Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "Onze Minister", Onze Minister
van Verkeer en Waterstaat.
Het bepaalde in de artikelen 5, 6, eerste lid, 19, tweede lid, 20, 21, 22 en 23 van dit besluit is niet van toepassing op de door of vanwege de Gouverneur van Curaçao,
onderscheidenlijk Sint Maarten benoemde ambtenaren van de Scheepvaartinspectie. De
in de artikelen behandelde onderwerpen worden, voor zover het betreft de door of vanwege
de Gouverneur van Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten benoemde ambtenaren, geregeld
bij landsverordening of landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
-
1 De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie dragen de titel van Inspecteur-Generaal,
Hoofdinspecteur, Inspecteur, Adjunct-Inspecteur, Expert, Adjunct-Expert, Scheepsbouwkundig
Adviseur, Scheepsbouwkundig Hoofdingenieur en Scheepsbouwkundig Ingenieur.
-
2 De Inspecteur-Generaal, in dit besluit verder te noemen Hoofd van de Scheepvaartinspectie,
is verantwoordelijk voor en belast met de algemene leiding van de dienst der Scheepvaartinspectie,
onder de bevelen van Onze Minister.
-
3 Onze Minister wijst elke ambtenaar van de Scheepvaartinspectie een standplaats aan.
Voor zover het betreft de door of vanwege de Gouverneur van Curaçao, onderscheidenlijk
Sint Maarten benoemde ambtenaren, geschiedt deze aanwijzing door of vanwege de Gouverneur
van Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten.
Ten aanzien van alle schepen, waar deze zich ook bevinden, hetzij in het binnenland,
hetzij in het buitenland zijn de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie belast met:
De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie leggen bij de aanvaarding van hun ambt in
handen van Onze Minister de eed of de belofte af, dat zij de plichten van hun ambt
getrouw zullen vervullen.
-
1 Behoudens het bepaalde in artikel 61, derde lid, van het Algemeen Rijksambtenaren
Reglement mogen de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie, tenzij met bijzondere vergunning
van Onze Minister, geen particuliere betrekking waarnemen, onder welke benaming of
van welke aard ook, en geen opdracht aanvaarden tot het verrichten van werkzaamheden
ten behoeve van derden.
-
2 De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie en de ambtenaren van andere diensttakken,
die ter beschikking van de dienst der Scheepvaartinspectie zijn gesteld, mogen rechtstreeks
noch middellijk deelnemen aan scheepvaart- of aanverwante ondernemingen.
Voor het toezicht op de naleving worden in Nederland de volgende districten gevormd:
-
a. het eerste district, omvattende:
de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland benoorden de spoorlijn Leiden-Utrecht, Utrecht,
Noord-Brabant beoosten de spoorlijn 's-Hertogenbosch-Tilburg, Gelderland en Limburg;
-
b. het tweede district, omvattende:
de provincies Zuid-Holland bezuiden de spoorlijn Leiden-Utrecht, Zeeland en Noord-Brabant
bewesten de spoorlijn 's-Hertogenbosch-Tilburg;
-
c. het derde district, omvattende:
de provincies Groningen, Friesland, Drente en Overijssel;
-
d. het vierde district, omvattende:
geheel Nederland, doch alleen voor zover het de zeevissersvaartuigen betreft.
-
1 Het toezicht op de naleving wordt uitgeoefend onder leiding van een door Onze Minister
voor elk district aangewezen ambtenaar van de Scheepvaartinspectie (Districtshoofd),
onder wiens bevelen de andere ambtenaren van het district werkzaam zijn.
Het toezicht op de naleving in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten wordt uitgeoefend
onder leiding van een door of vanwege de Gouverneur van Curaçao, onderscheidenlijk
Sint Maarten aangewezen ambtenaar van de Scheepvaartinspectie (Hoofd van de Scheepvaartinspectie
in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten) onder wiens bevelen de andere ambtenaren
aldaar werkzaam zijn.
-
2 Bij ontstentenis van het Districtshoofd wordt deze door een door het Hoofd van de
Scheepvaartinspectie aangewezen ambtenaar vervangen. Bij ontstentenis van het Hoofd
van de Scheepvaartinspectie in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten wordt deze
vervangen door een door of vanwege de Gouverneur van Curaçao, onderscheidenlijk Sint
Maarten aangewezen ambtenaar.
-
4 De bemoeiingen van het Districtshoofd en van de aan hem toegevoegde ambtenaren van
de Scheepvaartinspectie strekken zich uit over alle schepen, welke in het district,
waarin zij geplaatst zijn, thuisbehoren, dan wel zich aldaar bevinden. De bemoeiingen
van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten
en van de aan hem toegevoegde ambtenaren van de Scheepvaartinspectie strekken zich
uit over alle schepen die zijn voorzien van een zeebrief van de Nederlandse Antillen
en over alle schepen die zich in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten bevinden.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie is, indien het in het belang van de uitoefening
van de dienst wenselijk is, bevoegd:
-
a. aan ambtenaren van het eerste, tweede en derde district het toezicht op te dragen
op tot het vierde district behorende zeevissersvaartuigen in plaatsen binnen het district,
waarin hun standplaats is gelegen;
-
b. aan ambtenaren van het vierde district het toezicht op de naleving op te dragen op
schepen, geen zeevissersvaartuigen zijnde, in plaatsen binnen het eerste, tweede of
derde district, al naar gelang de standplaats van de betrokken ambtenaar;
-
c. aan ambtenaren van het eerste, tweede, derde of vierde district werkzaamheden op te
dragen in een ander district;
-
d. aan ambtenaren van het eerste, tweede of derde district het toezicht op te dragen
op schepen voorzien van een zeebrief van Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten;
-
e. aan ambtenaren in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten het toezicht op te dragen
op schepen thuisbehorende in een der districten in Nederland;
-
f. aan ambtenaren welke aan hem zijn toegevoegd werkzaamheden op te dragen in een der
onder c genoemde districten, dan wel hen ter beschikking te stellen van het Districtshoofd.
-
1 De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie houden doorlopend toezicht op de toestand
waarin de schepen waarover hun bemoeiingen zich uitstrekken, zich bevinden, op hun
uitrusting, belading en bemanning in zoverre het toezicht op deze zaken bij en krachtens
de Schepenwet is voorgeschreven.
-
5 Zij zijn bevoegd zich alle in het Schepenbesluit 1965 genoemde voorwerpen te doen vertonen, inzage te nemen van de dagboeken, van de registers
van waarnemingen betreffende kompassen en tijdmeters, van de certificaten en bewijzen,
afgegeven bij het onderzoeken van lantaarns, instrumenten, enz. en in het algemeen
van alle bescheiden welke kunnen dienen om te beoordelen of de voorschriften zijn
of worden nageleefd.
-
6 Ter juiste beoordeling en toepassing van het voorkomende in Hoofdstuk IV van het Schepenbesluit 1965 zal zo nodig, en meer in het bijzonder op scheepsbouwkundig gebied, het advies van
de Scheepsbouwkundig Adviseur of van diens vervanger worden ingewonnen.
-
7 In geval van twijfel of de voorschriften van de artikelen 95, 96, 97 en 100, van het Schepenbesluit 1965 behoorlijk worden nageleefd, wordt door hen de voorlichting ingeroepen van een door
Onze Minister aangewezen bevoegd persoon, dan wel van een door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie
erkende deskundige, al naar gelang van deze personen in bovengenoemde artikelen melding
wordt gemaakt.
-
9 De ambtenaren van andere diensttakken, die ter beschikking van de dienst der Scheepvaartinspectie
zijn gesteld, gedragen zich naar de in het eerste tot en met het vijfde lid gegeven
voorschriften, met dien verstande, dat zij hun bemoeiingen slechts uitstrekken tot
de werkzaamheden, waarvoor zij zijn aangewezen.
-
1 Bemerkt een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie of een ambtenaar van een andere
diensttak, die ter beschikking van de dienst der Scheepvaartinspectie is gesteld,
dat aan een of meer voorschriften niet is voldaan, dan maakt hij de kapitein hierop
opmerkzaam.
-
2 Blijkt hem uit het ontvangen antwoord, dat het voornemen niet bestaat, aan de opmerking
gevolg te geven, is de tijd van vertrek van het schip zo na op handen, dat wellicht
de tijd hiervoor zal ontbreken of ziet hij bij een nader bezoek, dat er nog geen gevolg
aan gegeven is, dan handelt hij onverwijld overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de Schepenwet.
-
1 De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie en de ambtenaren van andere diensttakken,
die ter beschikking van de dienst der Scheepvaartinspectie zijn gesteld, zijn verplicht
van alle belangrijke zaken, welke zich bij hun inspecties voordoen, aantekening te
houden en daarvan geregeld mededeling te doen aan hun onmiddellijke chef.
-
4 Indien een schip uit hun district naar een ander wordt overgebracht, dan wel het
toezicht op de naleving op bepaalde schepen wordt opgedragen aan het Hoofd van een
ander district, worden de van deze schepen beschikbare gegevens aan dit Districtshoofd
overgedragen, waarbij op bijzonderheden wordt gewezen. Het bepaalde in dit lid is
van overeenkomstige toepassing voor gevallen waarbij het toezicht op de naleving van
een schip uit een der districten wordt opgedragen aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie
in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten onderscheidenlijk het toezicht op de naleving
van een schip voorzien van een zeebrief van Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten
wordt opgedragen aan een der Districtshoofden in Nederland.
Wanneer een Districtshoofd dan wel het Hoofd van de Scheepvaartinspectie in Curaçao,
onderscheidenlijk Sint Maarten van oordeel is, dat het nodig zal zijn een schip te
doen dokken of op andere wijze te doen droogzetten, geeft hij hiervan zo tijdig mogelijk
kennis aan de eigenaar en de kapitein, opdat deze bij het regelen der werkzaamheden
hiermede rekening kunnen houden.
Wanneer een Districtshoofd dan wel het Hoofd van de Scheepvaartinspectie in Curaçao,
onderscheidenlijk Sint Maarten verneemt, dat in de gevallen bedoeld in artikel 11, eerste lid, meningsverschil bestaat tussen de ambtenaar en de kapitein of de eigenaar, dan stelt
hij zich op de hoogte en tracht overeenstemming te bereiken, teneinde verdere moeilijkheden
te voorkomen.
-
1 Wanneer een Districtshoofd dan wel het Hoofd van de Scheepvaartinspectie in Curaçao,
onderscheidenlijk Sint Maarten van oordeel is dat gevaarlijke stoffen op ongeoorloofde
wijze zijn geladen of de stabiliteit van het schip gevaar loopt door ondoelmatige
belading, kan hij de lading geheel of gedeeltelijk doen lossen dan wel, met inachtneming
van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, een stabiliteitsproef doen nemen.
Een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie die werkzaam is onder de bevelen van een
Districtshoofd dan wel van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie in Curaçao, onderscheidenlijk
Sint Maarten, zal deze maatregel slechts kunnen nemen na machtiging van zijn onmiddellijke
chef.
-
2 Tot het nemen van een stabiliteitsproef, hetzij met het ledige, hetzij met het geladen
schip, zal intussen niet worden overgegaan voordat de Scheepsbouwkundig Adviseur of
diens vervanger is geraadpleegd.
-
3 In de in het eerste lid bedoelde gevallen, zomede in het geval bedoeld in artikel 14, wordt onverwijld mededeling gedaan aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. Hierbij
wordt tevens vermeld of van de zijde van de eigenaar of van de kapitein tegen de lastgeving
bezwaar is gemaakt. De werking van de lastgeving wordt opgeschort totdat de bezwaar-
of beroepstermijn is verstreken of, indien bezwaar of beroep is ingesteld, op het
bezwaar onderscheidenlijk beroep is beslist.
-
4 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid en de laatste zin van het derde lid
van dit artikel, kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie in Curaçao, onderscheidenlijk
Sint Maarten nalaten de Scheepsbouwkundig Adviseur te raadplegen, onderscheidenlijk
een beslissing van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie af te wachten, indien daardoor
naar zijn mening ongewenst oponthoud zou ontstaan.
Artikel 17
[Vervallen per 01-11-1971]
Jaarlijks zendt het Hoofd van de Scheepvaartinspectie aan Onze Minister een gedrukt
verslag betreffende de werking en de toepassing van de wettelijke voorschriften en
de gang van de dienst in de districten en in Curaçao, onderscheidenlijk Sint Maarten,
aangevuld met statistische opgaven.
-
1 Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie is bevoegd binnenlands die reizen te doen, welke
voor de goede uitoefening van de hem opgedragen dienst noodzakelijk zijn. Het Hoofd
van de Scheepvaartinspectie kan de aan hem toegevoegde ambtenaren machtigen tot een
gelijk doel. Voor reizen buiten Nederland dient vooraf toestemming van Onze Minister
te zijn verkregen.
-
2 De Hoofden van de districten zijn bevoegd binnenlands die reizen te doen, welke voor
de goede uitoefening van de hun opgedragen dienst noodzakelijk zijn. De Districtshoofden
kunnen de onder hun bevelen staande ambtenaren van de Scheepvaartinspectie machtigen
tot een gelijk doel.
Voor reizen buiten Nederland moet vooraf de toestemming van Onze Minister of, wanneer
de reis niet op kosten van het Rijk geschiedt, van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie
zijn verkregen.
-
1 De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie en de ambtenaren van andere diensttakken,
die ter beschikking van de dienst der Scheepvaartinspectie zijn gesteld, doen onverminderd
het bepaalde bij artikel 159 van het Wetboek van Strafvordering, een afschrift van de door hen opgemaakte processen-verbaal - de ambtenaren onder
de bevelen van een Districtshoofd werkzaam, door diens tussenkomst - toekomen aan
het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
Bij de uitoefening van hun ambt zijn de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie steeds
voorzien van een hun door Onze Minister af te geven legitimatiekaart.
De in artikel 81, onder a en c, van het Algemeen Rijksambtenaren Reglement genoemde straffen kunnen door het Hoofd
van de Scheepvaartinspectie worden opgelegd; die genoemd onder j en k van dat artikel worden opgelegd door het gezag, dat bevoegd is tot benoeming tot
het door de betrokkene beklede ambt en de overige in dat artikel genoemde straffen
door Onze Minister.
Dit besluit kan worden aangehaald onder de titel van "Instructie Ambtenaren Scheepvaartinspectie".
Ons besluit van de 17de december 1932 (Stb. nr. 620), zoals dat sedert is gewijzigd, wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking in Nederland en de Nederlandse Antillen met ingang van
de dag na de datum van uitgifte onderscheidenlijk van het Staatsblad en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen, waarin het wordt geplaatst.