Wijzigingswet Wet op de loonbelasting 1964, enz.

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-01-1995 t/m heden

Wet van 23 december 1994, houdende wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Successiewet 1956, de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Invorderingswet 1990 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering naar aanleiding van de herziening van het fiscale regime voor onderhoudsvoorzieningen en bepaalde spaarvormen in de inkomstenbelasting (Aanpassing van de Wet op de loonbelasting 1964 en andere wetten aan Brede Herwaardering)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op de herziening van het fiscale regime voor onderhoudsvoorzieningen en bepaalde spaarvormen in de inkomstenbelasting, wenselijk is te komen tot een aanpassing van de loonbelasting, de vermogensbelasting, het successierecht, de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting en tot een aanpassing van de Invorderingswet 1990 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel VIII

Voor de toepassing van de Wet op de vermogensbelasting 1964 wordt met betrekking tot de kalenderjaren 1993 en 1994 op verzoek onder lijfrente mede begrepen een niet onder artikel 8, vijfde of zesde lid, van die wet, zoals dat artikel luidde in die jaren, vallende aanspraak op een of meer uitkeringen welke aanspraak volgens artikel 45, vierde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wel als een lijfrente wordt aangemerkt, voor zover de ter zake voldane premies voor de heffing van de inkomstenbelasting als persoonlijke verplichtingen in aftrek konden worden gebracht. Op een in de vorige volzin bedoelde aanspraak is artikel 14b, vijfde lid, van de Wet op de vermogensbelasting 1964, zoals dat artikel luidde in de kalenderjaren 1993 en 1994, van overeenkomstige toepassing.

Artikel IX

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.

  • 2 Artikel III is van toepassing indien het overlijden, de schenking of de in artikel 45, derde lid, tweede volzin, of in artikel 53, eerste lid, van de Successiewet 1956 bedoelde gebeurtenis plaatsvindt op of na het tijdstip van zijn inwerkingtreding, zomede indien op of na dat tijdstip krachtens schenking wordt verkregen ten gevolge van de vervulling van een voorwaarde.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 23 december 1994

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Uitgegeven de negenentwintigste december 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven