Militaire Ambtenarenwet 1931

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 30-04-2003

Wet van den 19den December 1931, houdende regelen betreffende den rechtstoestand van de militaire ambtenaren

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat regelen betreffende den rechtstoestand van de militaire ambtenaren van zee- en landmacht behooren te worden gesteld;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel I. Algemeene bepaling

Artikel 1

  • 1 Militaire ambtenaren zijn zij, die zijn aangesteld in militaire openbare dienst om bij de zeemacht, de landmacht of de luchtmacht werkzaam te zijn.

  • 2 Onder militaire ambtenaren begrijpt deze wet mede het reserve-personeel van de zeemacht, de landmacht en de luchtmacht hetwelk niet valt onder het voorgaande lid.

  • 3 Tenzij het tegendeel blijkt, zijn in deze wet onder militaire ambtenaren gewezen militaire ambtenaren begrepen.

  • 4 Voor de toepassing van deze wet wordt onder werkelijke dienst verstaan: de tijd gedurende welke de militaire ambtenaar:

    • a. is aangesteld bij het beroepspersoneel van de zeemacht, de landmacht of de luchtmacht en hij niet op non-activiteit is gesteld en hem geen buitengewoon verlof van lange duur is verleend;

    • b. behoort tot het reserve-personeel van de zeemacht, de landmacht of de luchtmacht en als zodanig feitelijk onder de wapenen is.

  • 5 Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Defensie.

Titel II. Bezwaar, beroep en klachtrecht

§ 2. Rechtsmacht

Artikel 3

  • 1 In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift dertien weken, indien de belanghebbende zich om redenen van dienst buiten Nederland bevindt.

  • 4 Indien dringende redenen van operationele aard verhinderen dat binnen de in het derde lid bedoelde termijn wordt beslist, kan deze termijn ten hoogste twee keer met drie maanden worden verlengd.

Artikel 4

In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is voor beroepen tegen besluiten op grond van deze wet de rechtbank te 's-Gravenhage bevoegd.

Artikel 5

  • 2 Tot militair lid zijn alleen benoembaar zij die:

    • a. Nederlander en militair ambtenaar of eervol ontslagen militair ambtenaar van de zeemacht, de landmacht of de luchtmacht zijn;

    • b. voor de aanvang van het lopende kalenderjaar de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt.

  • 3 Zij mogen niet:

    • a. sedert meer dan zes jaar uit de militaire dienst zijn ontslagen;

    • b. deel uitmaken van het bestuur of in dienst zijn van een vereniging van militairen. Onder vereniging van militairen is voor de toepassing van deze bepaling een verband van verenigingen en een onderdeel van een vereniging begrepen.

  • 4 Een militair lid wordt door Onze Minister benoemd voor de tijd van vier jaren. Het lid is bij zijn aftreden eenmaal herbenoembaar. Op zijn verzoek wordt het lid door Onze Minister ontslag verleend.

  • 5 In geval van gelijktijdige benoeming geldt als oudstbenoemde het lid wiens naam in het benoemingsbesluit het eerst is vermeld en zo vervolgens. Heeft de benoeming plaats gehad bij verschillende besluiten van gelijke datum, dan wordt het laagst genummerde besluit geacht het eerst te zijn genomen en zo vervolgens.

Artikel 5a

  • 1 Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt het militaire lid de eden of verklaring en beloften af die voor rechterlijke ambtenaren zijn voorgeschreven.

  • 2 De beëdiging geschiedt ten overstaan van de president.

Artikel 5b

Aan de militaire leden wordt een vergoeding toegekend met overeenkomstige toepassing van de regels die gelden voor de rechters-plaatsvervangers.

Artikel 6

In afwijking van artikel 8:12 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank ook aan de commandant van de bodem waarop of het korps of de inrichting waarbij de betrokken militaire ambtenaar dient of heeft gediend, opdragen het vooronderzoek of een gedeelte daarvan te verrichten.

Artikel 7

Indien tijdens de behandeling van een beroep blijkt, dat een samenhangend strafrechtelijk onderzoek of een tuchtproces ingevolge de Wet militair tuchtrecht aanhangig is, wordt de behandeling, tenzij het beroep tegen een voorloopige voorziening is gericht, tot na afloop van dat onderzoek of dat tuchtproces geschorst.

Artikel 8

Een uitspraak van den strafrechter, in kracht van gewijsde gegaan, of ingevolge de Wet militair tuchtrecht in beroep gewezen, waarbij de militaire ambtenaar aan eenig feit is schuldig verklaard, geldt in een militaire ambtenarenzaak als bewijs van dat feit.

Artikel 9

  • 2 Geen klacht kan worden ingediend over besluiten of handelingen ter uitvoering van de Wet militair tuchtrecht.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Titel III. Van middelen tot bewaring en verwerkelijking van recht

Artikel 11

Artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op beschikkingen inzake functietoewijzing, bevordering en aanwijzing voor het volgen van een opleiding.

Titel IV. Bepalingen van materieel recht

Artikel 12

Voor zover deze onderwerpen niet reeds bij of krachtens de wet zijn geregeld, worden voor de militaire ambtenaren bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften vastgesteld betreffende:

  • a. aanstelling;

  • b. het onderzoek naar de geschiktheid en bekwaamheid;

  • c. opleiding;

  • d. bevordering;

  • e. schorsing;

  • f. ontslag;

  • g. diensttijden;

  • h. verlof;

  • i. gezondheidszorg;

  • j. bescherming bij de arbeid;

  • k. woon-, verblijfs- en bereikbaarheidsverplichtingen;

  • l. medezeggenschap;

  • m. bezoldiging en overige militaire inkomsten;

  • n. wachtgeld;

  • o. de melding en de registratie van nevenwerkzaamheden die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken;

  • p. het verbieden van nevenwerkzaamheden waardoor de goede vervulling van de functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd;

  • q. overige rechten en verplichtingen;

  • r. de wijze, waarop met de daarvoor in aanmerking komende vakorganisaties van overheidspersoneel overleg wordt gepleegd over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van militaire ambtenaren, alsmede de gevallen waarin overeenstemming in dat overleg dient te worden bereikt.

Artikel 12a

  • 1 De militaire ambtenaar dient zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens dan wel de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 2 Het eerste lid is, voor wat betreft het recht van vereniging, niet van toepassing op het lidmaatschap van:

    • a. een politieke groepering waarvan de naam of aanduiding is ingeschreven overeenkomstig de artikelen G1 of G2 van de Kieswet;

    • b. een politieke groepering waarvan de naam of aanduiding is ingeschreven overeenkomstig artikel G3 van de Kieswet, en die, indien na de inschrijving verkiezingen zijn gehouden voor de gemeenteraden, aan de laatst gehouden verkiezingen heeft deelgenomen; of

    • c. een vakvereniging.

  • 3 De militaire ambtenaar is verplicht tot geheimhouding van enig gegeven, de dienst betreffende, tegenover een ieder die tot kennisneming daarvan niet bevoegd is, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt.

Artikel 12b

De militaire ambtenaar is niet gehouden tot dienstverrichting op voor hem op grond van zijn godsdienst of levensovertuiging geldende feest- en rustdagen, tenzij het dienstbelang dit onvermijdelijk maakt.

Artikel 12c

  • 1 Een militair ambtenaar, die een functie in een publiekrechtelijk college, waarin hij is benoemd of verkozen, gezien de omvang van de daaruit voortvloeiende werkzaamheden niet gelijktijdig kan vervullen met zijn functie, wordt in verband daarmee op non-activiteit gesteld, tenzij de belangen van de dienst vorderen dat zulks niet geschiedt. Betreffende het doorbetalen van bezoldiging kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld.

  • 2 Indien de militaire ambtenaar in verband met een functie in een publiekrechtelijk college, waarin hij is benoemd of verkozen, niet op non-activiteit is gesteld, wordt hem voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van dit college en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van dit college buitengewoon verlof verleend, tenzij de belangen van de dienst vorderen dat het verlof niet wordt verleend. Betreffende het doorbetalen van bezoldiging kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld.

  • 3 Aan de militaire ambtenaar wordt, tenzij de belangen van de dienst vorderen dat het verlof niet wordt verleend, buitengewoon verlof verleend voor aan te wijzen activiteiten van of voor een vereniging van militairen overeenkomstig regels te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel 12d

  • 1 De militaire ambtenaar is verplicht zich tijdens het verblijf in een gebouw, luchtvaartuig of voertuig alsmede op een vaartuig of een terrein, dat in gebruik is bij of ten behoeve van de krijgsmacht of dat de militaire ambtenaar tot verblijf of gebruik dient bij de vervulling van zijn taak in internationaal verband, te onderwerpen aan een in het belang van de dienst door het bevoegd gezag gelast onderzoek aan zijn lichaam of zijn kleding of van zijn daar aanwezige goederen.

  • 2 Het bevoegd gezag, op wiens last het in het vorige lid bedoelde onderzoek plaats heeft, neemt de nodige maatregelen ten einde daarbij een onredelijke of onbehoorlijke bejegening te voorkomen.

Artikel 12e

Het is de militaire ambtenaar in werkelijke dienst verboden, anders dan met toestemming of in opdracht van Onze Minister, te reizen naar dan wel te verblijven in:

  • a. bij koninklijk besluit aangewezen landen, waarin het verblijf door een militair ambtenaar in werkelijke dienst een bijzonder risico voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat of zijn bondgenoten kan opleveren;

  • b. een land of landsdeel waar feitelijk een gewapend conflict bestaat.

Artikel 12f

Een gewezen militair ambtenaar, die op het tijdstip van ingang van zijn eervol ontslag tenminste vijftien jaar tot het beroeps- of reserve-personeel heeft behoord, behoudt de status van militair ten aanzien van door Onze Minister te bepalen voorrechten, zulks tenzij hij van rechtswege is ontslagen of zich uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd onwaardig heeft gedragen. Bij de bepaling van de termijn van vijftien jaar telt mee de tijd, die betrokkene als dienstplichtige in werkelijke dienst heeft doorgebracht.

Artikel 12g

  • 1 Voor de aanstelling als militair ambtenaar komt, tenzij bij of krachtens algemene maatregel van bestuur anders wordt bepaald, slechts in aanmerking degene die Nederlander is.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van het bepaalde in dit artikel.

Titel V. Overgangs- en slotbepalingen

§ 2. Slotbepalingen

Artikel 16

De artikelen van deze wet treden in werking op een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen verschillend kan worden gesteld.

Artikel 17

Deze wet kan worden aangehaald als "Militaire Ambtenarenwet" met bijvoeging van het jaartal van het Staatsblad, waarin zij wordt afgekondigd.

Lasten en bevelen, dat deze met een indeeling in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize het Loo, den 19den December 1931

WILHELMINA.

De Minister van Defensie,

L. N. DECKERS.

De Minister van Justitie,

J. DONNER.

Uitgegeven den een en dertigsten December 1931.

De Minister van Justitie,

J. DONNER.

Naar boven