Uitvoeringsbesluit wet strandvonderij

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 10-07-2002 t/m heden

Besluit van 18 december 1933, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, ter uitvoering van de wet op de strandvonderij van 27 juli 1931, Stb. 321

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de gemeenschappelijke voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Waterstaat van 20 April 1933, 1ste afdeeling C, n°. 878, en van 25 April 1933, afdeeling Vervoer- en Mijnwezen, La. C;

Den Raad van State gehoord (advies van 30 Mei 1933, n°. 31);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 6 December 1933, 1ste Afdeeling C, n°. 893 en van 13 December 1933, La. K., Afdeeling Vervoer- en Mijnwezen;

Gelet op de artikelen 21 en 23 van de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931 (Staatsblad n°. 321);

Hebben goedgevonden en verstaan:

met ingang van den dag, waarop de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931 (Staatsblad n°. 321) in werking treedt, de volgende bepalingen vast te stellen:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

"de Wet", de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931 (Staatsblad n°. 321);

"Onze Minister", Onze Minister van Waterstaat.

Artikel 2

  • 1 Voor de toepassing van de Wet worden de Dollart, de Eems, de Lauwerszee, de Waddenzee en het IJsselmeer in hun geheel, de Doorgraving, het Scheur, de Westgeul, de Oude- en Nieuwe Maas en de Dordtse Kil, het Malle Gat en de Krabbegeul in hun geheel, alsmede de overige Zuidhollandse en Zeeuwse stromen, begrensd in het noorden door de noordelijke oever van het Haringvliet, het Vuile Gat en het Hollands Diep tot de spoorbrug bij Moerdijk, in het oosten door het vasteland van Noord-Brabant van genoemde spoorbrug tot de Nederlands-Belgische grens, in het zuiden door de Nederlands-Belgische grens in de Schelde en door het vasteland van Zeeuws-Vlaanderen, beschouwd tot de zee en de stranden en oevers daarvan tot het zeestrand te behoren.

  • 2 Onder de in het vorige lid bedoelde wateren zijn begrepen de daaraan gelegen havens, mits zij daarmede in vrije verbinding staan.

Artikel 3

Een door Ons daartoe bijzonderlijk te benoemen persoon treedt instede van den burgemeester als strandvonder op te:

Dordrecht;

's-Gravenhage;

Rotterdam met uitzondering van het deel der gemeente, dat vormt Hoek van Holland in den zin der wet van 31 December 1913 (Staatsblad n°. 469);

Rotterdam voor het deel der gemeente, dat vormt Hoek van Holland in den zin der wet van 31 December 1913 (Staatsblad n° 469).

Artikel 4

  • 1 De in het vorige artikel bedoelde strandvonders leggen, alvorens in dienst te treden, in handen van Onzen Commissaris in de provincie den eed af, dat zij met trouw, ijver en nauwgezetheid de voorschriften betrekkelijk de strandvonderij zullen in acht nemen en de belangen der rechthebbenden op de gestrande of aangespoelde zaken zullen behartigen.

  • 2 Tijdens hun dienst dragen zij een herkenningsteeken hun door Onzen Commissaris te verschaffen.

Artikel 5

Het bepaalde bij het vorige artikel geldt mede ten aanzien van de ingevolge artikel 3 der Wet aangestelde hulpstrandvonders.

Artikel 6

Alle strandvonders gedragen zich naar de instructie voor hen door Onzen Minister vast te stellen.

Artikel 7

  • 1 Het door de strandvonder ingevolge artikel 11 der Wet te houden dagregister moet door of vanwege Onze Commissaris in de provincie zijn genummerd en gewaarmerkt.

  • 2 De strandvonder teekent daarin al wat in zijn ambtsgebied met betrekking tot de strandvonderij voorvalt op den dag, waarop het plaats heeft, op. Hij vermeldt daarbij de zaken, welke onder zijn beheer zijn gekomen met de daarop bevonden merken en onderscheidingsteekenen.

  • 3 Kan een en ander niet denzelfden dag geschieden, dan maakt hij daarvan in het register melding onder opgave der redenen; hij gaat dan tot de beschrijving over zoodra die redenen hebben opgehouden te bestaan.

  • 4 De in het register gemaakte aanteekeningen worden elken dag gesloten en door den strandvonder geteekend.

