Wijzigingswet Werkloosheidswet, enz. (aanscherping referte-eisen WW)

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1994. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 01-01-2006 t/m heden

Wet van 22 december 1994, houdende wijziging van de Werkloosheidswet en enkele andere wetten (aanscherping referte-eisen WW)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de toetredingsvoorwaarden voor het recht op uitkering ingevolge de Werkloosheidswet te wijzigen en de duur van de vervolguitkering te verlengen, alsmede in de Werkloosheidswet en enkele andere wetten enige andere wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel III

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel VI

  • 1 De door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming gestelde en door het College van toezicht sociale verzekeringen goedgekeurde regels op grond van artikel 17, vijfde lid, van de Werkloosheidswet, zoals deze regels luiden op de datum vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, gelden als regels op grond van artikel 17a, vierde lid, van de Werkloosheidswet die door het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming zijn gesteld en door Onze Minister op grond van artikel 116, eerste lid, van die wet zijn goedgekeurd.

Artikel XII

  • 1 Indien de eerste dag van werkloosheid ligt voor de datum waarop de onderdelen A tot en met H, K tot en met W, Y en Z van artikel I van deze wet in werking treden, blijven de artikelen van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen zoals deze luidden voor bovenbedoelde datum van toepassing ten aanzien van het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de betaling van de uitkering en de duur en hoogte van de loondervingsuitkering en van de vervolguitkering.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 21, 28, 35a, 35b en 50, derde en vierde lid, van de Werkloosheidswet, zoals deze luiden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen G, J, L en P, tevens van toepassing op een recht op uitkering waarvan de eerste werkloosheidsdag ligt voor de in het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat artikel 21, tweede lid, slechts van toepassing is bij gehele eindiging van dat recht op of na deze datum en dat artikel 35a slechts van toepassing is indien de bedrijfsvereniging de opleiding of scholing noodzakelijk heeft geacht op of na deze datum.

  • 4 De werknemer die ter zake van werkloosheid waarvan de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor 1 maart 1995 slechts recht heeft verkregen op een loondervingsuitkering als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Werkloosheidswet zoals dat artikel luidde voor die datum, en wiens recht op uitkering op of na die datum met toepassing van artikel 52b, derde lid, van de Werkloosheidswet herleeft, heeft na afloop van de loondervingsuitkering recht op verlenging van de uitkering. De periode waarmee de uitkering wordt verlengd is gelijk aan zes maanden minus de bij herleving resterende duur van de loondervingsuitkering. Gedurende de verlenging is de hoogte van de uitkering gelijk aan de hoogte van de kortdurende uitkering waarop de werknemer recht zou hebben gehad indien artikel 52b, derde lid, van de Werkloosheidswet, niet van toepassing zou zijn geweest.

  • 6 Indien het recht op uitkering is ontstaan voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel X, van deze wet, blijft artikel 90 van de Werkloosheidswet, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van dit onderdeel van toepassing op de financiering van de uitkering uit een wachtgeldfonds.

Artikel XIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 22 december 1994

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

Uitgegeven de negenentwintigste december 1994

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven