Beschikking ingevolge artikel 4 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (vermoedelijk overlijden)

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 28-11-1996 t/m heden

Beschikking ingevolge artikel 4 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (vermoedelijk overlijden)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

Gelet op artikel 4 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet,

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Voor de toepassing van de Algemene nabestaandenwet wordt iemand vermoed te zijn overleden, wanneer hij gedurende één jaar afwezig is, zonder dat er bericht is ingekomen, waaruit blijkt, dat hij in leven is, of wanneer er één jaar verlopen is na de dag, waarop hij volgens de laatste tijding nog in leven was, een en ander mits de omstandigheden zijn dood waarschijnlijk maken.

  • 2 Ingeval iemand zich aan boord van een vaartuig bevond en hij vermist is ter gelegenheid van een noodlottige gebeurtenis aan dat vaartuig, aan een deel van de bemanning of passagiers overkomen, wordt hij, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, vermoed te zijn overleden, wanneer gedurende drie maanden na het tijdstip, waarop die gebeurtenis heeft plaatsgevonden of geacht moet worden te hebben plaatsgevonden, geen bericht is ingekomen, waaruit blijkt, dat hij in leven is.

    Onder vaartuig is mede begrepen een luchtvaartuig.

  • 3 Ingeval iemand wegens omstandigheden in verband met de tweede wereldoorlog is vermist en het bepaalde in het vorige lid niet op hem van toepassing is, wordt hij, ook zonder dat overigens omstandigheden aanwezig zijn, welke zijn dood waarschijnlijk maken, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, vermoed te zijn overleden.

Artikel 2

  • 1 Uit de omstandigheden wordt afgeleid, welke dag als dag van vermoedelijk overlijden moet worden vastgesteld.

  • 2 Wanneer iemand vermist is ter gelegenheid van een noodlottige gebeurtenis, als bedoeld in het tweede lid van artikel 1, en vermoed wordt te zijn overleden, wordt als dag van het vermoedelijk overlijden aangenomen de dag, waarop die gebeurtenis heeft plaatsgevonden of geacht moet worden te hebben plaatsgevonden.

  • 3 Wanneer iemand zich aan boord van een vaartuig of een luchtvaartuig bevond, waaromtrent gedurende een jaar geen bericht is ingekomen, en hij vermoed wordt te zijn overleden, wordt de dag van het vermoedelijk overlijden gesteld op de dag, volgende op die, waarop volgens de laatste tijding het vaartuig of het luchtvaartuig nog bestond, en indien van geen tijding blijkt, op de dag, volgende op die, waarop het vaartuig of het luchtvaartuig het laatste in zee gestoken, onderscheidenlijk opgestegen is.

  • 4 Wanneer iemand wegens omstandigheden in verband met de tweede wereldoorlog is vermist en ingevolge het derde lid van artikel 1 vermoed wordt te zijn overleden, wordt als dag van het vermoedelijk overlijden aangenomen de eerste januari van het vijfde kalenderjaar, volgende op dat, in de loop waarvan voor het laatst van het bestaan van de vermiste bleek, met dien verstande, dat het vermoedelijk overlijden niet op een vroegere datum dan op 1 januari 1950 wordt gesteld.

Overgangsbepaling

Artikel 3

Wanneer op de dag, waarop de artikelen 8 en 13 van de Algemene Weduwen- en Wezenwet in werking treden, reeds voor de toepassing van de Invaliditeitswet van iemand het vermoedelijk overlijden, alsmede de dag van dat overlijden zijn vastgesteld, geldt deze vaststelling tevens voor de toepassing van de Algemene Weduwen- en Wezenwet.

's-Gravenhage, 13 juli 1959

De

staatssecretaris

voornoemd,

B. Roolvink

Naar boven