateruittapleiding niet afkoelt tot onder 25 °C.

Algemene voorschriften

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Een risicoanalyse wordt uitgevoerd door achtereenvolgens een of meerdere van de volgende stappen te nemen:

  • 1. Inventarisatie van de tappunten op te verwachten aërosolvorming;

  • 2. Verzameling van gegevens met betrekking tot de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet;

  • 3. Verdeling van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet in hoofdfuncties;

  • 4. Risicoanalyse van component tot systeem.

Paragraaf 1. Inventarisatie van de tappunten op te verwachten aërosolvorming

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

1.1. Uitvoering van de inventarisatie

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

1.1.1. Voor de uitvoering van de inventarisatie geldt dat beoordeeld wordt in hoeverre bij gebruik van de tappunten, die deel uitmaken van een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet of daarop zijn aangesloten, aërosolen en daardoor, al dan niet samen met andere micro-organismen, meegevoerde legionellabacteriën kunnen vrijkomen in hoeveelheden die in geval van inademing nadelige gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid (hierna: relevante hoeveelheden inadembare aërosolen).

1.1.2. Per tappunt worden de volgende aspecten vastgelegd:

  • plaats tappunt (omschrijving ruimte);

  • type tappunt (b.v. gootsteen, wastafel, bad, douche, brandslang);

  • beoordeling of bij gebruik relevante hoeveelheden inadembare aërosolen kunnen vrijkomen.

1.2. Preventie aan tappunten

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

1.2.1. Indien uit de uitvoering van voorschrift 1.1. blijkt dat één of meer tappunten aanwezig zijn waarbij relevante hoeveelheden inadembare aërosolen kunnen vrijkomen, wordt tenminste één van de volgende maatregelen getroffen:

  • a. de aërosolvormende tappunten worden verwijderd;

  • b. in de toevoer naar het betreffende tappunt wordt een behandelingstechniek toegepast waardoor legionellabacteriën die in de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet zijn gegroeid, in voldoende mate worden geëlimineerd. Op verzoek van de inspecteur wordt aangetoond dat deze techniek effectief is en geen onaanvaardbare neveneffecten heeft op de volksgezondheid of het milieu;

  • c. overeenkomstig de paragrafen 2 tot en met 5 van deze bijlage wordt een risicoanalyse uitgevoerd voor het leidinggedeelte tussen het (centraal) leveringspunt van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet en het betreffende tappunt. Een leidingdeel dat alleen niet-aërosolvormende tappunten voedt, mag worden uitgesloten van de risicoanalyse mits aan het begin van dit leidingdeel een controleerbare keerklep aanwezig is en de aftakking direct na het (centraal) leveringspunt is aangebracht;

  • d. overeenkomstig de paragrafen 2 tot en met 5 van deze bijlage wordt een risicoanalyse uitgevoerd voor de gehele collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet.

1.2.2. Indien een maatregel als bedoeld in voorschrift 1.2.1, onder a, b, of c, is getroffen, kan de risicoanalyse worden afgesloten met inachtneming van het gestelde in voorschrift 4.7.

1.2.3. Voor zover periodieke maatregelen nodig zijn om het risico op besmetting door de aërosolvormende tappunten te beheersen, wordt een beheersplan opgesteld en uitgevoerd overeenkomstig artikel 17l en verder van dit besluit.

Paragraaf 2. Verzameling van gegevens met betrekking tot de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

2.1. Ten behoeve van de risicoanalyse worden tenminste de volgende gegevens verzameld met betrekking tot de installatie:

  • installatietekeningen of daaraan gelijkwaardige tekeningen, schema’s of beschrijvingen waaruit de leidingloop, de positie van toestellen en relevante appendages (terugstroombeveiligingen) en tappunten blijkt;

  • een overzicht van de gebruikte toestellen;

  • de bedrijfswijze en de temperatuurinstelling (ontwerp en praktijk);

  • de temperatuur van het leidingwater op tappunten die ver verwijderd zijn van het (centraal) leveringspunt of het warmwatertoestel, tappunten met een lange uittapleiding en tappunten die weinig gebruikt worden.

2.2. Ten behoeve van de risicoanalyse worden tenminste de volgende gegevens verzameld met betrekking tot de omgeving:

  • ruimtetemperaturen (ontwerp, maximum etmaalgemiddelde);

  • temperaturen boven verlaagde plafonds of in schachten of (technische) ruimten waar zich leidingen bevinden;

  • temperaturen in wanden, vloeren of plafonds waarin zich andere, warme leidingen bevinden.

2.3. Ten behoeve van de risicoanalyse worden tenminste de volgende gegevens verzameld met betrekking tot het gebruik:

  • bedrijfstijden, waaronder de perioden waarin de installatie niet wordt gebruikt vanwege bijvoorbeeld vakantie- of seizoenssluiting;

  • gebruiksfuncties van het gebouw (deel);

  • gebruiksfrequentie.

2.4. De onder 2.1 tot en met 2.3 genoemde gegevens zijn zodanig dat daaruit ten behoeve van de risicoanalyse de volgende gegevens kunnen worden afgeleid:

  • de functie van de installatiecomponent;

  • de materiële gegevens van de installatiecomponent;

  • de bedrijfswijze van de installatiecomponent;

  • de temperatuur van de installatiecomponent.

Paragraaf 3. Verdeling van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet in hoofdfuncties

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

3.1. Ten behoeve van de risicoanalyse wordt de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet in vijf hoofdfuncties verdeeld:

  • 1. de grondstof, zijnde de kwaliteit van het water op de plaats waar de installatie op de plaats van levering is aangesloten;

  • 2. de drinkwater- of huishoudwaterinstallatie, zijnde het leidingnet tussen het centrale leveringspunt en alle tappunten;

  • 3. de warmtapwaterbereiding, zijnde alle warmwatertoestellen en hun onderlinge verbinding door middel van leidingen;

  • 4. het warmwaterleidingnet, zijnde het leidingnet tussen de uitlaat van de warmtapwaterbereiding en alle tappunten, inclusief eventuele circulatiesystemen. Indien mengwatertoestellen worden toegepast, vallen hieronder zowel het mengwatertoestel als het distributiesysteem na het mengwatertoestel tot de tappunten;

  • 5. de tappunten, zijnde de punten waar water door de gebruiker getapt wordt en de punten waar water voor andere huishoudelijke doeleinden gebruikt wordt waardoor het met mensen in contact kan komen.

Paragraaf 4. Risicoanalyse van component tot systeem

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

4.1. In de risicoanalyse wordt per hoofdfunctie als genoemd in voorschrift 3.1, van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet bepaald of er sprake is van een risico op groei van eventueel aanwezige legionellabacteriën.

4.2. Bij de risicoanalyse wordt de volgende procedure gevolgd:

  • 1. binnen de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet worden per hoofdfunctie als omschreven in voorschrift 3.1, componenten onderscheiden;

  • 2. vervolgens wordt per component een risicoanalyse uitgevoerd;

  • 3. daarna wordt per hoofdfunctie voor de gehele installatie een risicoanalyse uitgevoerd.

4.3.1 Bij de uitvoering van voorschrift 4.2, onder 1, wordt rekening gehouden met de volgende factoren die een verandering in de risicofactoren kunnen veroorzaken:

  • leidingvertakking. Het is hierbij met name van belang of de functie van een leiding en daarmee de gebruiksintensiteit verandert.

  • ruimte. Per ruimte wordt bezien of deze ruimte een verhoogde kans biedt op warme punten (hot spots) voor de drinkwaterinstallatieleidingen en warmwateruittapleidingen.

4.3.2. Toestellen worden als afzonderlijke componenten gezien.

4.3.3. De componenten worden genummerd, beginnend aan de inlaat van de hoofdfunctie en oplopend naar de eindpunten, en vervolgens op een rij gezet.

4.3.4. De nummering van de componenten wordt op het installatieschema ingetekend.

4.3.5. Per component worden de vereiste gegevens in een overzicht ingevuld.

4.3.6. De onder punt 4.3.5 bedoelde gegevens zijn:

  • unieke naam of omschrijving van de component;

  • functie, ter indicatie van de regelmaat en intensiteit van de doorstroming;

  • zichtbaarheid van de component. Indien componenten geheel in de gebouwconstructie zijn weggewerkt wordt dit vastgelegd;

  • waterinhoud van voorraadtoestellen en drinkwaterreservoirs;

  • aard van de ruimte(n), ter indicatie van te verwachten hoogste temperaturen;

  • dode leidingen;

  • hot spots;

  • omschrijving opvolgende leiding(en) / tappunt(en).

4.4. De risicobeschouwing per component van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet wordt gebaseerd op de in paragraaf 2 beschreven gegevens van de component. Op basis van deze gegevens worden de te verwachten (uiteenlopende) bedrijfstoestanden van de betreffende installatiecomponent bepaald. In combinatie met de hierbij behorende risicofactoren en risicokwalificatie, zoals gegeven in paragraaf 5, worden de risicokwalificatie en eventuele acties bepaald.

4.5. Om te bepalen welke redelijkerwijs te verwachten (combinatie van) bedrijfssituaties tot een maximaal risico op groei van legionellabacteriën kunnen leiden, wordt tenminste rekening gehouden met de volgende aspecten:

  • bewoners-, gebruikers-, en beheerdersgedrag;

  • onjuist functioneren van installatiecomponenten.

4.6. Risicoanalyse per hoofdfunctie en voor de gehele installatie.

  • 1. De risicoanalyse voor de gehele installatie wordt gebaseerd op de risicobeschouwing per hoofdfunctie als genoemd in voorschrift 3.1.

  • 2. De risicoanalyse per hoofdfunctie kan op de volgende wijze geschieden:

    • de eenvoudige werkwijze, waarbij de eis geldt dat geen enkele component van de hoofdfunctie, na eventuele acties, een negatief risico-oordeel heeft;

    • de formele risicoanalyse, waarbij gebruik wordt gemaakt van de symboliek die in voorschrift 5.2 is gegeven. Hiertoe wordt het risico-oordeel dat eerder per component is bepaald gesommeerd volgens de regels die daarvoor zijn gegeven.

4.7. Vastlegging van de uitkomsten van de risicoanalyse.

De uitkomsten van de risicoanalyse, de daarbij gehanteerde gegevens en de eventueel genomen maatregelen worden schriftelijk vastgelegd met vermelding van datum, een aanduiding van de leidingwaterinstallatie waar de risicoanalyse betrekking op heeft, alsmede de naam en hoedanigheid van de persoon die de risicoanalyse heeft uitgevoerd.

Paragraaf 5. Bij de risicoanalyse te hanteren risicofactoren en risicokwalificatie

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Bij de risicobeschouwing gaat de eigenaar uit van de risicofactoren die in voorschrift 5.1 zijn genoemd en van de in voorschrift 5.2 genoemde risicokwalificatie.

5.1. Risicofactoren

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

5.1.1. Bij de risicoanalyse wordt tenminste rekening gehouden met de volgende risicofactoren die vermeerdering van legionellabacteriën in leidingwatersystemen bevorderen:

  • een watertemperatuur tussen 25 en 50 °C;

  • stilstaand water;

  • lange verblijftijd;

  • biofilm en sediment.

5.1.2. Bij de risicoanalyse wordt tenminste rekening gehouden met de volgende risicobeperkende factoren:

  • watertemperaturen onder 20 °C;

  • watertemperaturen tussen 20 en 25 °C, voor zover er maximaal een week stilstand is en een goede doorstroming;

  • watertemperaturen boven 50 °C;

  • watertemperaturen boven 60 °C (in verband met afdoding; zie punt 5.1.3.);

  • doorstroming;

  • korte verblijftijd.

5.1.3. In gevallen waarin uit de risicobeschouwing blijkt dat zich voor legionella gunstige groeiomstandigheden voordoen en de eigenaar ervoor kiest om dit risico te beheersen door naverwarming of het wekelijks verhogen van de temperatuur van het leidingnet (thermische desinfectie), houdt de eigenaar daarbij één van de volgende verhoudingen van temperatuur en tijd aan:

Temperatuur

Naverwarmingstijd

standtijd t.b.v. wekelijkse thermische desinfectie

60 °C

10 minuten

20 minuten

65 °C

 1 minuut

10 minuten

70 °C

10 seconden

 5 minuten

5.1.4. Installaties worden zo ontworpen en bedreven dat temperaturen tussen 25 en 45 °C zoveel mogelijk worden vermeden, met name in combinatie met grote waterhoeveelheden, stilstaand water of lange verblijftijden.

Dit houdt in dat:

  • in zowel koud- als warmwatersystemen geen dode leidingen voorkomen;

  • opwarming van delen van drinkwater- of huishoudwaterinstallaties of van niet doorstroomde warmwateruittapleidingen tot boven 25 °C wordt voorkomen;

  • in geval van toepassing van alternatieve desinfecteermethoden, bij de risicobeschouwing de bij die methode aangetoonde verwijderings- of afdodingsfactoren worden gehanteerd, voor zover door beheersmaatregelen is gewaarborgd dat de methode in praktijk voortdurend deze mate van effectiviteit heeft.

5.1.5. Leidingen voor koud water die langer dan een week niet gebruikt worden, worden wekelijks gespoeld. Bij het spoelen wordt water getapt tot 10 seconden nadat een stabiele temperatuur is bereikt.

5.1.6. Leidingen voor warm water die langer dan een week niet gebruikt worden, worden wekelijks gespoeld. Bij het spoelen wordt water getapt tot 10 seconden nadat een stabiele temperatuur is bereikt.

5.2. Risicokwalificatie

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Bij de risicokwalificatie wordt gebruik gemaakt van de symbolen + (afsterven legionellabacteriën), 0 (neutraal) en – (groei legionellabacteriën). Als referentie wordt uitgegaan van een concentratie van minder dan 100 kve/l. Hieronder wordt de betekenis van meerdere minnen en plussen gegeven.

Betekenis symbolen voor risicokwalificatie

Symbool

Betekenis

0

geen groei

kans op beperkte groei

– –

kans op matige groei

– – –

kans op grote groei

+

beperkte reductie

++

matige reductie

+++

grote reductie

Bij serieschakeling van componenten of clusters van componenten gelden de volgende rekenregels voor de symbolen:

  • 1. Als meerdere componenten of clusters minnen of nullen scoren wordt de totale score gegeven door de slechtste score in de reeks. De component met de meeste minnen bepaalt de totale score. Meerdere componenten met een negatieve score worden dus niet opgeteld.

  • 2. Als één of meer componenten gezamenlijk negatief scoren kan dit door één of meer plussen worden gecompenseerd. Bij serieschakeling van componenten met plussen mogen de positieve scores worden opgeteld.

  • 3. Een min kan uitsluitend stroomafwaarts worden gecompenseerd door een plus; er kunnen geen plussen worden «gespaard».

  • 4. Iedere hoofdfunctie dient aan de eis van een score 0 te voldoen.

Hierna wordt voor diverse combinaties van risicofactoren de risicokwalificatie gegeven.

Risicokwalificatie als functie van risicofactoren

Risicofactoren

 

Leidingvolume > 1 liter

Temperatuur (°C)

Duur temperatuur in component

Risicokwalificatie

(+ afsterven; – groei)

< 20 °C

onbeperkt

0

20 – 25

onbeperkt

01

> 25 – 45

< 2 dagen

02

> 25 – 45

> 2 dagen < 1 week

03

> 25 – 45

> 1 week

– – –

> 45 – 50

onbeperkt

– –

> 50 – 55

onbeperkt

0

> 55 – 60

> 1 uur

+

> 55 – 60

> 2 uur

++

> 55 – 60

> 3 uur

+++

> 60 – 65

> 3 min

+

> 60 – 65

> 5 min

++

> 60 – 65

> 10 min

+++

> 65 – 70

> 20 sec

+

> 65 – 70

> 40 sec

++

> 65 – 70

> 1 min

+++

Noten:

1. Bij temperaturen tussen 20 en 25 °C in combinatie met stilstand van langer dan een week of slechte doorstroming kan langzame uitgroei van de bacterie optreden tot boven de detectiegrens.

2. In dit temperatuurstraject wordt de risicokwalificatie «0» alleen gegeven in de situatie dat het water na die twee dagen overeenkomstig de in punt 5.1.3. gegeven standtijd tot een temperatuur van meer dan 60 °C verhit wordt. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan dan is er sprake van een langere duur van de periode met temperaturen tussen 25 en 45 °C en dient de risicokwalificatie te worden bepaald voor de gehele periode.

3. In dit temperatuurstraject wordt de risicokwalificatie «0» alleen gegeven in de situatie dat het water na die week overeenkomstig de in punt 5.1.3. gegeven standtijd tot een temperatuur van meer dan 60 °C verhit wordt. Wordt aan deze voorwaarde niet voldaan dan geldt een risicokwalificatie «– – –». Bij wekelijkse preventieve thermische desinfectie kan incidenteel een situatie ontstaan waarin legionellabacteriën in concentraties boven de detectiegrens voorkomen. Er is geen aanleiding om dan hoge concentraties te verwachten, zodat deze situaties als veilig kunnen worden beschouwd.

Voor leidingvolumes kleiner dan 1 liter is voor alle temperaturen boven 25° C de risicokwalificatie neutraal (0), mits sprake is van een goede doorstroming.

Bijlage G. , behorend bij artikel 17q van het Waterleidingbesluit

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Bepaling van het aantal meetpunten voor de uitvoering van het in artikel 17q bedoelde onderzoek van het leidingwater op de aanwezigheid van legionellabacteriën

[Regeling vervallen per 01-07-2011]

Totaal aantal tappunten van de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet

Bijbehorend aantal te onderzoeken meetpunten

Tot en met 50

 2

51–100

 4

101–200

 6

201–400

 8

401–800

10

801–1600

12

Meer dan 1600

14

  1. Bedoeld is een collectieve watervoorziening die voor de winning of behandeling van water, dat als leidingwater aan derden ter beschikking wordt gesteld, gebruik maakt van grondwater, oppervlaktewater, zeewater of een overeenkomstige grondstof of halffabrikaat. ^ [1]
  2. Indeling in verband met de toepassing van artikel 6a, derde lid. ^ [2]
  3. Te onderzoeken indien daartoe op grond van het onderzoek van parameter 6 aanleiding bestaat. ^ [3]
  4. Indien is aangetoond dat er geen grote fluctuaties van deze parameters zijn te verwachten, kan worden volstaan met een frequentie van éénmaal per jaar. ^ [4]
  5. Indien is aangetoond dat er geen grote fluctuaties van deze parameters zijn te verwachten, kan worden volstaan met een frequentie van éénmaal per jaar. ^ [5]
  6. Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing. ^ [6]
  7. Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing. ^ [7]
  8. Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing. ^ [8]
  9. Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing. ^ [9]
  10. Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing. ^ [10]
  11. Indien concentraties groter dan 1 mg/l worden gevonden, dient de eigenaar een schema als bedoeld in noot 3 voor het onderzoek van deze parameter op te stellen. Het ten aanzien van het schema in noot 3 bepaalde is van overeenkomstige toepassing. ^ [11]
  12. Te onderzoeken op a-HCH, t-HCH en andere organochloorpesticiden, alsmede aanverwante stoffen indien er aanwijzingen zijn dat deze in het water ter plaatse kunnen voorkomen. ^ [12]
  13. Indien er aanwijzingen zijn dat deze parameter in voor de volksgezondheid ongewenste hoeveelheden in het water kan voorkomen, dient de eigenaar een schema voor het onderzoek daarvan op te stellen. Het schema behoeft de goedkeuring van de inspecteur. Het onderzoek dient overeenkomstig het goedgekeurde schema te worden uitgevoerd. Artikel 17 is op beslissingen van de inspecteur te dezer zake van toepassing. ^ [13]
  14. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [14]
  15. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [15]
  16. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [16]
  17. De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de waarnemingen over een kalenderjaar. ^ [17]
  18. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [18]
  19. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [19]
  20. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [20]
  21. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [21]
  22. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [22]
  23. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [23]
  24. De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de waarnemingen over het kalenderjaar en is niet van toepassing op oppervlaktewater dat rechtstreeks verwerkt wordt tot drinkwater. ^ [24]
  25. Ontheffing bij overschrijding van de voor deze parameter genoemde waarden kan worden verleend indien het oppervlaktewater afkomstig is uit meren met een diepte van ten hoogste 20 m, waarin vervanging van het water meer dan een jaar in beslag neemt en waarin geen afvalwater wordt geloosd (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [25]
  26. Ontheffing bij overschrijding van de voor deze parameter genoemde waarden kan worden verleend indien het oppervlaktewater afkomstig is uit meren met een diepte van ten hoogste 20 m, waarin vervanging van het water meer dan een jaar in beslag neemt en waarin geen afvalwater wordt geloosd (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [26]
  27. De aangegeven waarde betreft het rekenkundig gemiddelde van de waarnemingen over het kalenderjaar en is niet van toepassing op oppervlaktewater dat rechtstreeks verwerkt wordt tot drinkwater. ^ [27]
  28. Ontheffing bij overschrijding van de voor deze parameter genoemde waarden kan worden verleend indien het oppervlaktewater afkomstig is uit meren met een diepte van ten hoogste 20 m, waarin vervanging van het water meer dan een jaar in beslag neemt en waarin geen afvalwater wordt geloosd (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [28]
  29. Ontheffing bij overschrijding van de voor deze parameter genoemde waarden kan worden verleend indien het oppervlaktewater afkomstig is uit meren met een diepte van ten hoogste 20 m, waarin vervanging van het water meer dan een jaar in beslag neemt en waarin geen afvalwater wordt geloosd (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [29]
  30. Overschrijding van deze waarde is toegestaan als deze het gevolg is van uitzonderlijke weersomstandigheden (art. 17d, onder b). Bovendien kan ontheffing bij overschrijding van deze waarde worden verleend indien de overschrijding het gevolg is van uitzonderlijke geografische omstandigheden (art. 17e, tweede lid, onder b). ^ [30]
  31. Van de waarnemingen, verricht gedurende de laatste 12 maanden. ^ [31]
  32. Van de waarnemingen, verricht gedurende de laatste 12 maanden. ^ [32]
  33. Van de waarnemingen, verricht gedurende de laatste 12 maanden. ^ [33]
Naar boven