  • 5 Bij het uitbrengen van zijn verslag gedraagt hij zich naar de aanwijzingen, welke terzake door Onze Commissaris mochten worden gegeven.

Artikel 9

  • 1 Het ingevolge artikel 13 der Wet door den strandvonder in rekening te brengen beheerloon wordt, naar de bruto waarde der beheerde zaken, bepaald:

    • 1°. ingeval van verkoop der zaken door den strandvonder, op:

      10% van de eerste

      € 230

      8% van de volgende

      € 230

      6% van de volgende

      € 460

      4% van de volgende

      € 460

      3% van de volgende

      € 460

      2% van hetgeen de

      € 1 840

      te boven gaat;

    • 2°. bij afgifte der zaken aan den rechthebbende of bij verkoop ten overstaan van een ander ambtenaar dan de strandvonder, op:

      8 % van de eerste

      € 230

      6 % van de volgende

      € 230

      4 % van de volgende

      € 460

      3 % van de volgende

      € 460

      2 % van de volgende

      € 460

      1% van hetgeen de

      € 1840

      te boven gaat.

  • 2 Ter zake van de verrichtingen van den hulpstrandvonder wordt afzonderlijk beheerloon niet in rekening gebracht.

Artikel 10

  • 1 De strandvonder stelt onder de ingevolge artikel 19 der Wet aan Gedeputeerde Staten in te zenden rekening en verantwoording de volgende door hem te teekenen verklaring:

    "De ondergeteekende verklaart, dat de vorenstaande rekening en verantwoording, voor zooveel hem bekend is, deugdelijk en te goeder trouw is ingericht; dat al de zaken en gelden, ter zake der bij deze rekening verantwoorde berging onder hem of zijne ondergeschikten gekomen, zonder uitzondering in deze rekening verantwoord zijn; dat daarvan niets door hem noch, zooveel hem bekend is, door zijne ondergeschikten is verzwegen of achtergehouden."

  • 2 De strandvonder gedraagt zich wijders bij de inrichting der rekening en verantwoording naar de aanwijzingen, welke door Gedeputeerde Staten ter zake mochten worden gegeven.

Artikel 11

De strandvonder verstrekt aan iederen belanghebbende op diens verzoek een voor eensluidend geteekend afschrift van de rekening en verantwoording tegen den kostenden prijs.

Artikel 12

  • 1 Alvorens over te gaan tot den verkoop van zich onder zijn beheer bevindende drogerijen, chemicaliën of levensmiddelen, behoeft de strandvonder toestemming van de Voedsel en Waren Autoriteit.

  • 2 Uit deze toestemming blijkt of de zaken, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor verkoop in aanmerking komen.

  • 3 Voor het onderzoek zijn de kosten verschuldigd volgens het tarief, hetwelk voor bijzondere onderzoekingen, door den keuringsdienst verricht, is vastgesteld door den raad der centrale gemeente of door het bestuur der provincie.

  • 4 De keuring blijft achterwege, indien de vermoedelijke waarde der zaken geringer is dan de kosten, aan het onderzoek verbonden, zouden bedragen.

Artikel 13

  • 1 Ontplofbare stoffen genoemd in artikel 1 van het op de wet van 26 April 1884 (Staatsblad n°. 81) gegronde Reglement op het vervoer van ontplofbare stoffen mogen door den strandvonder niet worden verkocht dan met toestemming van Onzen Minister.

  • 2 Schietwapens en munitie in den zin van de Wet wapens en munitie (Stb. 1986, 41) mogen door den strandvonder niet worden verkocht dan met toestemming van Onzen Minister van Justitie.

  • 3 Sera en vaccins, waarop de wet op sera en vaccins 1927 (Staatsblad n°. 91) van toepassing is, alsmede de stoffen genoemd in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet 1928 (Staatsblad n°. 167) mogen door den strandvonder niet worden verkocht dan met toestemming van Onzen Minister van Sociale Zaken.

Artikel 14

  • 1 Zaken als bedoeld in artikel 12, welke niet voor verkoop in aanmerking komen, zoomede de zaken bedoeld in artikel 13, voor welke geen toestemming tot verkoop wordt verkregen, worden door of op last van den strandvonder vernietigd, zoo noodig met medewerking van een deskundige.

  • 2 Hetzelfde geschiedt met de op grond van het bepaalde in artikel 12, vierde lid, ongekeurd gebleven drogerijen, chemicaliën en levensmiddelen.

Artikel 15

Met zaken, welke op anderen grond dan in het vorige artikel bedoeld onverkoopbaar blijken, handelt de strandvonder overeenkomstig de aanwijzingen van Gedeputeerde Staten.

Artikel 16

De kennisgeving, ingevolge artikel 7 der Wet aan den bevoegden consulairen ambtenaar te doen, geschiedt bij voorkeur telefonisch of telegrafisch.

Artikel 17

  • 1 In een geval, als bedoeld bij artikel 7 der Wet, zal de strandvonder, nevens de algemeene bepalingen omtrent de strandvonderij, hebben te letten op de bijzondere bepalingen, welke ter zake bij verdrag zijn overeengekomen tusschen Nederland en den vreemden Staat, waartoe het schip, dat schipbreuk heeft geleden, behoort.

  • 2 In geval van twijfel nopens de te volgen gedragslijn wendt hij zich tot Onzen Minister.

Artikel 18

Indien op de Nederlandse kust een vreemd schip schipbreuk lijdt, behorende tot een Staat, met welke een verdrag geldt volgens hetwelk de nodige maatregelen kunnen worden genomen door de consulaire ambtenaar van die vreemde Staat, vinden de volgende drie artikelen toepassing. Iedere strandvonder ontvangt jaarlijks van Onze Minister een lijst van de namen, adressen en ressorten van bovenbedoelde hier te lande gevestigde consulaire ambtenaren.

Artikel 19

In een geval als bedoeld bij het vorige artikel laat de strandvonder de leiding van de hulpverleening over aan den consulairen ambtenaar van den vreemden Staat, zoodra deze aanwezig is en de leiding op zich wenscht te nemen.

Artikel 20

  • 1 De strandvonder stelt de door de redders te zijner beschikking gestelde zaken, afkomstig van eene schipbreuk, als bedoeld bij artikel 18, zijnerzijds onverwijld ter beschikking van den consulairen ambtenaar, mits deze de voldoening waarborgt van de ingevolge het Nederlandsche recht aan de redders, voorzoover niet behoorende tot de bemanning van het schip, verschuldigde hulploonen.

  • 2 Neemt de consulaire ambtenaar het beheer ingevolge het vorige lid over, dan geniet de strandvonder geen beheerloon. Hij kan echter den consulairen ambtenaar de noodzakelijk gemaakte kosten in rekening brengen. Deze rekening behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Artikel 21

  • 1 Neemt de consulaire ambtenaar het beheer der in het vorige artikel bedoelde zaken niet over en blijven deze dus ter beschikking van den strandvonder, dan handelt deze met de zaken overeenkomstig de algemeene bepalingen.

  • 2 Echter zal hij het batig saldo stellen in handen van den consulairen ambtenaar. Weigert deze de ontvangst, dan volgt consignatie.

Artikel 22

  • 1 De strandvonder zal het bepaalde bij de artikelen 20 en 21 mede volgen, wanneer het op de Nederlandse kust schipbreuk lijdende schip behoort tot een vreemde Staat, met welke een verdrag geldt volgens hetwelk de zaken, indien deze niet aan de rechthebbenden worden afgegeven, ter beschikking van de consulaire ambtenaar worden gesteld.

  • 2 Iedere strandvonder ontvangt jaarlijks van Onze Minister een lijst van de namen, adressen en ressorten van de in het vorige lid bedoelde hier te lande gevestigde consulaire ambtenaren.

Artikel 23

Het Koninklijk besluit van 23 Augustus 1852 (Staatsblad n°. 141), laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van 6 Maart 1891 (Staatsblad n°. 72), en het Koninklijk besluit van 25 Maart 1854 (Staatsblad n°. 18) vervallen.

Onze voornoemde Ministers zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, den 18den December 1933

WILHELMINA.

De Minister van Waterstaat,

KALFF.

De Minister van Justitie,

VAN SCHAIK.

Uitgegeven den acht en twintigsten December 1933.

De Minister van Justitie,

VAN SCHAIK.

Naar boven