Beroepsreglement

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1960. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Besluit van 1 augustus 1956, ter uitvoering van de Beroepswet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 20 juni 1956, Afdeling Wetgeving, No. 241/656;

Gelet op de artikelen 10, 24, 28-30, 54, 55, 104-106, 130, 132 en 144 der Beroepswet (Stb. 1955, 47);

De Raad van State gehoord (advies van 3 juli 1956, no. 19);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 31 juli 1956, Afdeling Wetgeving, no. 285/656;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Raden van Beroep

Hoofdstuk II. De Centrale Raad van Beroep

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 28a

  • 1 De rang van ouderdom van dienst tussen hen die eenzelfde ambt bekleden, wordt geregeld naar de dagtekening en zo nodig naar het nummer van de besluiten van benoeming.

  • 2 Zijn verscheidene personen tot éénzelfde ambt benoemd bij één besluit, dan wordt de rang van ouderdom geregeld naar de volgorde waarin zij in het besluit worden genoemd.

Artikel 30

Zij die de Centrale Raad van Beroep als griffier bijstaan, dragen hetzelfde costuum als de overeenkomstige ambtenaren van een gerechtshof.

Artikel 31

De president roept, zo dikwijls hij zulks nodig acht, de Centrale Raad van Beroep in algemene vergadering bijeen. Zoveel mogelijk wonen alle senior raadsheren en raadsheren de vergadering bij.

Artikel 32

In de gevallen waarin van Onzentwege bij de Centrale Raad van Beroep bericht of advies wordt ingewonnen, zal het antwoord worden vastgesteld in een algemene vergadering.

§ 2. De griffie

Artikel 38

De griffier is hoofd van de griffie. Voor zover hij niet optreedt tot bijstand van de rechter in diens verrichtingen, is hij verplicht de voorschriften te volgen, welke hem door Onze Minister van Veiligheid en Justitie worden gegeven.

Artikel 39

De griffier regelt de inrichting der administratie. Hij beheert het archief.

Artikel 41

De griffier heeft de zorg voor de huisvesting van het college, voor de inboedel, de boekerij, de huishoudelijke dienst en de bij het college in behandeling zijnde stukken. Hij pleegt daaromtrent geregeld overleg met de president.

Artikel 43

De griffie is op de dagen waarop terechtzittingen worden gehouden ten behoeve van de bij die zittingen betrokken procespartijen en hun advocaten en gemachtigden tenminste een kwartier voor de aanvang van een zitting en een kwartier na afloop daarvan geopend.

Artikel 44

  • 1 De terechtzittingen, andere bijeenkomsten en verhoren worden bijgewoond door de griffier. Deze maakt zodanige aantekeningen als door de wet of de rechter worden gevorderd.

  • 2 De griffier geeft ook overigens aan de rechter in al diens ambtsverrichtingen alle door deze gewenste bijstand.

  • 3 De werkzaamheden, bedoeld in dit artikel, worden tussen de griffier, de substituut-griffiers en de plaatsvervangende griffiers verdeeld bij een rooster, vastgesteld door de griffier in overleg met de president. Bij ontstentenis van degene, die ingevolge de rooster met enige werkzaamheid is belast, wijst de griffier een vervanger aan.

Artikel 46

Bij ontstentenis van de griffier treedt als hoofd van de griffie op een substituut-griffier, dan wel bij ontstentenis van dien een plaatsvervangende griffier, een en ander volgens een rooster door de griffier opgemaakt in overleg met de president. Bij gebreke van een zodanige voorziening wijst Onze Minister van Veiligheid en Justitie de substituut- of plaatsvervangende griffier aan, die optreedt als hoofd van de griffie.

Hoofdstuk IV. Voorbereidend onderzoek

Hoofdstuk VI. Vaste deskundigen

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

het Loo , 1 augustus 1956

JULIANA.

De Minister van Justitie,

J. C. VAN OVEN.

Uitgegeven de zevende augustus 1956.

De Minister van Justitie,

J. C. VAN OVEN.

Naar boven