Wet van 27 maart 1936, tot overbrenging van de consignatiekas voor het bewaren van
effecten aan toonder naar de Nederlandsche Bank
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is de consignatiekas voor
het bewaren van effecten aan toonder, bedoeld in de artikelen 391, 392 en 397 van
het Burgerlijk Wetboek, te doen houden door de Nederlandsche Bank;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: